RBDHA 120924 getuigenverhoor over verkrachting die zich 14 jaar geleden zou hebben voorgedaan te belastend
RBDHA 120924 getuigenverhoor over verkrachting die zich 14 jaar geleden zou hebben voorgedaan te belastend
2De feiten
2.1.
In maart 2023 verscheen de biografie ‘ [het boek] ’ (hierna: het boek). Het boek is geschreven door de auteur en beschrijft het levensverhaal van [verweerder 1] . [verweerder 1] is bij het publiek bekend door haar deelname aan een realityserie. Het boek is uitgegeven door de uitgever.
2.2.
In het boek staat een passage over een seksueel contact dat op 14 augustus 2010 tussen verzoeker en [verweerder 1] heeft plaatsgevonden. Op dat moment was verzoeker zestien jaar en [verweerder 1] veertien jaar oud. In het boek staat het volgende geschreven:
[…] Op een gegeven moment zei iemand: “Kom, we gaan verstoppertje doen, dan raakt [naam 2] helemáál van het padje af, want die is straalbezopen. Lachen!” Terwijl mijn oog op een bosje aan de kant van een slootje viel, merkte ik dat die gast die net uit de gevangenis kwam, mij volgde. Hij trok mij verder achter dat bosje, ging op zijn rug liggen en trok mij op zijn middel en begon mij te zoenen. Het enige wat ik kon voelen was afschuw en angst. Hij deed mijn bovenkleding uit en maakte mijn bh open. […]
Hij legde mij neer in het gras en verkrachtte mij. Zijn speeksel droop langs mijn wang. Ik weet nog goed dat ik opzij keek en de schaapjes in de wei zag lopen. Dat beeld zal mijn hele leven nooit meer vergeten. De anderen jongens merkten het waarschijnlijk niet eens, want ik was niet in staat om om hulp te schreeuwen of überhaupt te gillen. Ik was zo bang dat ik helemaal verstijfde en helemaal niks kon doen. […]
Toen-ie klaar was, trok hij zijn kleding weer aan. En ik daarna de mijne ook. Ik ben terug gegaan naar de anderen en ik heb niks laten merken. […]
2.3.
Er is op televisie, radio, internet en in kranten aandacht besteed aan het boek, waaronder aan de door [verweerder 1] in het boek beschreven verkrachting. Verzoeker heeft naar aanleiding van het boek een interview gegeven aan de weekbladen Story en Privé. De naam van verzoeker is niet genoemd in het boek of in publicaties in Story of Privé.
2.4.
Verzoeker heeft op 7 december 2023 aangifte gedaan tegen [verweerder 1] van smaad en/of laster. Het OM heeft geen vervolging ingesteld, omdat er volgens het OM geen sprake was van een publieke beschuldiging door [verweerder 1] . Verzoeker heeft zich op de voet van het bepaalde in artikel 12 Wetboek van Strafvordering beklaagd over het niet-vervolgen. Niet duidelijk is wanneer op deze klacht beslist zal worden.
2.5.
[verweerder 1] heeft op 12 januari 2024 aangifte wegens verkrachting gedaan tegen verzoeker. Het OM heeft geen vervolging ingesteld tegen verzoeker, omdat onderzoek door het OM geen (ondersteunend) bewijs heeft opgeleverd.
2.6.
Verzoeker heeft in januari 2024 bij deze rechtbank een kort geding aanhangig gemaakt tegen [verweerder 1] c.s. Daarin heeft hij een verbod gevorderd op het verspreiden van de beschuldiging van verkrachting en op de verkoop van het boek, heeft hij gevorderd dat de beschuldiging moet worden gerectificeerd en dat [verweerder 1] c.s. een voorschot op schadevergoeding moeten betalen aan hem. Bij vonnis in kort geding van 1 maart 2024 heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van verzoeker afgewezen en – onder andere – het volgende overwogen:
4.10.
Onder deze omstandigheden is onvoldoende aannemelijk geworden dat de in het boek opgenomen passage over het voorval in augustus 2010 onrechtmatig is ten opzichte van eiser, ook niet voor zover deze er binnen de kring van vrienden en kennissen toe zou hebben geleid dat er een verband is gelegd met eiser. Daarbij weegt de voorzieningenrechter mee dat uit enkele uit die kring afkomstige uitlatingen, bijvoorbeeld de door eiser overgelegde WhatsApp-conversatie en de in Story vermelde “getuigenverklaringen”, blijkt dat de beschuldiging van [verweerder 1] met een korrel zout wordt genomen. Om elk misverstand daarover weg te nemen: het is dus niet zo dat de voorzieningenrechter meer geloof zou hechten aan het relaas van [verweerder 1] . Wat er werkelijk gebeurd is in 2010 kan de voorzieningenrechter eenvoudigweg niet beoordelen.
