Overslaan en naar de inhoud gaan

RBOVE 180625 dief aansprakelijk voor schade aan gestolen scooter, maar niet voor letsel bestuurder total loss gereden achtervolgende auto

RBOVE 180625 dief aansprakelijk voor schade aan gestolen scooter, maar niet voor letsel bestuurder total loss gereden achtervolgende auto

2De feiten

2.1.

[eiser 1] en [eiser 2] zijn de vennoten van de vennootschap onder firma [eiser 3] (hierna: het restaurant). Dit is een fastfood restaurant in [vestigingsplaats]. Voor haar bedrijfsvoering maakt het restaurant gebruik van bezorgscooters.

2.2.

Op 25 juni 2022 omstreeks 16.30 uur stond de scooter van [eiser 2] geparkeerd op het adres van het restaurant aan de [adres]. De contactsleutels van de scooter bevonden zich in het contact. Op dat moment heeft [gedaagde] de scooter gestolen.

2.3.

Nadat [gedaagde] was weggereden met de scooter heeft [eiser 1] met een auto de achtervolging ingezet op de [adres] in [vestigingsplaats].

2.4.

Tijdens de achtervolging is [eiser 1] de macht over zijn stuur verloren en is tegen een geparkeerde Mercedes Sprinter en daarna tegen een geparkeerde Mercedes Benz Vito aangereden. Na deze aanrijding is de auto waarin [eiser 1] reed tot stilstand gekomen.

2.5.

Bij de aanrijding met de geparkeerd staande auto’s heeft [eiser 1] letselschade opgelopen. Verder is er schade aan de auto waarin hij reed ontstaan. De schade aan de twee geparkeerd staande voertuigen is inmiddels vergoed door de WA-verzekeraar van [eiser 1]. De overige schade is niet vergoed.

2.6.

[gedaagde] is met de scooter gevallen. Als gevolg van de val is de scooter van [eiser 2] beschadigd geraakt.

2.7.

[gedaagde] is door de politierechter veroordeeld voor diefstal.

3Het geschil

3.1.

[eisers] vorderen - samengevat – dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:

  1. voor recht verklaart dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade die [eisers] hebben geleden en nog zullen lijden als gevolg van de diefstal van de scooter en het ongeval dat zich daarna op 25 juni 2022 heeft voorgedaan;

  2. [gedaagde] veroordeelt tot betaling van de door [eisers] geleden en nog te lijden schade, een en ander vast te stellen bij staat en te vereffenen volgens de Wet en de zaak daartoe te verwijzen naar de schadestaatprocedure;

  3. [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten.

3.2.

[eisers] voeren daartoe aan dat [gedaagde] onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld door de scooter te stelen en daarmee vervolgens weg te rijden. [gedaagde] had mogen aannemen dat [eiser 1] na de diefstal de achtervolging zou inzetten en dat daarmee een gevaarlijke situatie kon ontstaan. [eisers] zijn van mening dat de schade die zij hebben geleden een direct gevolg is van het handelen van [gedaagde]. Daarmee is sprake van een causaal verband tussen de diefstal en de schade die door [eisers] is geleden.

3.3.

[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van de vorderingen van [eisers], dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eisers] met veroordeling van [eisers] in de proceskosten.

3.4.

[gedaagde] betwist dat hij door de diefstal van de scooter een situatie heeft gecreëerd waarin [eisers] zich genoodzaakt voelden tot een achtervolging, met het daaropvolgende ongeval als gevolg. Er is in dit geval geen sprake van een juridische causaliteit, omdat de schade te ver verwijderd is van de gebeurtenis. Het is de eigen keuze van [eiser 1] geweest om [gedaagde] te achtervolgen. Voor aansprakelijkheid is vereist dat er een causaal verband bestaat tussen de onrechtmatige daad (de diefstal) en de schade. De schade die [eisers] hebben geleden is niet aan [gedaagde] toe te rekenen en is ook geen voorzienbaar gevolg van het stelen van de scooter. Als toch causaal verband wordt aangenomen, is er volgens [gedaagde] sprake van eigen schuld aan de kant van [eisers]

3.5.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4De beoordeling

4.1.

De vraag die ter beoordeling voorligt is of [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade die [eisers] hebben geleden als gevolg van de diefstal en het ongeval dat zich daarna heeft voorgedaan. [gedaagde] heeft erkend dat hij onrechtmatig heeft gehandeld door de scooter te stelen, maar betwist het causale verband tussen de diefstal en het ongeval en dus met de schade. De schade komt volgens [gedaagde] niet door de diefstal, maar doordat [eiser 1] zo onvoorzichtig de achtervolging heeft ingezet.

Juridisch kader.

4.2.

Om een vordering tot schadevergoeding te kunnen toewijzen, moet er eerst sprake zijn van causaal verband tussen de onrechtmatige daad en de schade. Ten aanzien van dit causaal verband wordt er onderheid gemaakt tussen (ten eerste) de vestiging van de aansprakelijkheid, waarvoor in beginsel condicio sine qua non verband nodig is (csqn), en (ten tweede) de omvang van de aansprakelijkheid, waarbij moet worden vastgesteld welke schade nog kan worden toegerekend aan het onrechtmatig handelen en welke niet meer.

