Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb A.dam 030210 geen dekking voor gekentend motorvoertuig na ongeval op TT-circuit

Rb A.dam 030210 geen dekking voor gekentend motorvoertuig na ongeval op TT-circuit
2.3.  Op 2 oktober 2007 heeft [A] deelgenomen aan een circuitdag op het TT-circuit in Assen. De circuitdag bestond uit een ochtend- en een middagprogramma. Het middagprogramma wordt omschreven als ‘vrijrijden’.

2.4.  Tijdens de circuitdag heeft [A] een ongeval gehad, waarbij schade is ontstaan aan de Ferrari en aan de vangrail.

2.5.  [A] heeft voorafgaande aan deelname aan de circuitdag daarvoor geen toestemming gevraagd en verkregen van Chubb.

2.6.  [A] heeft Chubb verzocht aan hem de schade te vergoeden op grond van bovenvermelde verzekering. Chubb heeft bij brief van 22 oktober 2007 uitkering geweigerd.

3.  Het geschil
3.1.  [A] vordert samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, veroordeling van Chubb tot betaling van EUR 97.935,05 vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 18 oktober 2007 alsmede EUR 1.788,- exclusief BTW aan buitengerechtelijke kosten en veroordeling in de proceskosten.

3.2.  Daartoe heeft [A] gesteld dat artikel 25.9 van de polisvoorwaarden onredelijk bezwarend is voor hem als consument ex artikel 6:237h van het Burgerlijk Wetboek (BW) en derhalve vernietigbaar ex artikel 6:233 sub a BW. Voor het geval artikel 25.9 van de polisvoorwaarden als een kernbeding zou moeten worden beschouwd, dan zou de redelijkheid en billijkheid een derogerende werking daarop moeten hebben, aldus [A].
  Voor zover bedoelde polisvoorwaarde niet vernietigbaar zou zijn, is [A] van mening dat dekking zou moeten worden verleend onder de polis omdat hij naar zijn stellige overtuiging wel heeft voldaan aan de eerste voorwaarde uit artikel 25.9 (rijvaardigheid of begeleiding) en het beroep van Chubb op het niet hebben voldaan aan de tweede voorwaarde (toestemming) in strijd met de redelijkheid en billijkheid is. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de financiele gevolgen voor [A] als particulier relatief groot zijn. Tot slot meent [A] dat het beroep van Chubb op artikel 25.9 misbruik van recht oplevert.

3.3.  Chubb voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.  De beoordeling
(...)
4.4.  Ten aanzien van verzekeringsovereenkomsten en de toepasselijke voorwaarden geldt dat een beding waarin de primaire dekkingsomschrijving is vervat niet als een algemene voorwaarde maar als een kernbeding moet worden beschouwd, voor zover dat beding volgens artikel 6:231 sub a BW duidelijk en begrijpelijk is geformuleerd. De rechtbank overweegt dat in artikel 25.9 is bepaald dat rijden op het circuit in beginsel niet gedekt is, en onder welke voorwaarden alsnog dekking daarvoor kan worden verkregen. Dit artikel moet dan ook als een kernbeding worden beschouwd.

4.5.  Vernietiging van artikel 25.9 wegens de onredelijk bezwarendheid daarvan op de voet van artikel 6:237h BW is dan ook niet aan de orde.

4.6.  [A] heeft – subsidiair gefomuleerd- een beroep gedaan op de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid ten aanzien van artikel 25.9, althans stelt hij dat het beroep van Chubb op het ontbreken van de toestemming als vermeld in artikel 25.9 in strijd is met de redelijkheid en billijkheid.
(....)
4.12.  Al het voorgaande leidt tot de volgende conclusie. Nu vaststaat dat geen toestemming is gevraagd en derhalve ook niet is verleend, bestond geen dekking voor het risico dat zich op 2 oktober 2007 heeft verwezenlijkt. [A] kan dan ook geen aanspraak maken op de door hem gevorderde uitkering, zodat zijn vordering zal worden afgewezen. De vorderingen terzake rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten treft hetzelfde lot.
LJN BM6992