Overslaan en naar de inhoud gaan

Compensatiecommissie 300914 uitzonderlijk seksueel misbruik RKK instelling; toekenning maximale vergoeding van € 100.000

Compensatiecommissie 300914 uitzonderlijk seksueel misbruik RKK instelling; toekenning maximale vergoeding van € 100.000

1. Verloop van de procedure

1.1. 
Het aanvraagformulier voor het verkrijgen van compensatie wegens vastgesteld seksueel misbruik van een minderjarige door drie personen verbonden aan een R.-K. instelling in Nederland is ontvangen op 5 maart 2014, tezamen met het advies van de Klachtencommissie d.d. 14 januari 2014 met zaaknummer 201lT272, waarin het seksueel misbruik gegrond is verklaard en de brief d.d. 23 januari 2014, waarin verweerder te kennen geeft de gegrondverklaring over te nemen. Het door verweerder ingevulde antwoordformulier is door de griffie ontvangen. Het hiervoor genoemde aanvraagformulier was als bijlage meegestuurd met de brief met bijlagen d.d. 28 februari 2014 van mr. Bastiaans voornoemd.

1.2 
Bij brief van 28 mei 2014 heeft de voorzitter van de Compensatiecommissie aan partijen de definitieve categorie-indeling meegedeeld. Tevens heeft hij in die brief aan verweerder gevraagd om -nu mr. Bastiaaus namens verzoeker bij brieven van 28 februari en 12 maart 2014 reeds uitvoerig de gestelde vermogensschade had toegelicht- een reactie daarop te geven, waartoe partijen krachtens artikel 19 van de Compensatieregeling de mogelijkheid moet worden geboden. Mr. Baetens heeft bij brief van 24 juni 2014 namens verweerder zijn inhoudelijke reactie gegeven.

1.3 
Door het indienen van het aanvraagformulier heeft verzoeker aangegeven akkoord te gaan met de Compensatieregeling. Ook verweerder heeft zich aan de Compensatieregeling onderworpen. Beide partijen hebben afschriften gekregen van alle genoemde stukken die deel uitmaken van het dossier waarover de Compensatiecommissie beschikt. 

2. De vaststaande feiten 

Voor de beoordeling van de aanvraag tot compensatie gaat de Compensatiecommissie uit van de feiten en omstandigheden, zoals deze door de Klachtencommissie in haar advies zijn vastgesteld en gegrond zijn bevonden. Kort weergegeven en nader beschreven in het advies van de Klachtencommissie gaat het in deze zaak om het navolgende uitzonderlijk seksueel misbruik. 

Verzoeker is van 1968 t/m 1973 stelselmatig seksueel misbruikt in Huize St. Joseph te Cadier en Keer en vervolgens tot januari 1974 op verzoekers kamer in Heer. Verzoeker is door drie personen seksueel misbruikt, die alle drie vallen onder de verantwoordelijkheid van verweerder. 

Seksueel misbruik door wijlen Y (hierna: broeder Y).
Toen verzoeker zeventien jaar was, is het seksueel misbruik door broeder Y begonnen, Verzoeker werd ontboden op de kamer van broeder Y, Dat was altijd in het begin van de avond, Broeder Y was dan al aangeschoten. Er werd bier gedronken en er was muziek. Verzoeker diende ook bier te drinken. De tweede keer dat verzoeker bij broeder Y op de kamer was, randde broeder Y verzoeker aan. Keren daarna kleedde broeder Y verzoeker en ook zichzelf uit, waarna hij verzoeker anaal verkrachtte. Dit seksueel misbruik (waaronder de verkrachtingen) vond twee keer in de maand plaats tot aan de zomer van 1973, toen verzoeker (bijna) 19 jaar oud zal zijn geweest.
In die zomer van 1973 is verzoeker op kamers gaan wonen in Heer. Aldaar is het seksueel misbruik nog doorgegaan. .

