RBMNE 020725 vingerletsel door beknelling tijdens rugbytackle van docent tijdens les; schending zorgplicht waarvoor wg-er risicoaansprakelijk is
RBMNE 020725 vingerletsel door beknelling tijdens rugbytackle van docent tijdens les; schending zorgplicht waarvoor wg-er risicoaansprakelijk is;
- kosten gevorderd en toegewezen 20 uur x € 245,00 + BTW + griffierecht
2 De kern van de zaak
2.1.
[verzoekster] volgt sinds 2021 de opleiding tot medewerker [....] aan het [verweerster sub 1] . In het kader van deze opleiding heeft [verzoekster] op 4 oktober 2022 deelgenomen aan een introductie les tackelen, als onderdeel van de module Rugby. Tijdens de les heeft [verzoekster] met de docent, [A] (hierna: [A] ), de tackle geoefend. Tijdens de tweede tackle heeft [verzoekster] letsel aan haar vinger opgelopen. De kernvraag in deze zaak is: zijn het [verweerster sub 1] en haar aansprakelijkheidsverzekeraar Allianz aansprakelijk voor de gevolgen van dat ongeval? De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is en zal hierna uitleggen waarom.
3 De beoordeling
Het verzoek leent zich voor de deelgeschilprocedure
3.1.
[verzoekster] heeft haar verzoek gebaseerd op de Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade, zoals opgenomen in de artikelen 1019w tot en met 1019cc Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De deelgeschilprocedure kan worden gevoerd over een geschil omtrent of in verband met een deel van hetgeen tussen partijen rechtens geldt ter zake van aansprakelijkheid voor schade door letsel in gevallen dat de beëindiging van dat geschil kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Het verzoek van [verzoekster] leent zich naar haar aard voor behandeling in deelgeschil – hetgeen tussen partijen ook niet in geschil is – en de rechtbank zal hieronder overgaan tot de inhoudelijke beoordeling daarvan.
De zorgplicht van het [verweerster sub 1] en de docent
3.2.
[verzoekster] vordert van het [verweerster sub 1] en Allianz op grond van artikel 6:162 jo. artikel 6:170 van het Burgerlijk Wetboek schadevergoeding voor de door haar geleden en te lijden schade als gevolg van opgelopen letsel tijdens de les op 4 oktober 2022. Om vast te stellen of er sprake is van een onrechtmatige daad van het [verweerster sub 1] , zal beoordeeld moeten worden of [A] (de docent die werknemer is bij het [verweerster sub 1] en die de sportles in kwestie heeft gegeven), zijn zorgplicht heeft geschonden. Voor het invullen van deze zorgplicht is van belang dat het hier gaat om bewegingsonderwijs. Terecht heeft [verzoekster] naar voren gebracht dat hiervoor een ander kader geldt dan voor een ‘sport en spelsituatie’, waarbij een verhoogde drempel geldt voor aansprakelijkheid van een sporter jegens zijn medesporter. Bij een ongeval als in de kwestie, tijdens het bewegingsonderwijs op een [verweerster sub 1] , geldt in beginsel juist een zwaardere zorgplicht, omdat het gaat om de verhouding tussen een school (docent) en een leerling. Het ging hier bovendien om een ongeval tijdens een (voorbeeld)oefening waarbij een docent en een leerling betrokken waren. Het [verweerster sub 1] en Allianz hebben wel terecht aangevoerd dat van een leerling van de mbo-opleiding [mbo-opleiding] wel weer meer mag worden verwacht dan van een leerling tijdens een reguliere gymles op school.
3.3.
De rechtbank moet beoordelen of – rekening houdend met het voornoemde kader en de aanwezige omstandigheden – [A] in deze kwestie heeft gehandeld als een redelijk handelend en redelijk bekwaam docent. Bij een ongeval dat heeft plaatsgevonden tijdens bewegingsonderwijs wordt daarbij gekeken naar drie fases: de voorzorg, de uitvoering en de nazorg. In de voorfase dient de sportdocent de voorwaarden te formuleren voor een veilige sportbeoefening, waarbij onder andere geldt dat de docent bevoegd is om het specifieke bewegingsonderwijs te geven en dat er voldoende instructies worden gegeven aan de leerlingen. Bij de fase van uitvoering gaat het om het handelen van de docent tijdens de les. Zo moet een docent toezicht houden tijdens de les. De fase van nazorg betreft het handelen van de docent nadat letsel is ontstaan.