Verzoeker heeft geen hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.
3Het verzoek en het verweer
3.1.
Verzoeker vraagt de rechtbank een voorlopig getuigenverhoor te bevelen en heeft een lijst van tien te horen personen in zijn verzoekschrift opgenomen. Deze groep getuigen bestaat uit hemzelf en [verweerder 1] , personen die aanwezig waren op de avond van 14 augustus 2010 (toen het seksuele contact tussen [verweerder 1] en verzoeker plaatsvond), personen die kunnen verklaren over wat [verweerder 1] daarna over verzoeker heeft verteld binnen de vrienden- en kennissenkring en een getuige die kan verklaren over de baan die verzoeker zou zijn misgelopen. Verzoeker verzoekt de verhoren van hemzelf en [verweerder 1] achter gesloten deuren te laten plaatsvinden.
3.2.
Verzoeker onderbouwt zijn verzoek, samengevat, als volgt. Verzoeker stelt dat hij (toen 16 jaar) en [verweerder 1] (toen 14 jaar) seks met elkaar hebben gehad op de avond van 14 augustus 2010, maar ontkent dat er sprake was seks tegen de zin van [verweerder 1] , van ‘verkrachting’. [verweerder 1] heeft, door op te laten schrijven in haar boek dat zij op die avond is verkracht, zijn (verzoekers) eer en goede naam geschaad. Zij heeft (en de beide andere verweerders hebben) daarmee onrechtmatig jegens verzoeker gehandeld. Ook de beschuldigingen die [verweerder 1] in de jaren voor publicatie van het boek heeft gedaan zijn als onrechtmatig aan te merken. Verzoeker heeft schade geleden door de valse beschuldigingen van [verweerder 1] . Hij heeft daardoor bijvoorbeeld een goedbetaalde baan niet gekregen. Verzoeker wil [verweerder 1] c.s. aansprakelijk stellen voor zijn schade en om zijn procespositie (beter) te kunnen inschatten is het nodig dat er een voorlopig getuigenverhoor plaatsvindt. Met getuigenverklaringen hoopt verzoeker te kunnen bewijzen dat van verkrachting geen sprake is geweest en dat [verweerder 1] aan verschillende mensen over verkrachting door verzoeker heeft verteld voordat het boek uitkwam. Ook kan verzoeker met de getuigenverklaringen onderbouwen dat de kring van personen bekend met de beschuldigingen van [verweerder 1] al ruim was voor de publicatie van het boek en na de publicatie nog ruimer is geworden. Tot slot kan verzoeker door het getuigenverhoor zijn schade onderbouwen.
3.3.
[verweerder 1] c.s. voeren verweer tegen toewijzing van het verzoek. Zij menen dat het verzoek moet worden afgewezen omdat verzoeker misbruik maakt van procesrecht en omdat hij geen belang heeft bij een voorlopig getuigenverhoor. Alle feiten over de avond van 14 augustus 2010 zijn namelijk al bekend. Het is duidelijk dat verzoeker en [verweerder 1] elk een eigen beleving hebben van het seksuele contact dat tussen hen heeft plaatsgevonden. [verweerder 1] c.s. handhaven het standpunt dat het seksuele contact tussen [verweerder 1] en verzoeker tegen de wil van [verweerder 1] was. De beleving van [verweerder 1] daaromtrent zal niet veranderen door het horen van getuigen. Daarnaast is het voor de getuigen niet mogelijk om te verklaren over wat er op de bewuste avond in het hoofd van [verweerder 1] omging. Dat [verweerder 1] in de jaren voor de publicatie van het boek over de verkrachting heeft verteld in vrienden- en kenniskring en daarbij verzoekers naam heeft genoemd ontkent zij niet, zodat verzoeker geen belang heeft bij het horen van getuigen daarover. In het boek zelf is de naam van verzoeker niet genoemd. Verweerders brengen naar voren dat verzoekers naam in de publicatie niet is genoemd en hij ook niet anderszins herkenbaar is in het boek. Verzoeker zelf heeft de publiciteit gezocht na de publicatie van het boek. Verzoeker maakt misbruik van procesrecht door een getuigenverhoor te verzoeken waar geen zinnige uitkomst van te verwachten valt. Mocht de rechtbank toch besluiten om getuigen te horen, dan geldt dat [verweerder 1] niet als getuige op kan treden omdat zij kampt met psychische problematiek als gevolg van, onder andere, de gebeurtenis in de avond van 14 augustus 2010.
