Overslaan en naar de inhoud gaan

RBAMS 080923 voorste wielrenner schrikt en wijkt uit voor strak aangelijnde hond, tweede botst achterop en rijdt de Amstel in; eigen schuld; bezitter hond niet aansprakelijk

RBAMS 080923 voorste wielrenner schrikt en wijkt uit voor strak aangelijnde hond, tweede botst achterop en rijdt de Amstel in; eigen schuld; bezitter hond niet aansprakelijk

2 De feiten

2.1.

Op zondagmiddag 30 januari 2022 fietsten [eiser 1] en [eiser 2] – advocaten en kantoorgenoten – achter elkaar op hun racefietsen over de Amsteldijk te Amsterdam . [gedaagde] liep op datzelfde moment in tegenovergestelde richting aan de andere kant van de weg, samen met zijn verloofde, mevrouw [naam] (hierna: [naam] ), en zijn hond. Vanuit [eiser 1] en [eiser 2] bezien liep [naam] aan de linker kant van de weg (bermzijde) en [gedaagde] met zijn aangelijnde hond rechts van [naam] .

2.2.

Op het moment dat [eiser 2] – die voor [eiser 1] fietste – [gedaagde] en zijn hond wilde passeren, is hij geschrokken van de hond. [eiser 2] is uitgeweken, heeft abrupt geremd en is in de grasstrook tussen de weg en de Amstel tot stilstand gekomen. [eiser 1] is niet tijdig genoeg tot stilstand gekomen en is tegen [eiser 1] gebotst. Daarna is [eiser 1] met zijn racefiets in de Amstel terechtgekomen.

2.3.

Direct na het ongeval hebben [eiser 1] , [eiser 2] en [gedaagde] met elkaar gesproken en hebben zij contactgegevens uitgewisseld.

2.4.

Later die dag heeft [eiser 2] via Whatsapp het volgende bericht aan [gedaagde] gestuurd:

‘Hi [gedaagde] , [eiser 2] hier van de (bijna) aanrijding met je hond zojuist. Zou jij je verzekerings gegevens willen doorsturen zodat wij overleg kunnen hebben hoe dit aan te vliegen want [eiser 1] [ [eiser 1] , rb] zijn wiel is volledig krom, zijn voorvork ook, stuur en remmen verbogen, zijn bril ligt nog in de Amstel en zijn telefoon heeft zwemmen niet overleefd. Bij mij is mijn derailleur afgebroken en het Carbon behoorlijk beschadigd en moet er een specialist echt naar gaan kijken (en fiets uit elkaar). Gezien de mogelijke schade is het denk ik maar goed dat we vooraf schakelen hoe eea te regelen.’

2.5.

[gedaagde] heeft als reactie daarop dezelfde dag aan [eiser 2] geschreven:

‘Ga eerst morgen overleggen bij mijn verzekering, in hoe ver ik schuldig ben 1

Je schrik van mijn hond die strak aan gelijnd is en je vriend rijdt achterop jou Dus zou ook maar eerst bij je eigen verzekering na vragen ! Laat je weten morgen’

2.6.

Op 2 maart 2022 heeft [eiser 2] in een sms aan [gedaagde] geschreven:

‘Helaas hebben we inmiddels nog steeds geen reactie van je ontvangen av jouw

gesprek met je verzekering. Ook hebben wij ondanks de eerdere toezegging en

meerdere herinneringen door zowel [eiser 1] (telefonisch incl. voicemail)

en mij (via de app) niet de naam van jouw verzekering alsmede je adresgegevens

ontvangen. (…)

Helaas laat je ons geen andere keuze dan het doen van aangifte bij de politie

alsmede het versturen van een formele aansprakelijkheidstelling. Dit is namelijk

ook nodig voor onze verzekeringen zodat die het met jouw verzekering kunnen

uitzoeken. Wij zullen bovenstaande stappen vrijdag gaan ondernemen dus mocht je

toch bij nader inzien dit (net als wij) op een schappelijke wijze willen

oplossen, horen wij dat graag zo spoedig mogelijk (en uiterlijk donderdag 3

februari).’

2.7.