Seksueel misbruik door wijlen pater C (hierna: pater C) 
Wanneer de voogdes van verzoeker (van de Kinderbescherming) langs kwam, had zij een gesprek met pater C. Deze gesprekken vonden eenmaal per twee tot drie maanden plaats. Iedere keer als de voogdes dan weg was gegaan, diende verzoeker bij pater C op zijn kamer te komen, waarna de deur op slot werd gedaan. In eerste instantie was er alleen fysiek contact in de zin van dicht tegen elkaar aan staan. Vanaf de tweede keer diende verzoeker pater C oraal te bevredigen of af te trekken, waarbij deze klaarkwam. Daarna mocht verzoeker dan vertrekken, Pater C betastte verzoeker ook aan zijn geslachtsdelen. Het seksueel misbruik duurde iedere keer ongeveer een half uur. Het misbruik vond ongeveer vijf keer per jaar plaats, vanaf het begin van zijn verblijf in Huize St. Joseph in 1968 tot aan het einde in 1973. 

Seksueel misbruik door wijlen Z (hierna: broeder Z) 
Broeder Z was schoenmaker en ook hij heeft verzoeker seksueel misbruikt. Het misbruik ving ongeveer een half jaar na aankomst in Huize St. Joseph aan. Verzoeker werd seksueel misbruikt wanneer hij schoenen moest brengen of halen. Broeder Z heeft verzoeker betast aan zijn intieme delen en hij heeft hem oraal bevredigd. Verzoeker moest ook orale seksuele handelingen bij broeder Z verrichten. Het seksueel misbruik vond maandelijks plaats in de schoenmakerij, maar ook wanneer verzoeker in het 'cachot' zat en broeder Z hem eten bracht.

3. Het bewijs en de categorie-indeling 

3.1 bewijs 
Het bewijs van seksueel misbruik, van de aard daarvan en van de relevante bijkomende omstandigheden is door verzoeker geleverd door overlegging van het schriftelijke advies van de Klachtencommissie d.d. 14 januari 2014, gegeven naar aanleiding van de klacht van verzoeker tegen de onder 2 genoemde drie aangeklaagden met zaaknummer 2011T272, waarin de klacht tegen deze drie aangeklaagden gegrond is verklaard, voorzien van de schriftelijke beslissing van de kerkelijke gezagsdrager van de aangeklaagden tot overname van het advies. 

3.2 categorie-indeling 
Gelet op het jegens verzoeker gepleegde seksueel misbruik, zoals vermeld onder 2 en het geleverde bewijs daarvan zoals vermeld onder 3.1, oordeelt de Compensatiecommissie dat sprake is van 'uitzonderlijk seksueel misbruik', als bedoeld in de eerste zinsnede van artikel 5 sub 5 van de Compensatieregeling. De Compensatiecommissie komt tot dit oordeel gelet op de volgende en verzwarende omstandigheden: 
-Het misbruik ving aan op de jonge leeftijd van circa veertien jaar. 
-Het misbruik heeft jarenlang voortgeduurd, van 1968 tot 1973 en voorts (toen verzoeker op kamers woonde) ook nog in 1974. 
-Het misbruik bestond uit betasting van intieme delen, masturbatie, orale seksuele handelingen over en weer, aanrijden, alsmede anale verkrachtingen. 
-Het misbruik heeft regelmatig plaatsgevonden. 
-Het misbruik vond plaats in het tehuis wat op dat moment het 'thuis' was voor verzoeker en waardoor zijn gevoel van veiligheid werd geschaad. 
-Er was sprake van seksueel misbruik dat door drie personen jegens verzoeker is gepleegd 
-Het misbruik ging gepaard met mishandeling en opsluiting in het cachot.

Ten overvloede merkt de Compensatiecommissie op dat hoewel hier sprake kan zijn van seksueel misbruik dat in meerdere categorieën zou kunnen vallen, voor de te adviseren uitkering volgens de toelichting op de Compensatieregeling alleen de hoogste categorie geldt (zie Toelichting op de Compensatieregeling, paragraaf De categorieën, 4e alinea).