4De beoordeling
Voorlopig getuigenverhoor, beoordelingskader
4.1.
Het doel van een voorlopig getuigenverhoor is vooral een partij de mogelijkheid te geven duidelijkheid te verkrijgen over relevante feiten en omstandigheden, van belang voor (de afweging over te gaan tot) het instellen van een vordering in rechte.
4.2.
Een verzoek tot het bevelen van een voorlopig getuigenverhoor wordt in beginsel toegewezen, mits aan de aan een dergelijk verzoek gestelde wettelijke eisen (met name die genoemd in artikel 187 Rv) is voldaan. Op grond van vaste jurisprudentie zal een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor worden afgewezen als: (1) de rechtbank van oordeel is dat van de bevoegdheid tot het gebruiken van dit middel misbruik wordt gemaakt, (2) het verzoek in strijd is met de goede procesorde, of (3) het verzoek moet afstuiten op een ander zwaarwichtig bezwaar. Ook geldt bij een verzoek als dit de regel uit artikel 3:303 Burgerlijk Wetboek dat (4) zonder belang niemand een rechtsvordering toekomt.
Doel voorlopig getuigenverhoor verzoeker
4.3.
Verzoeker vraagt het voorlopig getuigenverhoor om duidelijkheid te krijgen over in een bodemprocedure in te nemen stellingen. In de eerste plaats gaat het hem om de stelling dat eerst [verweerder 1] en vervolgens [verweerder 1] c.s. onrechtmatig jegens hem hebben gehandeld door rond te vertellen c.q. te publiceren dat verzoeker [verweerder 1] heeft verkracht. Ten tweede de stelling van verzoeker dat de kring van mensen die weet dat [verweerder 1] op verzoeker doelt met haar beschuldigingen door publicatie van het boek groter is geworden. Ten derde de stelling dat verzoeker door de beschuldigingen en het vergroten van de herleidbaarheid schade heeft geleden. Ter zitting heeft verzoeker bij monde van zijn advocaat kenbaar gemaakt dat de kern van het verlangde getuigenverhoor betreft de vraag: was er nu wel of niet sprake van seksueel contact met instemming van of tegen de wil van [verweerder 1] op 14 augustus 2010?
Bijzonderheden van dit geval staan in de weg aan toewijzing van het verzoek
4.4.
De rechtbank komt tot het oordeel dat verzoek niet kan worden toegewezen, gelet op de bijzondere omstandigheden van dit geval. Daarvoor is het navolgende van belang.
4.5.
Het gevraagde getuigenverhoor ziet in hoofdzaak op een voorval dat inmiddels 14 jaar geleden plaatsvond, tijdens de kinder- althans jeugdjaren van [verweerder 1] en verzoeker. Verzoeker zegt er belang bij te hebben door getuigenverhoren zoveel mogelijk vast te stellen of er (wel of niet) sprake is geweest van seks tegen de wil van [verweerder 1] . Zoals van de zijde van verweerders terecht is aangevoerd gaat het er daarbij in belangrijke mate om hoe [verweerder 1] het gebeurde toen heeft, of heeft kunnen, ervaren. Dat [verweerder 1] , zoals zij in het boek erkent, op dat moment en ook (kort) erna niet aan verzoeker of anderen heeft laten blijken dat zij niet uit vrije wil seksueel contact had, omdat zij – zoals zij dat beschreef – verstijfde, zegt dan ook niet zoveel. Het is zeer de vraag of het beoogde getuigenverhoor verzoeker verder kan brengen, aangezien de feiten over de beleving van [verweerder 1] over de gebeurtenissen op 14 augustus 2010 al bekend zijn en door het horen van getuigen niet veranderen.
4.6.