3.4.
Wat betreft de fase van nazorg overweegt de rechtbank het volgende. Dat [A] niet mee is gelopen met [verzoekster] en mogelijk niet voor de juiste nazorg heeft gezorgd, heeft geen invloed gehad op de schade die [verzoekster] heeft geleden. De noodzakelijke causaliteit ontbreekt. Dat is ook ter zitting erkend door [verzoekster] . De fase van nazorg zal hierna daarom ook niet meer worden besproken.
De docent heeft niet voldaan aan de zorgplicht in de voorfase en tijdens de uitvoering
De toedracht
3.5.
Om vast te kunnen stellen of [A] heeft gehandeld als een redelijk handelend en redelijk bekwaam docent is het allereerst van belang wat de toedracht is geweest van het ongeval dat [verzoekster] heeft gehad. [verzoekster] heeft – samengevat – verklaard dat het volgende is gebeurd. De les vond plaats op het grasveld van [sportclub] . Het veld was nat. De les begon met een kleine warming-up en daarna heeft [A] uitleg gegeven over het tackelen. Na de uitleg moest een voorbeeld gegeven worden. [A] heeft [verzoekster] naar voren geroepen om de tackle met haar te oefenen. De rest van de groep keek mee. De eerste keer ging de tackle prima. De jongens die aan de lijn stonden omdat zij geblesseerd waren stonden te lachen. Bij de tweede tackle die [A] uitvoerde op [verzoekster] belandde hij niet zoals hij uitgelegd had, maar viel met zijn lichaam vol over [verzoekster] heen. Daardoor kwam haar hand klem tussen het lichaam van [A] en de grond. [verzoekster] zegt verder dat zij normale sportschoenen aan had, geen noppen. Dat werd niet gecontroleerd en ze mocht gewoon meedoen met de les.
3.6.
[A] heeft een andere verklaring gegeven over de toedracht van het ongeval. [A] heeft eerst uitleg gegeven. Daarna heeft hij de tackle voorgedaan op de juiste manier met een student en de hele klas kon dit goed zien. Daarna gingen alle leerlingen oefenen. [verzoekster] bleef over en moest wachten, omdat zij geen partner had om mee te oefenen. [verzoekster] mocht toen de tackle uitvoeren op [A] , waarbij [verzoekster] de uitvoerder was en [A] de ontvanger. [A] kwam rustig naar [verzoekster] gelopen en [verzoekster] zette de tackle in. [A] dacht in eerste instantie dat de tackle goed verliep, maar achteraf gezien heeft [verzoekster] hem niet stevig genoeg beet gepakt. Daardoor ontstond er ruimte tussen haar armen en zijn lijf en bij de val kwam [verzoekster] daardoor op haar vinger terecht. [A] zegt verder dat schoenen met noppen verplicht zijn in zijn les en dat je alleen mee mag doen als je die aan hebt.
3.7.
Ter onderbouwing van haar eigen verklaring over de toedracht, heeft [verzoekster] zeven verklaringen van haar medeleerlingen overgelegd. Namelijk van: [B] , [C] , [D] , [E] , [F] , [G] en [H] (hierna: [B] , [C] , [D] , [E] , [F] [G] en [H] ). Ter zitting heeft de advocaat van [verzoekster] verklaard dat zij, in overleg met [verzoekster] , de vragen heeft opgesteld en dat [verzoekster] haar medeleerlingen vervolgens heeft gevraagd om deze vragen te beantwoorden. Het [verweerster sub 1] en Allianz betwisten de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaringen. Zo stellen zij dat de verklaringen overduidelijk zijn ingevuld door vrienden van [verzoekster] die bepaald niet onpartijdig zijn. Ook blijft volgens hen onduidelijk hoe de verklaringen tot stand zijn gekomen. Verder stellen het [verweerster sub 1] en Allianz dat de verklaringen elkaar op bepaalde punten tegenspreken, zoals over het aantal leerlingen dat aanwezig was, op wie de tackle is voorgedaan (alleen op [verzoekster] of ook op andere leerlingen) en hoe de sfeer was (volgens sommigen een goede sfeer, volgens anderen een lacherige sfeer). Ook stellen het [verweerster sub 1] en Allianz dat de medeleerlingen van [verzoekster] verklaren dat er iets mis gegaan is, alleen omdat achteraf bleek dat het mis is gegaan.