Artikel 6:98 Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt over deze tweede stap:

“Voor vergoeding komt slechts in aanmerking schade die in zodanig verband staat met de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid van de schuldenaar berust, dat zij hem, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en de schade, als een gevolg van deze gebeurtenis kan worden toegerekend.”

In de jurisprudentie zijn verschillende gezichtspunten geformuleerd aan de hand waarvan beoordeeld kan worden of bepaalde schade nog aan een onrechtmatige daad kan worden toegerekend zoals bedoeld in artikel 6:98 BW. Naast de aard van de aansprakelijkheid en de schade zoals genoemd in artikel 6:98 BW is bijvoorbeeld de voorzienbaarheid van de schade als een gevolg van de onrechtmatige handeling een relevant aspect.

Condicio sine qua non

4.3.

Partijen zijn het er over eens dat er csqn-verband bestaat tussen de onrechtmatige gedraging (het stelen van de scooter) en de gestelde schade. Als [gedaagde] de scooter niet had gestolen, zou geen van de schade-onderdelen waar [eisers] vergoeding van vraagt, zijn ontstaan.

Omvang van deze procedure

4.4.

De bovenstaande constatering zou genoeg kunnen zijn voor toewijzing van de eerste vordering (verklaring voor recht dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade die het gevolg is van de diefstal van de scooter) en voor verwijzing naar de schadestaatprocedure, zoals [eisers] ten tweede hebben gevorderd. De mogelijkheid van schade is immers aannemelijk en in de schadestaatprocedure kan de omvang van de aansprakelijkheid (stap twee van het causaal verband), de gestelde eigen schuld en het beroep op de billijkheidscorrectie worden beoordeeld.

[eisers] hebben bewust verwijzing naar de schadestaatprocedure gevorderd (en niet begroting van de schade in deze procedure) omdat zij eerst willen weten of [gedaagde] voor alle schade-componenten aansprakelijk is, voordat zij de omvang van die schade (laten) begroten. Met de enkele toewijzing van hun vorderingen, weten zij echter nog niet in hoeverre de schade kan worden toegerekend. Daarom zal de rechtbank in deze procedure ook een oordeel geven over de omvang van de aansprakelijkheid (de toerekening).

Omvang van de aansprakelijkheid.

4.5.

[eisers] hebben vier schade-onderdelen genoemd. De rechtbank zal van elk van die vier onderdelen beoordelen of die schade kan worden toegerekend aan het onrechtmatig handelen van [gedaagde].

 Schade aan de scooter.

4.6.

Naar het oordeel van de rechtbank is de schade aan de scooter een rechtstreeks en voorzienbaar gevolg van de diefstal.

De aard van de aansprakelijkheid (een onrechtmatige gedraging bestaande uit diefstal) maakt niet alleen dat aansprakelijkheid snel kan worden aangenomen, maar maakt ook dat voorzienbaar is dat [eiser 2] en/of [eiser 1] geen genoegen zouden nemen met deze situatie, en zouden proberen de scooter terug te krijgen door de dief te achtervolgen. [eiser 2] en [eiser 1] waren er bovendien vlak bij toen [gedaagde] op de scooter wegreed; op het als productie 2 overgelegde filmpje is te zien dat niet alleen zij, maar ook een zus en vader direct het pand uit kwamen rennen nadat [gedaagde] op de scooter wegreed.

Dat [eiser 1] daarbij de gereed staande auto zou pakken is naar het oordeel van de rechtbank eveneens voorzienbaar. Het was immers wel de bedoeling de scooter in te halen en als er een snel vervoermiddel voorhanden is, is het logisch dat die wordt gepakt.

4.7.

In het licht van deze omstandigheden is het naar het oordeel van de rechtbank voorzienbaar dat er op enige manier schade aan de scooter zou ontstaan, in dit geval omdat [gedaagde] met de scooter is gevallen tijdens de achtervolging. Volgens [gedaagde] omdat [eiser 1] hem met de auto raakte, volgens [eiser 1] omdat [gedaagde] zelf een uitwijkmanoeuvre maakte en daarbij viel. Hoe dan ook had [gedaagde] iets dergelijks kunnen zien aankomen: hij wilde zo snel mogelijk wegkomen terwijl zijn achtervolger hem zo snel mogelijk wilde doen stoppen. Dat levert voorzienbaar een situatie op waarin je met die scooter onderuit kunt gaan. Voor deze schade is [gedaagde] dus aansprakelijk.

4.8.

Overigens is aansprakelijkheid voor de schade aan de scooter door [gedaagde] erkend. Dat er nog geen bedrag is voldaan komt omdat [eisers] de schade tot nu toe niet hebben onderbouwd.

 Schade aan de Suzuki Swift.

4.9.

