Rb Arnhem 211107 mislukte vasectomie - eisen aan wijze van informeren mbt uitslag onderzoek
- Meer over dit onderwerp:
Rb Arnhem 211107 mislukte vasectomie - eisen zoals te stellen aan wijze van informeren m.b.t. uitslag onderzoek
2.6. Alles - ook in onderling verband - beziend moet worden geoordeeld dat [eisers] er niet in zijn geslaagd hun stelling onder b. te bewijzen dat aan [eiser 2] destijds telefonisch de verkeerde uitslag is doorgegeven. Nu dat niet is komen vast te staan, kunnen de vorderingen van [eisers] op deze grond niet worden toegewezen. Aan de vraag of [eiser 2] er in het licht van art. 3:37 lid 4 BW op mochten vertrouwen dat hetgeen aan [eiser 2] was meegedeeld juist was, wordt dan niet toegekomen.
(...)
2.12. In beginsel is juist dat in het onderhavige geval, waar de sterilisatie door een algemeen chirurg is uitgevoerd en afgewikkeld, naar de voor de beroepsgroep van chirurgen geldende normen moet worden beoordeeld of met inachtneming daarvan is gehandeld. In het licht van de desbetreffende, hiervoor vermelde citaten van informatie uit die beroepsgroep kan niet worden geconcludeerd dat de destijds geldende professionele standaard het niet toeliet telefonisch de uitslag van het spermaonderzoek door te geven en ook niet dat dat niet via de poli-assistente mocht geschieden. Overigens zou evenmin mogen worden geconcludeerd dat de door het ziekenhuis gevolgde werkwijze niet voldoet aan de toen geldende professionele standaard indien de van de beroepsgroep van urologen afkomstige informatie bij de beoordeling zou worden betrokken. De NVU-richtlijn vermeldt als advies dat de uitslag telefonisch of schriftelijk aan de patiënt wordt meegedeeld. De inleiding bij de richtlijn vermeldt dat van de richtlijn mag worden afgeweken. De NVU patiëntenfolder vermeldt dat de patiënt de uitslag van zijn arts krijgt. Niet is daarin aangegeven op welke wijze die mededeling zou moeten geschieden. In het licht van de uit de getuigenverhoren gebleken werkwijze van het ziekenhuis - de arts beoordeelt die uitslag, al dan niet voorafgaand aan het telefoontje van de patiënt, waarna (veelal) de poli-assistente de uitslag doorgeeft - moet worden geoordeeld dat aan de strekking van dit laatste voorschrift ook is voldaan. De namens [eisers] overgelegde informatie, afkomstig van enkele maatschappen en poliklinieken urologie van verschillende ziekenhuizen en één maatschap chirurgie, waaruit blijkt dat die ‘door de arts (persoonlijk)’ en/of ‘tijdens een poliklinische afspraak’ en/of ‘schriftelijk’ de uitslag van spermaonderzoek (laten) meedelen aan de patiënt doet aan dit alles niet af. Die informatie is overwegend afkomstig uit een andere beroepsgroep dan die waartoe de hulpverlener(s) van [eiser 1] behoren, terwijl bovendien van (veel van) die informatie niet duidelijk is of die dateert van 2001/2002. Ook is met de overgelegde informatie niet gezegd dat deze wijze van informatieverstrekking door de gehele beroepsgroep van urologen wordt gedragen. Verder heeft het ziekenhuis evengoed informatie overgelegd - bij de hiervoor genoemde brief - van de afdeling chirurgie van een ziekenhuis waaruit blijkt dat die anno 2003 nog steeds - conform de patiëntenvoorlichting van de NVvH - laat telefoneren over de uitslag. Uit al hetgeen de partijen hebben aangevoerd en overgelegd kan niet anders worden geconcludeerd dan dat over de precieze te volgen wijze van informatieverstrekking over de uitslag van spermaonderzoek na vasectomie onder de professionals - chirurgen en urologen - die die ingreep verrichten geen consensus en geen daarop gebaseerde algemeen geldende norm bestaat. Het mag mondeling en het mag schriftelijk, als de beoordeling van de uitslag maar door een arts geschiedt. Dat betekent dat niet gezegd kan worden dat het ziekenhuis door op de wijze waarop dat in dit geval is gebeurd, is tekort geschoten in de zorg van een goed hulpverlener.