3.8.
De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de verklaringen van de medeleerlingen van [verzoekster] , omdat zij in de kern en op belangrijke punten overeenkomen. De verklaringen zijn in eigen woorden en met verschillende handschriften opgeschreven en komen over als authentiek en individueel ingevuld. De rechtbank heeft ook geen reden om te twijfelen aan de verklaring van [H] , die [verzoekster] later heeft ontvangen via whatsapp. [verzoekster] heeft ter zitting toegelicht dat het schooljaar net was begonnen en dat zij haar medeleerlingen nog maar net kende, zodat het niet gaat om verklaringen van vrienden van [verzoekster] die niet onpartijdig zouden kunnen zijn.
3.9.
In verklaringen van de medeleerlingen van [verzoekster] staat onder meer het volgende.
[B] verklaart dat [A] uitlegde wat de leerlingen moesten gaan doen en aan [verzoekster] vroeg om het samen te doen. Hij deed toen de tackle eerst voor met [verzoekster] in een rustig tempo. [verzoekster] moest zich laten vallen. Hierna ging [A] de tackle voordoen met [verzoekster] op tempo. Dat ging volgens [B] te hard en liep fout af voor [verzoekster] . [B] verklaarde ook dat de zon scheen en dat het koud en nat was. Volgens hem riepen [E] en [H] dat [A] [verzoekster] “eens moest aanpakken”. Hierdoor is [A] waarschijnlijk uit zijn concentratie gehaald. Verder had [verzoekster] volgens hem met [D] afgesproken om de tackle te oefenen.
[C] heeft verklaard dat hij heeft gezien hoe [verzoekster] werd getackeld. [A] deed de tackle eerst rustig voor en dat ging goed. Daarna ging het wat sneller en toen ging het wat minder. De sfeer was volgens [C] in het begin lacherig, maar daarna wat serieuzer. Nadat het incident gebeurd was werd er gelachen. Volgens [C] had [verzoekster] met [D] afgesproken om de tackle te oefenen.
[D] heeft verklaard dat [A] met [verzoekster] de tackle ging voordoen en dat dit niet verliep als gepland. [A] deed eerst in slow motion de tackle. Daarna ging de tackle op tempo maar dat verliep niet goed. [D] heeft gezien dat [verzoekster] werd getackeld door [A] . [D] heeft verklaard dat [A] een beetje werd getriggerd door zijn studenten. Er werd gezegd: “Ha docent doe gewoon” en er werd gegiecheld. [D] heeft het zo beleefd dat [A] zich een beetje opgefokt voelde en daarom niet zijn volledige focus had. [D] heeft zelf ook verklaard dat [verzoekster] na het voorbeeld met haar de tackle zou oefenen.
[E] heeft verklaard dat [A] [verzoekster] gevraagd heeft om de tackle voor te doen met hem. Volgens [E] was de sfeer niet serieus en heeft hij tegen [A] gezegd: “kom op je pakt haar”. [A] heeft de tackle volgens [E] te hard uitgevoerd en liep het fout af. Hij zegt ook dat [verzoekster] met [D] afgesproken had om de tackle te oefenen.
[F] heeft verklaard dat [A] de tackle met meerdere leerlingen heeft voorgedaan, maar eerst met [verzoekster] . De tackle werd volgens [F] goed uitgevoerd. De sfeer was volgens [F] goed. [F] weet niet of [verzoekster] had afgesproken met iemand om de tackle te oefenen.
Volgens [G] ging het bij de tweede tackle fout. [A] viel bovenop [verzoekster] en dat was anders dan bij de uitleg. [G] zegt dat de tackle ‘zeker niet’ naar behoren ging. [G] heeft verder verklaard dat hij geblesseerd was net als [E] en [H] en dat zij gek en lacherig deden. [A] ging daar volgens hem in mee. Het was niet meer serieus. De jongens riepen volgens hem: “Pak [verzoekster (voornaam)] maar eens aan, je kan haar hebben”. Volgens [G] zou [verzoekster] de tackle met [D] oefenen. Het gras was volgens [G] nat en koud.