4. Bedrag financiële compensatie en kosten rechtsbijstand 

algemeen 
4.1 De Compensatieregeling kent zoals de toelichting bij de Compensatieregeling het omschrijft, een tegemoetkoming naar billijkheid in de schade ontstaan door seksueel misbruik. In een aantal gevallen zal de compensatie de schade dekken, in een aantal gevallen zal dat niet zo zijn. De in deze regeling omschreven compensatie heeft het karakter van smartengeld ter erkenning van het jegens verzoeker gepleegde seksueel misbruik en ter genoegdoening van het geschokte rechtsgevoel. Het is bedoeld om een materiële vergoeding te bieden ter verzachting van het gedurende vele jaren ondergane psychisch leed, de pijn, het verdriet en de gederfde levensvreugde. Tevens is de vergoeding, zoals de toelichting op de regeling vermeldt, bestemd voor vergoeding van sommige uitgaven die gedaan zijn ten gevolge van het misbruik, afgezien van de vergoeding voor vermogensschade, als bedoeld in artikel 5 onder 5 van de Compensatieregeling. 

standpunt verzoeker 
4.2 Mr. Bastiaans heeft -vooruitlopend op de indelingsbrief van 28 mei 2014- de vermogensschade veroorzaakt door het seksueel misbruik toegelicht bij brieven met bijlagen d.d. 28 februari en 12 maart 2014. Artikel 19 van de Compensatieregeling biedt daartoe de mogelijkheid. Het standpunt van verzoeker laat zich als volgt samenvatten. 
Verzoeker heeft een moeilijk leven gehad. Hij is als baby uit huis geplaatst, omdat zijn ouders uit de ouderlijke macht waren ontzet, aangezien zij niet voor hem konden zorgen. Verzoeker heeft in diverse tehuizen gewoond. Ook heeft hij samen met zijn tweelingbroer kortdurend in een pleeggezin verbleven. Zijn tweelingbroer is door deze pleegouders geadopteerd, maar verzoeker niet: hij is op veertienjarige leeftijd in Huize St. Joseph terechtgekomen, alwaar hij zowel seksueel is misbruikt, maar ook geestelijk en fysiek is mishandeld. Op veertienjarige leeftijd heeft hij een eerste suïcidepoging gedaan. 
Door de traumatische ervaringen in zijn jeugd (waaronder het seksueel misbruik) is verzoeker ernstig en in brede zin beschadigd geraakt in zijn ontwikkeling. In Huize St. Joseph moest hij tegen zijn zin naar de LTS, terwijl hij liever met dieren had willen werken. Hij heeft het eerste jaar op de LTS door concentratieproblemen twee maal gedoubleerd. waarna hij (op nog geen 16 jarige leeftijd) te werk is gesteld op een boerderij. Hij heeft de LTS niet afgerond. 
Tijdens zijn diensttijd is hij wegens psychische problematiek in een militair ziekenhuis opgenomen geweest en afgekeurd, waarna hij jarenlang aangewezen was op een uitkering op grond van de Wet Arbeidsongeschiktheidsvoorziening Militairen (Wamil). 
Op enig moment heeft verzoeker zijn leven redelijk op de rit gekregen: hij is getrouwd en kreeg werk. Hij heeft diverse banen gehad, maar is door fysieke klachten daarin beperkt: dit leidde diverse keren tot uitval en arbeidsongeschiktheid. De psychische klachten hebben in zijn leven gaandeweg de overhand gekregen; hij is bij diverse behandelaren onder behandeling geweest. Indien hij niet seksueel zou zijn misbruikt, zou hij wel een opleiding hebben kunnen afronden en meer inkomen hebben verdiend dan thans in zijn leven het geval is geweest. 
Verzoeker maakt aanspraak op een door de Compensatiecommissie vast te stellen compensatiebedrag. 