[verweerder 1] heeft deugdelijk onderbouwd dat zij nog steeds kampt met psychische problematiek die (onder andere) gerelateerd is aan het voorval in augustus 2010 en dat een getuigenverhoor over dat voorval een grote impact op haar zal hebben. Zij heeft daartoe in het bijzonder overgelegd een ‘verslag psychodiagnostische onderzoek’ gedateerd 12 juli 2024, van de hand van een klinisch psychloog en een GZ-psycholoog. Daarin komt naar voren dat [verweerder 1] nu (nog) kampt met stressklachten in relatie tot, onder meer, het voorval in 2010. Aannemelijk is dat een getuigenverhoor hierover belastend zal zijn voor haar. Die indruk wordt niet weggenomen door het feit dat [verweerder 1] haar relaas in het boek heeft gedaan en aangifte tegen verzoeker heeft gedaan, zoals verzoeker ter ontkrachting naar voren bracht.
4.7.
Het voorval dat centraal zou staan in het getuigenverhoor dateert van inmiddels meer dan 14 jaar geleden. Verzoeker erkent dat hij in ieder geval vanaf 2016 weet dat [verweerder 1] het gebeurde op 14 augustus 2010 als verkrachting heeft bestempeld en daarvan mededeling heeft gedaan binnen de vrienden- of kennissenkring van verzoeker en [verweerder 1] . Verzoeker heeft sindsdien vele jaren laten verstrijken zonder enige wezenlijke (al of niet juridische) actie tegen [verweerder 1] te ondernemen om te voorkomen dat ze nog zou spreken van verkrachting in relatie tot het seksueel contact op 14 augustus 2010.
4.8.
Verzoeker is eerst met (een verbodsvordering in kort geding en) dit verzoek gekomen na de publicatie van het boek. In het betoog van verzoeker ligt besloten dat het de publicatie van het boek is geweest die wezenlijk is voor de onrechtmatigheid van het gedrag van [verweerder 1] (c.s.). Wat echter opvalt is dat het boek geen verwijzing bevat naar verzoeker en zeker voor buitenstaanders wordt niet duidelijk dat het verzoeker was met wie [verweerder 1] in haar beleving tegen haar wil seksueel contact had op 14 augustus 2010. Het is dan ook de vraag of, aangenomen dat verzoeker gelijk heeft en het gebeurde in 2010 niet naar objectieve maatstaven als verkrachting kan worden aangemerkt, [verweerder 1] en de beide andere verweerders aansprakelijk zijn als gevolg van de publicatie van het boek, al of niet beschouwd in samenhang met andere omstandigheden die zich eerder hebben voorgedaan, met name al jaren geleden gedane de uitlatingen door [verweerder 1] in de beperkte vrienden- c.q. kennissenkring.
4.9.
De rechtbank meent dat onder deze omstandigheden, vooralsnog, een zwaarwichtig belang zich verzet tegen het houden van een voorlopig getuigenverhoor met als kernthema het voorval op 14 augustus 2010. De psychische belasting die dat onderzoeksthema voor [verweerder 1] met zich brengt speelt daarbij een doorslaggevende rol en het verzoek moet in de gegeven omstandigheden op dit zwaarwichtige bezwaar afstuiten Van verzoeker kan onder de geschetste omstandigheden verlangd worden dat hij op basis van de nu bekende feiten en omstandigheden een afweging maakt wel of niet een bodemprocedure te starten. Daarbij is het zeer de vraag of een voorlopig getuigenverhoor op dit moment zal kunnen bijdragen aan de door verzoeker te maken afweging, nu dat zich – ook in de visie van verzoeker zelf – vooral richt op de beleving van [verweerder 1] , die al bekend is. In de bodemprocedure zal dan kunnen blijken of en in hoeverre bewijslevering – gelet ook op hetgeen onder 4.8 is overwogen – (nog) nodig is en, zo ja, zal alsdan gelegenheid kan worden geboden voor bewijslevering door middel van getuigen.
4.10.
De rechtbank overweegt nog dat de mededeling namens verzoeker dat het in dit verzoek toch echt draait om de gebeurtenis op 14 augustus 2010 en twee bewijsthema’s –met name het bewijs dat verzoeker een profijtelijke baan is misgelopen – daaraan ondergeschikt zijn, aanleiding geeft het gehele verzoek af te wijzen en dus niet het verzoek deels wel toe te wijzen voor die andere thema’s.
Conclusie
4.11.
Het verzoek van verzoeker om een voorlopig getuigenverhoor te gelasten zal worden afgewezen.ECLI:NL:RBDHA:2024:14470