Mevrouw [getuige] (hierna: [getuige] ) liep op het moment van het ongeval achter [gedaagde] en [naam] (in dezelfde richting) en heeft op 20 december 2022 de volgende schriftelijke verklaring afgelegd:

‘Op 30 januari 2022 ben ik getuige geweest van een fietsongeval op de Amsteldijk te Amsterdam. (…) Het was een mooie zonnige dag waardoor het erg druk was op de Amsteldijk . Voor mij liep een stel [ [gedaagde] en [naam] , rb] met hun hond. Wij liepen aan de rechterkant van de Amsteldijk richting de Molen.

Vervolgens zag ik een wielrenner aangesneld komen midden op de weg. Plotseling remde de wielrenner [ [eiser 2] , rb] toen hij ter hoogte was van het stel en de hond, wat een ongeluk veroorzaakte met de wielrenner die kort daarna achterop hem reed [ [eiser 1] , rb]. De hond was ten alle tijden strak aangelijnd en zag ik ook geen onverwachte bewegingen maken. Meneer liep vervolgens naar de wielrenners toe om hulp te verlenen want de achterop rijdende wielrenner was in de Amstel terecht gekomen! Ik ving op toen ik langs liep dat er werd gesproken over schuld van de hond. Naar mijn inziens is dit niet terecht aangezien het stel en de hond op hun weg helft liepen.’

2.8.

[naam] heeft op 4 juni 2023 de volgende schriftelijke verklaring afgelegd:

‘Op 30 januari 2022 liep ik samen met mijn verloofde [gedaagde] en

de hond [naam hond] op de Amsteldijk te Amsterdam . Op dat moment was ik

hoogzwanger en liepen wij erg langzaam aan de rechterkant van de

weg. Een weg die wij goed kennen en bijna dagelijks lopen in mijn

verlofperiode. Het was een mooie zonnige winterse dag en het was

erg druk op de weg met voetgangers, fietsers en scooters.

Een wielrenner kwam erg hard aangefietst onze kant op. Toen hij bijna

langs ons fietst maakte hij een plotselinge rem stop en zei dat hij bijna

tegen de hond aanreed. Door zijn handeling ontstond er hierna een

botsing met de achterliggende wielrenner die op hem inreed en hij

hierdoor te water raakte. De twee wielrenners waren samen en naar

mijn mening zat de achterliggende wielrenner niet op te letten.

Hierdoor kon hij niet op tijd stoppen en is deze situatie ontstaan. Wij

waren hier logischerwijs van geschrokken en om behulpzaam te zijn,

liep mijn verloofde naar hun toe om te kijken of het ging. De hond liep

ten alle tijden aan de rechter zijde van de weg en was kort aangelijnd.

Wij hebben de hond al 3 jaar en hebben nog nooit een incident met de

hond meegemaakt.’

2.9.

Op 30 augustus 2022 hebben [eiser 1] en [eiser 2] een conceptdagvaarding aan [gedaagde] laten betekenen en verzocht om uiterlijk op 13 september 2022 de gegevens van zijn verzekeraar kenbaar te maken of € 5.209,04 te betalen.

3 Het geschil

3.1.

[eiser 1] en [eiser 2] vorderen – samengevat – dat de kantonrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:

I. voor recht verklaart dat [gedaagde] jegens [eiser 1] aansprakelijk is voor de door zijn hond veroorzaakte schade;

II. voor recht verklaart dat [gedaagde] jegens [eiser 2] aansprakelijk is voor de door zijn hond veroorzaakte schade;

III. [gedaagde] veroordeelt tot betaling aan [eiser 1] van schadevergoeding nader op te maken bij staat en te vereffenen bij wet;

IV. [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan [eiser 2] van schadevergoeding nader op te maken bij staat en te vereffenen bij wet;

V. [gedaagde] veroordeelt tot betaling aan [eiser 1] van:
(i) een voorschot op de schadevergoeding van € 950,05 incl. btw, te vermeerderen met de wettelijke rente (artikel 6:119 BW) vanaf 30 januari 2022
(ii) € 87,09, dat is de helft van de buitengerechtelijke kosten die tot de dag van de dagvaarding zijn gemaakt;

VI. [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan [eiser 2] van
(i) een voorschot op de schadevergoeding van € 4.258,99 incl. btw, te vermeerderen met de wettelijke rente (artikel 6:119 BW) vanaf 30 januari 2022
(ii) € 87,09, dat is de helft van de buitengerechtelijke kosten die tot de dag van de dagvaarding zijn gemaakt;

VII. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten, waaronder de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.