standpunt verweerder 
4.3 Verweerder, bij monde van mr. Baetens, heeft bij brief van 24 juni 2014 inhoudelijk gereageerd op de door verzoeker gestelde vermogens schade en het causaal verband met het haar aangedaan seksueel misbruik. 
Gelet op het gegrond verklaarde seksueel misbruik in de onderhavige zaak, kan verweerder zich vinden in een indeling in categorie 5 als 'uitzonderlijk misbruik'. Ook erkent verweerder dat verzoekers psychische klachten met het seksueel misbruik samenhangen. Wel wijst mr. Baetens erop dat in verzoekers leven ook sprake is geweest van andere traumatiserende oorzaken. 
Tevens merkt verweerder op dat er afgezien van kosten voor medicatie geen concrete vermogensschade wordt gesteld. Voorts wordt de arbeidsongeschiktheid van verzoeker veroorzaakt door lichamelijke klachten en is er tot 2002 geen sprake van verlies arbeidsvermogen. Verweerder is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat verzoeker door het seksueel misbruik vermogensschade heeft geleden. 

overweging Compensatiecommisste 
4.4 Nu naar het oordeel van de Compensatiecommissie in deze zaak sprake is van een geval van uitzonderlijk seksueel misbruik als bedoeld in categorie 5 geldt, aldus de toelichting, niet de voorwaarde, dat het causaal verband tussen het seksueel misbruik en de substantiële vermogensschade zonder gerede twijfel aanwezig dient te zijn. Gezien de bijzondere ernst van het bovengenoemde seksueel misbruik en gezien de bijkomende omstandigheden ligt in de visie van de Compensatiecommissie substantiële vermogensschade als gevolg. van het seksueel misbruik in gevallen van 'uitzonderlijk seksueel misbruik' wel voor de hand. Wel dient ook in geval van uitzonderlijk seksueel misbruik de gestelde vermogensschade in enige mate aannemelijk te zijn gemaakt. 

4.5 Op basis van de namens verzoeker bij brieven van 28 februari en 12 maart 2014 overgelegde stukken concludeert de Compensatiecommissie dat verzoeker genoegzaam heeft aangetoond dat door hem substantiële vermogensschade is geleden als gevolg van het tegen hem gepleegde seksueel misbruik. 
Allereerst blijkt dat verzoeker in de periode dat het seksueel misbruik plaatsvond twee keer heeft gedoubleerd in het eerste jaar van de LTS en uiteindelijk de LTS niet heeft afgerond. Verweerder voert op dit punt geen verweer. Het is ook in deze periode geweest dat verzoeker zijn eerste suïcidepoging gedaan. Aangenomen mag worden -gelet op de ernst van het aangedane seksueel misbruik- dat dit doubleren aan het seksueel misbruik te wijten is. De hieruit voortvloeiende vermogensschade komt voor vergoeding in aanmerking. 

