Rb Rotterdam 290212 aansprakelijkheid verloskundige voor delay bij diagnose geelzucht; onderwerpen voor comparitie
- Meer over dit onderwerp:
Rb Rotterdam 290212 aansprakelijkheid verloskundige voor delay bij diagnose geelzucht; onderwerpen voor comparitie
De beoordeling
[eisers] grondt zijn vorderingen op de tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst inzake geneeskundige behandeling. Hij stelt daartoe tegen de achtergrond van de vaststaande feiten het volgende. [gedaagde] heeft niet gehandeld conform de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend verloskundige onder vergelijkbare omstandigheden mag worden verwacht. [eiser 3] werd gedurende de eerste dagen na de geboorte toenemend geel. [gedaagde] had dat als hoofdverantwoordelijke niet mogen missen. Voorts heeft [gedaagde] onvoldoende acht geslagen op de door de heer en mevrouw [eiser 1 en 2] bij haar geuite zorg over de toenemende geelheid van [eiser 3]. [gedaagde] had op het moment dat [eiser 3] duidelijk geel zag een bilirubine controle moeten doen. Bij tijdige diagnostiek en verwijzing had toentertijd volstaan kunnen worden met intensieve fototherapie. Dan zou de wisseltransfusie niet hebben plaatsgevonden en zouden geen hersenbeschadigingen bij [eiser 3] zijn ontstaan. Als gevolg van het tekortschieten van [gedaagde] heeft [eisers] tot de datum van dagvaarding de schade geleden waarvan vergoeding is gevorderd. Voor het overige is de schade nog niet bepaalbaar omdat nog niet bekend is of, en zo ja, welke gevolgen de hersenbeschadigingen in de toekomst zullen hebben.
[gedaagde] voert bij conclusie van antwoord aan dat [eisers] haar slechts pro se en niet mede in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van [eiser 3] heeft gedagvaard. De rechtbank acht deze uitleg van de dagvaarding onjuist. Uit de vordering blijkt dat [eisers] heeft beoogd niet slechts pro se, maar tevens in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van [eiser 3] op te treden. Voor [gedaagde], bijgestaan door haar aansprakelijkheidsverzekeraar en haar advocate, was dat uit de dagvaarding voldoende kenbaar. Uit de op de rol van 3 augustus door [eisers] overgelegde beschikking van 28 juli 2011 van de kantonrechter te Dordrecht blijkt voorts dat de vereiste toestemming voor het door [eisers] namens [eiser 3] instellen van de vordering is verleend. Dat die toestemming pas werd gevraagd en verleend nadat de procedure reeds aanhangig was, staat niet aan ontvankelijkheid in de weg. Het verweer van [gedaagde] dat [eisers] niet ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering namens [eiser 3] is derhalve ongegrond.
Voor beoordeling van de aansprakelijkheidsvraag is van belang of [gedaagde] bij haar werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht heeft genomen en of zij daarbij heeft gehandeld in overeenstemming met de voor haar geldende professionele standaard (artikel 7:453 Burgerlijk Wetboek). Dit betekent dat dient te worden beoordeeld of [gedaagde] de zorg heeft betracht die de redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
Het ligt in de rede dat de rechtbank zich bij beantwoording van voornoemde vraag zal dienen te laten voorlichten door een of meer deskundigen. [eisers] stelt, voor het geval de rechtbank een deskundige zou willen benoemen, dat een neonatoloog of kinderarts dient te worden benoemd. [gedaagde] voert aan dat alleen een verloskundige kan beoordelen of [gedaagde] eerder dan op 6 september 2004 de bilirubinewaarden had moeten meten dan wel een deskundige had moeten raadplegen.
Tussen partijen bestaat geen overeenstemming over de - naar het zich laat aanzien - relevante feiten. Dit betreft de vragen hoe de kleur van de huid van [eiser 3] zich in de dagen na haar geboorte heeft ontwikkeld en op welke wijze [eisers] daarvoor aandacht van [gedaagde] heeft gevraagd.