3.2.

[eiser 1] en [eiser 2] stellen dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade die zij door het ongeval hebben geleden. [gedaagde] liep niet dicht genoeg bij de berm, maar teveel naar het midden van de weg en had zijn hond niet kort aangelijnd. Daarmee heeft [gedaagde] een gevaarlijke situatie in het leven geroepen die zich ook heeft verwezenlijkt. De hond schoot plotseling en onverwachts richting het voorwiel van [eiser 2] . [eiser 2] moest abrupt remmen en uitwijken naar de grasstrook langs de Amstel om de hond niet aan te rijden. [eiser 1] heeft niet tijdig kunnen remmen en is tegen [eiser 2] gebotst en vervolgens met zijn fiets in de Amstel beland. [gedaagde] is gehouden om de schade te vergoeden die [eiser 1] c.s. hebben geleden. De schade van [eiser 1] en [eiser 2] is volgens hun stellingen als volgt samengesteld:

[eiser 2] : € 4.258,99 schade fiets

[eiser 1] : € 500,- schade fiets

€ 135,05 verlies van zonnebril

€ 320,- verlies van telefoon

3.3.

[gedaagde] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser 1] en [eiser 2] dan wel tot afwijzing van de vorderingen, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser 1] en [eiser 2] in de kosten van deze procedure.

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4 De beoordeling

4.1.

Partijen twisten over de vraag of [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade die [eiser 1] en [eiser 2] hebben geleden als gevolg van het ongeval, hetzij omdat [gedaagde] zelf schuld heeft aan het ontstaan van het ongeval en/of omdat [gedaagde] als bezitter van de hond, door wiens gedrag het ongeval zou zijn ontstaan, (risico)aansprakelijk is, dus ook zonder dat [gedaagde] zelf schuld heeft aan het ontstaan van het ongeval.

4.2.

[gedaagde] heeft gemotiveerd en onderbouwd betwist dat – zoals [eiser 1] en [eiser 2] hebben gesteld – de hond niet kort genoeg was aangelijnd en dat de hond daardoor onverwachts snel in de richting van het voorwiel van [eiser 2] schoot waardoor hij plotseling moest remmen en uitwijken, waarna [eiser 1] tegen [eiser 2] is gebotst en in de Amstel is terecht gekomen. [gedaagde] beroept zich daarbij op de schriftelijke verklaringen van [naam] en [getuige] .

4.3.

Dat [gedaagde] na het ongeval met [eiser 1] en/of [eiser 2] heeft gesproken over zijn verzekering en zijn contactgegevens heeft verstrekt, is – anders dan [eiser 1] en [eiser 2] menen – onvoldoende om te concluderen dat [gedaagde] daarmee aansprakelijkheid jegens [eiser 1] en/of [eiser 2] heeft erkend. Het is gelet op artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dan ook aan [eiser 1] en [eiser 2] om tegenover de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] de gestelde feitelijke toedracht van het ongeval te bewijzen nu zij zich op de rechtsgevolgen daarvan beroepen.

4.4.

Die bewijslevering kan echter zowel ten aanzien van de vordering van [eiser 2] als van [eiser 1] achterwege blijven. Die vorderingen tot vergoeding van schade zijn namelijk niet toewijsbaar reeds omdat het vereiste verband ontbreekt tussen hun schade en de gebeurtenis waarvoor [gedaagde] volgens hen aansprakelijk is. Daartoe wordt het volgende overwogen.