Tot slot heeft [H] verklaard dat [verzoekster] werd getackeld door [A] . En dat het koud was en het veld niet goed. Het grasveld was nat en hard en er was weinig grip volgens [H] . Er waren geen beschermingsmiddelen, ook mocht/moest je sportschoenen aandoen maar daarmee gleed ja alleen maar weg, aldus [H] .
3.10.
Uit deze verklaringen volgt consequent een gelijkluidend verhaal over de toedracht. De gemene deler is dat [verzoekster] werd getackeld door [A] en niet, zoals [A] in zijn verklaring stelt, dat [A] werd getackeld door [verzoekster] . Dat zegen alle medeleerlingen van [verzoekster] . Uit verschillende verklaringen volgt dat het incident gebeurde bij de tweede voorbeeldtackle, die op tempo was en hard en niet goed ging. Verschillende leerlingen beschrijven de sfeer als lacherig en geven aan dat [A] meeging in die sfeer. Daarnaast zeggen bijna al haar medeleerlingen dat [verzoekster] de tackle na het voorbeeld met [D] zou oefenen. Dat [A] de tackle met [verzoekster] deed omdat [D] niet kon meedoen aan de les, strookt daarmee dus niet. Verder geven meerdere leerlingen aan dat het veld nat was. Volgens [verzoekster] en [H] waren schoenen met noppen echter niet verplicht.
3.11.
Tegenover de op de essentiële punten overeenkomende verklaringen van [verzoekster] en haar medeleerlingen staat alleen de verklaring van [A] . De rechtbank oordeelt dat het gelet op de consistente verklaringen die namens verzoeksters zijn overgelegd – en die het [verweerster sub 1] en Allianz ook al meer dan een jaar bekend waren – het op de weg van verweerders had gelegen met meer te komen dan alleen de verklaring van partijgetuige [A] zelf. De verklaringen zijn onvoldoende betwist door verweerders. Daarom gaat de rechtbank uit van de beschrijving van de toedracht zoals door [verzoekster] is betoogd en die ondersteund wordt door de verklaringen van haar medeleerlingen.
Schending zorgplicht
3.12.
Vervolgens is het de vraag of, uitgaande van deze toedracht, [A] heeft gehandeld als een redelijk handelend en redelijk bekwaam docent. De rechtbank oordeelt – rekening houdend met het onder 3.2. en 3.3. beschreven kader – dat dat niet het geval is. Zowel in de voorfase als tijdens de uitvoering heeft [A] steken laten vallen. Ten eerste is onvoldoende gecontroleerd of de leerlingen (en in het bijzonder [verzoekster] ) het juiste schoeisel droegen. Het was een nat veld en ook volgens [A] en [verweerster sub 1] zelf waren noppen verplicht. Uit de verklaring van [verzoekster] die wordt ondersteund door die van [H] , maakt de rechtbank echter op dat [verzoekster] geen noppen aan had. Ten tweede heeft [A] ervoor gekozen om met [verzoekster] de voorbeeldtackle uit te voeren, terwijl [verzoekster] nog onervaren was in de rugbysport en qua postuur verschilt van [A] . Daarbij was er sprake van een lacherige sfeer waarbij [A] werd opgejut door een aantal leerlingen en er minder concentratie was. Ondanks deze omstandigheden koos [A] ervoor de tackle – waaraan risico’s zijn verboden – toch op dat moment met [verzoekster] voor te doen. Dat had hij gelet op de onvoldoende veilige omstandigheden niet moeten doen.
3.13.
Vervolgens liep het ook daadwerkelijk fout bij de tweede snelle tackle. Vrijwel alle leerlingen hebben namelijk verklaard dat [A] op [verzoekster] is gevallen. Dat hoort niet bij een goed uitgevoerde tackle, begrijpt de rechtbank uit de toelichting van beide partijen hierover. De fout die [A] gemaakt heeft, lijkt in te zijn gegeven door de hiervoor genoemde omstandigheden. [A] had de situatie beter moeten inschatten (in de voorfase) en de tackle anders moeten uitvoeren (in de uitvoerende fase). Dat heeft hij niet gedaan en daardoor heeft hij niet gehandeld als een redelijk handelend en redelijk bekwaam docent.