[eisers] stelt dat sprake was van een in de dagen na de geboorte geleidelijk toenemende gele kleur van [eiser 3]. [eisers] wijst in dit verband op de als productie 9 bij dagvaarding overgelegde foto's van [eiser 3].
Nu het griffiedossier slechts zwart-wit kopieën van de kleurenfoto's bevat, kan de rechtbank - en een eventueel door de rechtbank te benoemen deskundige - daar reeds om die reden niets uit afleiden. [eisers] zal in de gelegenheid worden gesteld alsnog kleurenfoto's van [eiser 3], voor zover mogelijk voorzien van datum en tijdstip van opname in het geding te brengen.
[eisers] stelt de geleidelijke toename van de geelheid van [eiser 3] zelf te hebben opgemerkt en dat dit ook blijkt uit de opgetekende anamnese die is afgenomen na opname van [eiser 3] in het ziekenhuis (zie hiervoor onder 2.7 en 2.8). Hij wijst erop dat het geenszins in de rede lag om destijds aan de behandelend kinderarts iets anders dan de waarheid te verklaren over de ontwikkeling van de gele kleur van [eiser 3]. Voorts wijst [eisers] erop dat de kraamverzorgster op 6 september 2004 heeft genoteerd dat [eiser 3] iets geler zag dan de dag daarvoor terwijl steeds werd genoteerd dat sprake was van een licht gele kleur, hetgeen [eisers] ziet als een bevestiging dat sprake was van een geleidelijke toename van de gele kleur en niet van een plotselinge zeer sterke toename. Ten slotte wijst [eisers] erop dat de toenmalig behandelend kinderarts dr. [A] het, gezien het beloop van de bilirubinewaarden na start van de behandeling en de intens gele kleur bij opname, uitgesloten acht dat de geelzucht binnen zeer korte tijd is ontstaan ("zeg 24 à 48 uur"), welk oordeel wordt gedeeld door de medisch adviseur van [eisers]
[gedaagde] beroept zich op haar eigen observaties op 31 augustus en op 1, 3, 4 en 6 september 2004 waarvan zij destijds notities heeft gemaakt in een agenda. Voorts beroept zij zich op hetgeen de ervaren kraamverzorgsters hebben genoteerd in het zorgdossier. [gedaagde] wijst erop dat zij er in is getraind om op het oog te constateren of een pasgeborene geel is, en zo ja, in welke mate. Van een geleidelijk aan geler worden van [eiser 3] was in de visie van [gedaagde] geen sprake. Zij voert aan dat [eiser 3] iedere dag iets geel zag en dat er vanaf 4 september 2004 sprake was van een afname van de gele kleur (conclusie van antwoord onder 8), respectievelijk dat er steeds sprake was van een iets gele kleur van [eiser 3] en dat dit beeld pas op 6 september 2004 veranderde waarna dit ook in het dossier werd genoteerd (conclusie van dupliek onder 7), respectievelijk dat op 3 september een afname van de gele kleur werd geconstateerd door de kraamverzorgster (conclusie van dupliek onder 18).
[eisers] stelt dat de heer en mevrouw [eiser 1 en 2] meerdere malen bij [gedaagde] hebben aangegeven dat zij zich zorgen maakten over de toenemende geelzucht van [eiser 3].
[gedaagde] voert aan dat [eisers] op 3 september 2004 voor de eerste keer (aan [gedaagde]) vroeg naar de gele kleur van [eiser 3] en daarna op 6 september 2004 voor de tweede keer (aan mevrouw [Y], de kraamverzorgster). Op 3 september 2004 vroegen de heer en mevrouw [eiser 1 en 2] volgens [gedaagde] of [eiser 3] niet te geel zag. Volgens [gedaagde] zag [eiser 3] toen nauwelijks geel en was de kleur niet afwijkend van andere kinderen van diezelfde leeftijd. Op 6 september 2004 werd [gedaagde] door mevrouw [Y] uitgenodigd om langs te komen. [eiser 2] had jegens mevrouw [Y] haar ongerustheid geuit omdat [eiser 3] geel zag. [gedaagde] constateerde toen dat [eiser 3] een ernstig gele kleur had. [gedaagde] acht het echter geenszins onwaarschijnlijk dat mevrouw [Y] op de ochtend van 6 september 2004 zag dat [eiser 3] iets geler was dan de dag daarvoor. In de visie van [gedaagde] was er op die dag namelijk een zeer snelle toename van de gele kleur van [eiser 3]. [gedaagde] wijst erop dat die dag een zeer snelle stijging van de bilirubinewaarden werd geconstateerd.