[eiser 2]
4.5. De schade aan de racefiets van [eiser 2] is volgens hem ontstaan doordat de hond van [gedaagde] een plotselinge beweging naar zijn voorwiel maakte. [eiser 2] is uitgeweken en heeft geremd en is in het gras tussen de rijbaan en de Amstel tot stilstand gekomen. De fiets van [eiser 2] is vervolgens beschadigd geraakt omdat deze werd aangereden door de achteropkomende [eiser 1] . Het voor vestiging van aansprakelijkheid van [gedaagde] vereiste conditio sine qua non verband tussen de schade van [eiser 2] en de gestelde plotselinge beweging van de hond ligt in die keten van gebeurtenissen besloten. Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of die schade aan de racefiets van [eiser 2] aan [gedaagde] kan worden toegerekend (artikel 6:98 BW). Die vraag moet naar het oordeel van de kantonrechter ontkennend worden beantwoord. De gestelde plotselinge beweging van de hond heeft er uitsluitend toe geleid dat [eiser 2] in het gras tussen de rijbaan en de Amstel , geschrokken, tot stilstand is gekomen. De schade aan de racefiets van [eiser 2] is vervolgens ontstaan doordat [eiser 1] met zijn racefiets met een snelheid van circa 26 kilometer per uur op een afstand van circa één tot anderhalve meter achter [eiser 2] reed en daardoor tegen de racefiets van [eiser 2] is gereden. Van belang is dat de eventuele aansprakelijkheid van [gedaagde] niet (uitsluitend) is gebaseerd op een door hem gemaakte fout, maar (ook) voortvloeit uit het enkele feit dat hij als bezitter van de hond risicoaansprakelijk is voor het gedrag van de hond. Met andere woorden: [gedaagde] zou vanwege zijn hoedanigheid als bezitter van de hond aansprakelijk zijn, hoewel hem geen/gering verwijt te maken is voor het ontstaan van het ongeval omdat dat ongeval is ontstaan door de eigen energie van de hond. [eiser 1] valt daarentegen des te meer verwijt te maken. Gelet op de aard van de aansprakelijk van [gedaagde] (risicoaansprakelijkheid, waardoor hij ook zonder verwijt aansprakelijk zou zijn) en de ernst van het verwijt dat daarentegen wel aan [eiser 1] gemaakt kan worden, wordt geoordeeld dat de schade als gevolg van een eventueel total loss van de racefiets van [eiser 2] niet aan [gedaagde] kan worden toegerekend. De schade van [eiser 2] dient geheel te worden toegerekend aan (het handelen van) [eiser 1] . Daarom is de vordering van [eiser 2] tot vergoeding van zijn schade door [gedaagde] niet toewijsbaar.
4.6. Gelet op het voorgaande kan in het midden blijven of de racefiets van [eiser 2] daadwerkelijk total loss is. Dat is vooralsnog nergens uit gebleken. De foto’s van de fiets van [eiser 2] die zijn weergegeven in de dagvaarding geven daarvoor geen aanknopingspunt. Evenmin behoeft bespreking dat een nieuw frame volgens [eiser 2] weliswaar € 3.999,- kost (productie 2 bij dagvaarding), maar dat hij geen recht heeft op vergoeding van de kosten van een nieuw frame. Het schadevergoedingsrecht behelst niet dat [eiser 2] vanwege het verlies van zijn oude frame beloond zou moeten worden met een splinternieuw frame. Het nadeel dat [eiser 2] als gevolg van het ongeval op dat punt in zijn vermogen heeft geleden bestaat uit het verlies van de economische (dag)waarde van het frame op de datum van het ongeval. Ook om die redenen zou de vordering van [eiser 2] tot vergoeding van de kosten van een nieuw frame niet zonder meer toewijsbaar zijn geweest.

[eiser 1]
4.7. Gelet op de gestelde toedracht van het ongeval staat ook de schade van [eiser 1] in het voor vestiging van aansprakelijkheid van [gedaagde] vereiste conditio sine qua non verband met de gestelde beweging van de hond. In het geval van [eiser 1] dient de vraag te worden beantwoord of de verplichting van [gedaagde] tot vergoeding van de schade van [eiser 1] behoort te worden verminderd omdat het ontstaan van die schade mede aan [eiser 1] zelf is toe te rekenen (artikel 6:101 BW). Dat is het geval. [eiser 1] fietste op de relatief smalle Amsteldijk met ongeveer 26 kilometer per uur op slechts één tot anderhalve meter achter [eiser 2] . Door die onveilige combinatie van snelheid en afstand kon hij zijn racefiets niet tijdig tot stilstand brengen en is hij op de fiets van [eiser 2] gebotst en in de Amstel terecht gekomen. Deze aan [eiser 1] zelf toe te rekenen omstandigheden hebben in zodanig mate bijgedragen aan het ontstaan van zijn schade dat de verplichting van [gedaagde] tot vergoeding van de schade van [eiser 1] naar het oordeel van de kantonrechter geheel vervalt. Ook daarbij speelt, net als bij de schade van [eiser 2] , de aard van de aansprakelijkheid van [gedaagde] een rol en dat [gedaagde] geen/gering, maar [eiser 1] wél verwijt valt te maken voor het ontstaan van zijn schade.