2.13. Het voorgaande past ook binnen de door art. 7:448 BW geschetste wijze van informatieverstrekking aan de patiënt. [eisers] hebben dit artikel aangehaald in het kader van hun - al in het vorige vonnis verworpen - stelling dat (ook) voorafgaand aan de vasectomie onvoldoende informatie is verstrekt. Deze bepaling ziet echter ook op de informatie over ‘(...) de ontwikkelingen omtrent het onderzoek, de behandeling en de gezondheidstoestand van de patiënt (...)’, zoals in deze kwestie aan de orde. De informatieverstrekking dient ingevolge dit artikel ‘duidelijk’ te geschieden en ‘desgevraagd schriftelijk’. Mondelinge informatieverstrekking is blijkens dit artikel dus het uitgangspunt en daarmee strookt de gang van zaken zoals neergelegd en/of geadviseerd in de hiervoor besproken stukken. De omstandigheid dat de polikliniek chirurgie van het ziekenhuis haar procedure inmiddels heeft aangepast en thans schriftelijk de uitslag van het spermaonderzoek doorgeeft, doet aan het voorgaande niet af. Aan de orde is immers niet de vraag of de informatieverstrekking veranderd of verbeterd kon worden, maar of die aan de daaraan destijds te stellen eisen voldeed. Bovendien kunnen aan de invoering van een werkwijze waarbij de uitslag schriftelijk wordt meegedeeld, andere overwegingen dan overwegingen van goed hulpverlenerschap ten grondslag liggen of hebben gelegen, bijvoorbeeld juridische.2.14. In reactie op het verwijt van [eisers] dat berichtgeving aan de huisarts over de (uitslag van de) sterilisatie ten onrechte achterwege is gebleven, heeft het ziekenhuis erop gewezen dat in elk geval wel het verslag van de patholoog d.d. 19 november 2001 naar aanleiding van die ingreep aan de huisarts is gezonden en dat - overigens - geen bericht van de chirurg over de ingreep en/of de uitslag van het spermaonderzoek aan de huisarts wordt gezonden, hetgeen volgens het ziekenhuis conform de richtlijn van de beroepsgroep is.
2.15. Uit de brief van de huisarts van 3 oktober 2006, die door [eisers] ten behoeve van de comparitie is overgelegd, blijkt dat het PA-verslag van de eerste sterilisatie-ingreep inderdaad aan de huisarts was toegezonden. Op grond daarvan kan niet worden geconcludeerd, zoals ter comparitie namens [eisers] is meegedeeld, dat de huisarts nimmer informatie over de ingreep heeft ontvangen. Wat hiervan ook zij, uit geen van de door de partijen overgelegde stukken met informatie over hetgeen in de beroepsgroep - van chirurgen en/of urologen - wordt geadviseerd of is afgesproken volgt dat van de uitslag van het sperma-onderzoek ook mededeling moet worden gedaan aan de huisarts. Gesteld noch gebleken is overigens dat de huisarts na ontvangst van een niet-goede uitslag de patiënt er uit eigen beweging op zou (moeten) wijzen dat hij nog niet steriel is. In zoverre treft dit verwijt van [eisers] reeds wegens het ontbreken van causaal verband met de schade geen doel.