[eiser 1] is [gedaagde] achtervolgd in een auto. Nadat hij [gedaagde] had ingehaald is hij de macht over het stuur verloren en tegen twee geparkeerde busjes aangereden. Ter zitting heeft [eiser 1] uitgelegd dat hij schrok toen hij in zijn achteruitkijkspiegel zag dat [gedaagde] was gevallen en toen de macht over het stuur verloor.

De schade aan de busjes is door de verzekering van [eisers] vergoed, maar de schade aan de auto (de Suzuki Swift) niet. De schade aan de Suzuki Swift was behoorlijk: volgens [eisers] was de waarde van de auto € 6.000,- à € 7.000,- en is hij na de botsing total loss verklaard.

4.10.

Naar het oordeel van de rechtbank is het voorzienbaar dat [eisers] de achtervolging zou inzetten met de auto die voorhanden was (zie r.o. 4.6). Maar de schade die [eiser 1] vervolgens met de auto heeft veroorzaakt kan naar het oordeel van de rechtbank niet meer worden toegerekend aan het stelen van de scooter. [eiser 1] heeft kennelijk toch zodanig onvoorzichtig gereden dat deze schade kon ontstaan. Hoewel het begrijpelijk is dat hij de scooter terug wilde, en misschien enig onvoorzichtig rijden in deze situatie nog verwacht kon worden, hoefde [gedaagde] er geen rekening mee te houden dat [eiser 1] de auto total loss zou rijden om de scooter maar terug te krijgen. Dat geldt temeer omdat de botsing is ontstaan toen [eiser 1] [gedaagde] al had ingehaald en hij al met de scooter op de grond lag. [eiser 1] verloor de macht over het stuur immers omdat hij in zijn achteruitkijkspiegel zag dat [gedaagde] was gevallen. Het verband tussen de schade aan de auto en de diefstal van de scooter is daarmee naar het oordeel van de rechtbank te ver van elkaar verwijderd geraakt.

 Letselschade

4.11.

Toen [eiser 1] met de Suzuki Swift tegen de twee geparkeerd staande busjes is gebotst, zijn daarbij niet alleen de busjes en de auto beschadigd, maar heeft hij ook zelf letselschade opgelopen. Het letsel bestond uit een hoofdwond die moest worden gehecht, schaafwonden op de arm, een gebroken duim (waardoor de arm in het gips moest), nekpijn, slaapklachten en psychische klachten.

4.12.

De rechtbank is van oordeel dat ook deze schade te ver verwijderd is van de diefstal van de scooter om nog als gevolg van die diefstal te kunnen worden aangemerkt.

De rechtbank heeft al overwogen dat [gedaagde] niet hoefde te verwachten dat [eiser 1] de dief zodanig zou achtervolgen dat hij de auto total loss zou rijden. Dat geldt naar het oordeel van de rechtbank temeer voor het geleden letsel. Dat de achtervolger zodanig roekeloos zou rijden dat hij dergelijk letsel zou oplopen, hoefde [gedaagde] niet te verwachten. Ook hier geldt bovendien dat deze schade is ontstaan nadat de achtervolging in feite al voorbij was doordat [gedaagde] was gevallen.

 Omzetschade

4.13.

Volgens [eisers] is vanwege het letsel van [eiser 1] de zaak een dag dicht geweest en heeft eiser sub 3 daardoor omzetschade geleden.

4.14.

De rechtbank is van oordeel dat door [eisers] onvoldoende is uitgelegd waarom de zaak een dag dicht moest vanwege de diefstal van de scooter. Voor zover is bedoeld dat [eiser 1] niet kon werken, is niet is uitgelegd dat het letsel van [eiser 1] zodanig was dat hij niets meer kon doen in het eetcafé en/of dat er geen vervanging mogelijk was. Enig causaal verband is niet gesteld noch onderbouwd. Bovendien heeft de rechtbank al geoordeeld dat het letsel van [eiser 1] niet meer aan de diefstal kon worden toegerekend, en daarom ook de gevolgen daarvan niet.

De omzetschade staat in te ver verwijderd verband met de diefstal van de scooter.

Conclusie

4.15.

[gedaagde] heeft een onrechtmatige daad gepleegd (diefstal van de scooter) en [eisers] hebben daardoor schade geleden. Tussen de onrechtmatige daad en de schade bestaat causaal verband in de zin van condicio sine qua non-verband, maar wat betreft de gestelde schade-onderdelen kan naar het oordeel van de rechtbank alleen de schade aan de scooter worden toegerekend aan de onrechtmatige daad.

4.16.

De rechtbank zal de gevorderde verklaring voor recht (deels) toewijzen en de zaak verwijzen naar de schadestaatprocedure. In de schadestaatprocedure kan de omvang van de schade (in al haar facetten) worden beoordeeld.

Proceskosten

4.17.

In het feit dat beide partijen deels in het gelijk en deels in het ongelijk zijn gesteld, ziet de rechtbank aanleiding om de proceskosten te compenseren. Dat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Rechtbank Overijssel 18 juni 2025, ECLI:NL:RBOVE:2025:3933