4.8.

Gelet op het voorgaande kan ook in het geval van [eiser 1] in het midden blijven dat hij alleen heeft gesteld en niet onderbouwd dat zijn racefiets als gevolg van het ongeval total loss is. Hij schat weliswaar in dat hij een vergelijkbare fiets voor € 500,- op Markplaats kan kopen, maar voor de vaststelling van zowel het total loss van de racefiets als de economische (dag)waarde daarvan is – gelet op de betwisting door [gedaagde] – meer nodig dan alleen het woord van [eiser 1] zelf.

Slotsom
4.9. De vordering van [eiser 2] tot vergoeding van zijn schade is niet toewijsbaar omdat die schade niet aan [gedaagde] wordt toegerekend. Bovendien heeft hij de schade aan zijn fiets vooralsnog niet op afdoende wijze onderbouwd. Verder is [eiser 2] ten onrechte uitgegaan van de nieuwwaarde van zijn fietsframe en niet van de dagwaarde. De vordering van [eiser 1] tot vergoeding van zijn schade is evenmin toewijsbaar. De verplichting van [gedaagde] tot vergoeding van die schade komt te geheel vervallen omdat die schade is ontstaan door eigen schuld van [eiser 1] . Ook [eiser 1] heeft de schade aan zijn fiets vooralsnog onvoldoende onderbouwd.

4.10.

Ten slotte: [eiser 2] en [eiser 1] zijn bij hun beslissing tot het instellen en voortzetten van hun rechtsvorderingen kennelijk ook voorbijgegaan aan de ogenschijnlijk beperkte bewijsmogelijkheden die zij hebben ten aanzien van de gestelde toedracht van het ongeval, hoewel – zoals overwogen – de bewijslast daarvan op hen rust. [eiser 1] heeft immers bij de mondelinge behandeling verklaard dat hij de hond van [gedaagde] voor zijn val niet heeft waargenomen omdat hij achter [eiser 2] fietste. [eiser 1] zou als (partij)getuige dus niet uit eigen waarneming hebben kunnen verklaren over de bewegingen die de hond wel of niet heeft gemaakt kort voor het ongeval. Alleen [eiser 2] zou als (partij)getuige daarover dus iets uit eigen waarneming hebben kunnen verklaren. Daarbij moet evenwel bedacht worden dat [naam] en [getuige] schriftelijk hebben verklaard dat de hond kort was aangelijnd en geen onverwachte bewegingen heeft gemaakt en dat zij als getuigen naar alle waarschijnlijkheid niet anders zouden hebben verklaard. Andere getuigen zijn er niet. Hoewel de vorderingen van [eiser 2] en [eiser 1] al om een andere reden stranden, en die vorderingen verder voor een deel waren gebaseerd op een onjuist uitgangspunt en ook onvoldoende waren onderbouwd, is ook om deze reden niet goed te volgen waarom [eiser 2] en [eiser 1] , zelf advocaten, ten koste van [gedaagde] (en overigens ook de rechtspraak) zijn overgegaan tot het instellen en voortzetten van hun rechtsvorderingen.

4.11.

De vorderingen van [eiser 2] en [eiser 1] worden afgewezen. Zij zullen als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten van [gedaagde] worden belast. De kantonrechter begroot de kosten van [gedaagde] tot op heden op € 660,- (2 punten × € 330,00). ECLI:NL:RBAMS:2023:5657 en ECLI:NL:RBAMS:2023:5734