2.16. Met betrekking tot het verwijt van [eisers] dat, samengevat, het ziekenhuis na een ‘verkeerde’ uitslag geen afspraak maakt met de patiënt voor een hercontrole wordt het volgende overwogen. Voorafgaand aan het te herhalen spermaonderzoek zal - zoals ook bij de eerste controle - tenminste een bepaalde tijdsperiode moeten zijn verstreken en/of een aantal zaadlozingen moeten hebben plaatsgevonden om die hercontrole zinvol te laten zijn. Bovendien wordt aan het in te leveren zaadmonster een aantal eisen gesteld, zo blijkt eveneens uit de overgelegde stukken en hetgeen daarover ter comparitie is verklaard. Een afspraak voor een hercontrole wordt - zo begrijpt de rechtbank - daarom niet gemaakt omdat het van de persoon(lijke omstandigheden) van de patiënt zal afhangen wanneer een zinvolle hercontrole precies zou kunnen plaatsvinden. Aangenomen moet worden dat om diezelfde reden evengoed voor het inleveren van het eerste spermamonster geen afspraak wordt gemaakt. Illustratief is het geval van [eiser 1] zelf, die om in het getuigenverhoor besproken redenen na het verstrijken van een aanzienlijk langere termijn dan gebruikelijk het eerste zaadmonster heeft ingeleverd. Het voert te ver onder deze omstandigheden van het ziekenhuis te verlangen toch een dergelijke (her-)controleafspraak te maken of het bereiken van steriliteit anderszins te administreren of te controleren. Bovendien zou het aannemen van een dergelijke verplichting van het ziekenhuis eraan voorbij zien dat het in casu gaat om een patiënt die steriliteit wil bereiken, dat op die patiënt uit dien hoofde een eigen verantwoordelijkheid rust dat daadwerkelijk steriliteit wordt bereikt en dat die steriliteit kan worden vastgesteld. Dit blijkt uit al het in deze procedure overgelegde advies- en foldermateriaal, waarin in verschillende bewoordingen aan de patiënt wordt duidelijk gemaakt dat steriliteit niet direct na de ingreep is bereikt en dat steriliteit pas vaststaat na een ‘goede’ uitslag na spermacontrole. Uit dien hoofde weet een patiënt die een vasectomie ondergaat ook dát een tweede controle noodzakelijk zou kunnen zijn. Dit geldt ook voor [eisers], aan wie met het oog op de mogelijkheid van de noodzaak tot hercontrole - zo staat vast - direct na de eerste ingreep zelfs twee potjes voor het zaadmonster zijn meegegeven. Overigens valt uit de door de partijen overgelegde informatie - zelfs uit de richtlijn Vasectomie van de NVU - niet op te maken dat de professionele standaard behelst dat in alle gevallen (ten minste) twee spermacontroles zouden moeten plaatsvinden, zoals [eisers] hebben betoogd.
2.17. Op grond van al het voorgaande zijn eveneens de onder d., e. en f. (zie het laatste tussenvonnis, onder 3.2) verwoorde verwijten van [eisers] aan het ziekenhuis, ook in onderling verband bezien, ongegrond. Inzake de verwijten onder a. (geen informed consent), c. (schending dossierplicht) en g. (geen onderzoek tijdens tweede ingreep van reden mislukken eerste ingreep) is in het laatste tussenvonnis reeds overwogen en beslist dat die niet tot aansprakelijkheid van het ziekenhuis (kunnen) leiden. Met betrekking tot de stelling van [eisers] onder h. in de dagvaarding - zij menen dat de gang van zaken rondom de tweede sterilisatie en de verslaglegging daarvan onzorgvuldig is, aangezien zij uitdrukkelijk hebben aangegeven dat zij de reden van het mislukken van de eerste sterilisatie wilden weten - geldt dat [eisers] daarin geen grondslag hebben geformuleerd waarop hun vorderingen kunnen steunen. Bovendien ontbreekt, zoals [eisers] zelf ook al stellen, causaal verband met de ongewenste zwangerschap.
2.18. De vorderingen van [eisers] zullen op grond van het voorgaande moeten worden afgewezen. Hetgeen de partijen overigens nog hebben aangevoerd, behoeft daarom geen (verdere) bespreking.LJN BB8715