3.14.
[A] heeft aldus zijn zorgplicht geschonden. Dit betekent dat er sprake is van een onrechtmatige daad waarvoor het [verweerster sub 1] op grond van artikel 6:170 BW (risico)aansprakelijk is. Wat betreft de schade geldt dat [verzoekster] – in het kader van de aansprakelijkheidsvraag – voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij schade heeft geleden. Zo heeft [verzoekster] een schadestaat overgelegd en een verklaring van dr. [I] , waar in staat dat [verzoekster] aanhoudende klachten en beperkingen heeft die ongevalsgevolg zijn. [verzoekster] heeft toegelicht dat dit er toe heeft geleid dat zij haar bijbaan in de horeca heeft moeten stopzetten en dat zij toekomstig verlies aan verdienvermogen kan hebben, omdat het mogelijk is dat zij als gevolg van het letsel niet alle sporten kan uitvoeren, terwijl zij een opleiding volgt om sportdocent te worden. Voor deze fase is de schade voldoende toegelicht. Dit betekent dat de door [verzoekster] verzochte verklaring voor recht dat het [verweerster sub 1] aansprakelijk is voor de door [verzoekster] geleden en nog te lijden schade als gevolg van het ongeval op 4 oktober 2022 en dat Allianz gehouden is om de schade van [verzoekster] als gevolg van het ongeval te vergoeden, wordt toegewezen. Voor recht verklaren dat de ‘volledige schade’ moet worden vergoed doet de rechtbank niet, omdat de precieze vergoedingsplicht en de omvang van de schade nog niet kan worden beoordeeld.
Kosten deelgeschilprocedure
3.15.
Het tweede verzoek van [verzoekster] is om de kosten van deze procedure te begroten. De rechtbank moet dat doen op grond van artikel 1019aa Rv. Bij het begroten van de kosten in een deelgeschilprocedure dient de dubbele redelijkheidstoets gehanteerd te worden: zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn. [verzoekster] heeft bij het verzoekschrift een urenspecificatie overgelegd, waaruit blijkt dat haar advocaat 12 uur besteed heeft aan het opstellen van het verzoekschrift. Daarnaast staat in het verzoekschrift dat haar advocaat 4 uur heeft besteed aan het voorbereiden van de zitting en 4 uur voor de zitting zelf (inclusief overige werkzaamheden zoals voor- en nabespreking van de zitting met [verzoekster] en de reistijd). In totaal heeft de advocaat van [verzoekster] 20 uur aan de zaak besteed. Bij het gehanteerde uurtarief van € 245,00 exclusief BTW komt dit neer op een bedrag van € 4.900 exclusief voor de kosten van deze deelgeschilprocedure, nog te vermeerderen met het griffierecht.
3.16.
Het [verweerster sub 1] en Allianz zijn van mening dat het rekenen van 4 uur voor de zitting ruim is en dat de reistijd tegen een gereduceerd tarief in rekening gebracht zou moeten worden. De rechtbank is van oordeel dat de advocaat van [verzoekster] voldoende onderbouwd heeft hoe zij tot de 4 uur voor de zitting gekomen. Dat is namelijk inclusief het voor- en nabespreken van de zitting, waaronder 2 uur voorbespreking op 14 april 2025, en de reistijd. Dat heeft de advocaat van [verzoekster] ter zitting toegelicht en de rechtbank acht dat redelijk. De rechtbank ziet geen reden om het aantal uren en het tarief aan te passen. Het verzoek van [verzoekster] wordt daarom toegewezen. De kosten worden begroot op € 4.900 exclusief BTW, vermeerderd met het griffierecht van € 331. In totaal is dat € 5.231.
Beschikking niet uitvoerbaar bij voorraad
3.17.
De rechtbank zal deze uitspraak niet uitvoerbaar bij voorraad verklaren zoals [verzoekster] vraagt omdat tegen een beschikking in een deelgeschilprocedure geen hoger beroep openstaat. Dit volgt uit artikel 1019bb Rv. ECLI:NL:RBMNE:2025:3866