4.6 Tijdens zijn militaire diensttijd is verzoeker vervolgens opgenomen geweest in een militair hospitaal wegens psychische problemen: hij is afgekeurd en heeft aansluitend jarenlang niet gewerkt en een Wamil-uitkering ontvangen, hetgeen niet door verweerder wordt betwist. 
Het is juist -zoals verweerder opmerkt- dat verzoeker vanaf de jaren '90 beter functioneerde en enkele banen heeft gehad. Ook is juist dat verzoeker vervolgens om fysieke problemen (rug- elleboogklachten) uitviel; hij kwam in 2002 (tijdelijk) in aanmerking voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Vanaf 2006 is verzoeker toegenomen arbeidsongeschikt verklaard. Psychische klachten, alsmede somatische klachten, zij het in mindere mate, lagen daaraan ten grondslag. E. Berends (arts) concludeert in zijn medisch onderzoekverslag van 21 augustus 2008 (in het kader van een WIA-keuring) dat sprake is van een ernstige psychische stoornis met onvermogen in het persoonlijk sociaal functioneren; er is sprake van therapieresistentie en een onvermogen tot een adequaat herstelgedrag. Ook wijst Berends erop dat sprake is van een voorgeschiedenis (gedurende een reeks van jaren) van slecht functioneren met daarin een relatief korte periode van goed functioneren, Berends noemt het seksueeI misbruik expliciet als een van de trauma's van verzoeker. Ook benoemt hij de suïcidaliteit, de PTSS, en de depressie. 
Ook J. de Vries (als psychiater verbonden aan GGZ) vermeldt in zijn brieven van 10 januari en 3 mei 2013 dat verzoeker al vanaf 2006 wegens PTSS en een Dissociatieve stoornis bij zijn collega-psychiater in behandeling was wegens de trauma's in zijn jeugd, terwijl het seksueel misbruik expliciet wordt genoemd. De Vries schrijft voorts dat de behandeling van verzoeker in de afgelopen jaren alleen heeft kunnen bestaan uit 'stabiliseren' (fase I) en dat verwerking van trauma's (fase 2) een volstrekt onhaalbare kaart is vanwege de ernst van de problematiek en nieuwe ontregeling. De Vries noemt in zijn brieven het seksueel misbruik, evenals de fysieke en geestelijke mishandeling; dit is wel besproken, maar noodzakelijkerwijs niet gedetailleerd. 
Uit dit alles wordt duidelijk dat -hoewel verzoeker in eerste instantie om fysieke redenen uitviel in 2002 en 2004 - het disfunctioneren en niet kunnen deelnemen aan het arbeidsproces vanaf circa 2006 (verzoeker was toen nog maar ongeveer 52 jaar oud) met name wordt veroorzaakt door psychische problemen die de overhand hebben gekregen. De Compensatiecommissie acht het verband tussen deze klachten en het seksueel misbruik aannemelijk. De daaruit voortkomende vermogensschade (verlies aan arbeidsinkomen) komt dan ook voor vergoeding aanmerking. 

4.7 Het moge zo zijn dat ook andere negatieve factoren in het leven van verzoeker (die zich zowel voorafgaand als na het seksueel misbruik hebben voorgedaan) hebben bijgedragen aan de psychische schade van verzoeker en de uitval, dit neemt niet weg dat ook het onderhavige seksueel misbruik, dat als 'uitzonderlijk' is aan te merken, in relevante mate aan verzoekers psychische problematiek heeft bijgedragen. Een concrete berekening van de geleden vermogensschade kan achterwege blijven, aangezien verzoeker ook aanspraak kan maken op een aanzienlijke vergoeding voor immateriële schade (smartengeld) en dit smartengeld vermeerderd met de aan het seksueel misbruik toerekenbare vermogensschade het maximaal te adviseren bedrag ruimschoots overschrijdt. 

4.8 Alle feiten en omstandigheden afwegend, komt de Compensatiecommissie tot het oordeel dat betaling van het maximale bedrag van € 100.000,-- voor materiële en immateriële schade geadviseerd dient te worden. 
Hier wordt nog opgemerkt dat de toekenning van compensatie niet alleen bedoeld is voor min of meer objectief vast te stellen nadeel, maar ook ter verkrijging van genoegdoening en herstel van een geschokt rechtsgevoel. 

4.9 Verzoeker heeft een nota ter hoogte van € 4.645,52 inclusief kantoorkosten en BTW overgelegd aan de Compensatiecommissie ter zake van kosten van rechtsbijstand gemaakt in het kader van het aanvragen van de financiële compensatie. De Compensatiecommissie is van oordeel dat dit bedrag ter zake van de redelijke kosten rechtsbijstand integraal voor vergoeding in aanmerking komt. 

Met dank aan mr. J.F. Roth, SAP Letselschade Advocaten, voor het inzenden van deze uitspraak. Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2014/compensatiecommissie-300914