RBROT 020525 straf; wg-er veroordeeld voor dodelijk ongeval met hoogwerker; schadevergoeding b.p affectie- en shockschade halfbroer
RBROT 020525 straf; wg-er veroordeeld voor dodelijk ongeval met hoogwerker; schadevergoeding b.p affectie- en shockschade halfbroer.
8Motivering straf
8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte rechtspersoon wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de draagkracht van de verdachte rechtspersoon. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
Bij werkzaamheden aan een gevel van een pand in Leidschendam is op 10 februari 2023 een hoogwerker omgevallen met daarin het slachtoffer [slachtoffer] . Het slachtoffer heeft als gevolg van het omvallen van de hoogwerker zeer ernstig hoofdletsel opgelopen. Als gevolg daarvan is hij nog dezelfde dag komen te overlijden. [verdachte rechtspersoon] . is een familiebedrijf en het overleden slachtoffer behoorde ook tot de familie, wat het ongeval des te tragischer maakt voor alle betrokkenen.
Uit onderzoek is gebleken dat de hoogwerker afgekeurd was en dat deze bovendien niet was opgesteld en gebruikt volgens de gebruikershandleiding van deze hoogwerker. [verdachte rechtspersoon] . heeft nagelaten om de specifieke risico’s die de werkzaamheden met een hoogwerker in combinatie met een hogedrukreiniger met zich brengen, schriftelijk vast te leggen in een risico-inventarisatie en -evaluatie. De werknemer is niet doeltreffend ingelicht over de werkzaamheden en de daarbij behorende risico’s. Hij beschikte niet over het IPAF-certificaat dat voor het gebruik van deze hoogwerker nodig was en het ontbrak aan toezicht bij het gebruik van de hoogwerker. [verdachte rechtspersoon] . heeft daarmee verschillende voorschriften uit de Arbeidsomstandighedenwet en het Arbeidsomstandighedenbesluit overtreden.
[verdachte rechtspersoon] . had redelijkerwijs moeten weten dat door het gebruik van deze specifieke hoogwerker op de wijze waarop deze is ingezet, levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van één van haar werknemers te verwachten was. Door die aanmerkelijke onvoorzichtigheid en nalatigheid is het aan de schuld van [verdachte rechtspersoon] . te wijten dat het slachtoffer is overleden.
Het slachtoffer [slachtoffer] stond midden in het leven. Zijn halfbroer en hij waren vennoten van hun pas opgerichte bedrijf [naam bedrijf] , dat weer een voortzetting was van een bedrijf van hun opa. Daar waren ze heel trots op. Ter zitting hebben de moeder, de vader en de halfbroer van het slachtoffer verteld hoeveel verdriet de onverwachte dood van hun kind en broer bij hen heeft veroorzaakt. De familie, vrienden, collega’s en betrokkenen van het slachtoffer dragen de pijn van het verlies dag en nacht met zich mee. De rechtbank realiseert zich dat een strafoplegging, in welke vorm of omvang dan ook, dit leed niet ongedaan zal kunnen maken.
De vertegenwoordigers van [verdachte rechtspersoon] . hebben ter zitting verklaard volledige verantwoordelijkheid te nemen voor het arbeidsongeval. Het arbeidsongeval heeft een diepe indruk gemaakt op de werknemers binnen het bedrijf, bij de directie van [verdachte rechtspersoon] . en bij andere betrokkenen bij het ongeval. [verdachte rechtspersoon] . had veiligheid al hoog in het vaandel staan, maar heeft inmiddels externe partijen ingeschakeld om de veiligheid binnen het bedrijf te verbeteren.
8.3.
Omstandigheden van de verdachte rechtspersoon
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 januari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte rechtspersoon niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
8.4.
Conclusie van de rechtbank
Aan de verdachte rechtspersoon wordt een geldboete opgelegd. Bij de bepaling van de hoogte van de geldboete heeft de rechtbank rekening gehouden met het tijdsverloop tussen de strafbare feiten en de behandeling daarvan ter terechtzitting, alsmede met de omvang en de omzet van [verdachte rechtspersoon] . Daarnaast heeft de rechtbank gekeken naar geldboetes die in soortgelijke zaken zijn opgelegd.
De rechtbank is ervan overtuigd dat het veiligheidsbewustzijn bij [verdachte rechtspersoon] . sinds het arbeidsongeval is toegenomen. Om dit bewustzijn verder te vergroten, zal de rechtbank een groot deel van de geldboete voorwaardelijk opleggen. Alles afwegend komt de rechtbank tot de oplegging van een geldboete van € 100.000,-, waarvan € 50.000,- voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
9In beslag genomen voorwerpen
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen hoogwerker te onttrekken aan het verkeer. De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De hoogwerker zal worden onttrokken aan het verkeer. De hoogwerker was afgekeurd en de bewezen feiten zijn met behulp van deze hoogwerker begaan.
10Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
10.1.
De vorderingen
Benadeelden [benadeelde 1] en [benadeelde 2] hebben zich ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde als benadeelde partijen in het geding gevoegd.
Benadeelde [benadeelde 1] heeft een bedrag van in totaal € 45.000,- gevorderd, bestaande uit affectieschade, begroot op € 22.500,- (primair) en schokschade, begroot op € 22.500,- (primair), te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Benadeelde [benadeelde 2] heeft een bedrag van in totaal € 45.000,- gevorderd, bestaande uit affectieschade, begroot op € 20.000,- (primair) en schokschade, begroot op € 25.000,- (primair), te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partijen hebben zich op het standpunt gesteld dat bij de bedragen voor affectieschade volgens het Besluit vergoeding affectieschade geen rekening is gehouden met de prijsontwikkeling van de afgelopen jaren, terwijl de staatssecretaris van justitie al heeft toegezegd dat dit wel moet gebeuren en zij verzoeken de bedragen te verhogen tot de bedragen zoals primair gevorderd.
10.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich uitgelaten over de vorderingen.
10.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de gevorderde schokschade op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in de vorderingen moeten worden verklaard. De gevorderde affectieschade conform het Besluit vergoeding affectieschade wordt niet betwist.
10.4.
Beoordeling
Affectieschade
De benadeelde partij [benadeelde 1] is de moeder van het overleden slachtoffer. De gevorderde affectieschade zal conform artikel 6:108 BW, gelezen in samenhang met artikel 1 van het Besluit vergoeding affectieschade, worden toegewezen tot een bedrag van € 20.000,-. Het voornemen van de staatssecretaris om de bedragen te verhogen, heeft nog niet geleid tot wijziging van de wettelijke regeling ter zake. De rechtbank gaat dan ook uit van de bedragen zoals deze zijn opgenomen in het thans vigerende Besluit vergoeding affectieschade. De gevorderde affectieschade zal voor het overige worden afgewezen.
De benadeelde partij [benadeelde 2] is de halfbroer van het overleden slachtoffer. Uit de overgelegde stukken en hetgeen op de zitting naar voren is gebracht, blijkt dat de levens van [benadeelde 2] en het overleden slachtoffer op meer terreinen verweven waren – zowel op het privéterrein (zij hebben altijd met elkaar samengewoond) als bij hun werk (zij bestierden tezamen een pas opgericht bedrijf). Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook voldoende onderbouwd dat sprake is van een zodanig nauwe persoonlijke relatie tussen de benadeelde en het overleden slachtoffer, dat uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeit dat [benadeelde 2] als naaste in de zin van artikel 6:108, derde lid, BW moet worden aangemerkt en dientengevolge voor vergoeding van affectieschade in aanmerking komt. De rechtbank gaat ook hier uit van de bedragen zoals deze zijn opgenomen in het thans vigerende Besluit vergoeding affectieschade, aangezien het voornemen van de staatssecretaris om de forfaitaire bedragen te verhogen nog niet heeft geleid tot wijziging van de regeling. De gevorderde affectieschade zal conform artikel 6:108 BW, gelezen in samenhang met artikel 1 van het Besluit vergoeding affectieschade, worden toegewezen tot een bedrag van € 17.500,-. De gevorderde affectieschade zal voor het overige worden afgewezen.
Schokschade
Vast is komen te staan dat tussen de benadeelde partij [benadeelde 1] en de overledene een nauwe en affectieve relatie bestond. De benadeelde heeft gesteld dat zij werd gebeld met het nieuws dat haar zoon van twee hoog was gevallen. Aangekomen in het ziekenhuis zag zij haar zoon met verwondingen van de klap. Zij heeft het bloed, dat uit zijn oren kwam en bleef komen, gedept. Later bleek dat dit hersenweefselvloeistof was. Uit de overlegde stukken blijkt dat de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen door deze confrontatie met de situatie en het letsel van haar zoon. De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de conclusie dat sprake is van schokschade. Rekening houdend met alle omstandigheden van het geval en gelet op toegekende vergoedingen in soortgelijke gevallen, stelt de rechtbank de schokschade naar billijkheid vast op een bedrag van € 10.000,-. De gevorderde schokschade zal voor het overige worden afgewezen.
Vast is komen te staan dat tussen de benadeelde partij [benadeelde 2] en de overledene een nauwe en affectieve relatie bestond. De benadeelde en het overleden slachtoffer groeiden in hetzelfde gezin op en woonden bij hun moeder. Zij werkten elke dag samen voor het bedrijf [naam bedrijf] , waar zij beiden vennoot van waren. Op de dag van het ongeval hoorde de benadeelde sirenes terwijl hij aan het werk was. Er werd geroepen dat het slachtoffer was gevallen. De benadeelde rende naar het slachtoffer toe en zag hem op de grond liggen met veel bloed om hem heen. Hij zag hoe het bloed uit zijn oren kwam. Uit de overgelegde stukken blijkt dat de benadeelde partij hierdoor geestelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de conclusie dat sprake is van schokschade. Rekening houdend met alle omstandigheden van het geval en gelet op toegekende vergoedingen in soortgelijke gevallen, stelt de rechtbank de schokschade naar billijkheid vast op een bedrag van € 10.000,-. De gevorderde schokschade zal voor het overige worden afgewezen.
De benadeelde partijen hebben gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat de te vergoeden schadebedragen vermeerderd worden met wettelijke rente vanaf 10 februari 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte rechtspersoon worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
10.5.
Conclusie
De verdachte rechtspersoon moet aan de benadeelde partij [benadeelde 1] een schadevergoeding betalen van € 30.000,- en aan de benadeelde partij [benadeelde 2] een schadevergoeding betalen van € 27.500.-, telkens vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Ook wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Voor het overige worden de vorderingen afgewezen.Rechtbank Rotterdam 2 mei 2025, ECLI:NL:RBROT:2025:5597