De rechtbank zal een comparitie van partijen gelasten teneinde inlichtingen van partijen te verkrijgen en om de verdere procedure met partijen te bespreken. Tijdens de comparitie kan tevens overleg plaatsvinden over eventueel te gelasten deskundigenbericht(en), al dan niet na eventuele bewijsvoering door getuigen.
[eisers] wordt uitgenodigd om de onder 4.7 hiervoor genoemde kleurenfoto's van [eiser 3], voorzien van datum en tijdtip van opname, alsnog over te leggen. Voorts wordt [eisers] uitgenodigd om te reageren op de bij conclusie van dupliek door [gedaagde] overgelegde productie 4 en de daaraan door [gedaagde] verbonden conclusie dat er op 6 september 2004 sprake was van een zeer snelle stijging van de bilirubinewaarden. Beide partijen worden uitgenodigd - zo mogelijk na overleg en eenparig - een voorstel te doen voor eventueel door de rechtbank te gelasten deskundigenonderzoek. In verband met een goede voorbereiding van de zitting door alle betrokkenen is het wenselijk dat partijen nadere informatie en nadere stukken uiterlijk twee weken voor de dag van de zitting aan de rechtbank en de wederpartij doen toekomen. Het staat partijen vrij tevens hun op schrift gestelde standpunt aan de rechtbank en de wederpartij te doen toekomen. Het is niet de bedoeling dat op de zitting zal worden gepleit aan de hand van pleitnotities.
Het ligt in beginsel in de rede dat een deskundige op het vakgebied van de verloskunde om advies wordt gevraagd met betrekking tot de vraag welke zorg de redelijk bekwaam en redelijk handelend verloskundige in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht; dat wil zeggen welke eventuele onderzoeken zij op welke momenten zou hebben verricht, welke eventuele instructies zij op welke momenten zou hebben gegeven, welke eventuele maatregelen zij op welke momenten zou hebben getroffen enz. Het ligt echter minder in de rede dat een verloskundige kan oordelen over de visie van dr. [A] en de medisch adviseur van [eisers] dat, gezien het beloop van de bilirubinewaarden na start van de behandeling en de intens gele kleur bij opname, het uitgesloten moet worden geacht dat de geelzucht binnen zeer korte tijd is ontstaan, alsmede over de vraag of dit betekent dat de gele kleur van [eiser 3] gedurende een aantal dagen geleidelijk aan moet zijn toegenomen (standpunt [eisers]), dan wel of het toch mogelijk is dat van een geleidelijke toename geen sprake was en dat de geelzucht in een zeer kort tijdsbestek heel sterk is toegenomen (standpunt [gedaagde]).
Ter comparitie zullen de volgende onderwerpen met partijen worden besproken:
a. de huidige situatie van [eiser 3] en de verwachtingen voor de toekomst;
b. de feitelijke toedracht vanaf de geboorte van [eiser 3] en de verschillende visie van partijen op de feiten;
c. de door [eisers] over te leggen kleurenfoto's;
d. op welke concrete punten [gedaagde] in de visie van [eisers] niet juist heeft gehandeld;
e. de mogelijkheden van bewijsvoering;
f. productie 4 bij conclusie van dupliek en de reactie van [eisers] daarop;
g. de modaliteiten van een eventueel deskundigenonderzoek door een verloskundige (persoon, vraagstelling, kosten);
h. de modaliteiten van een eventueel deskundigenonderzoek door een kinderarts of neonatoloog (persoon, vraagstelling, kosten);
i. de verdere procedure;
j. eventuele andere onderwerpen die partijen wensen te bespreken.
Indien partijen andere onderwerpen ter comparitie wensen te bespreken, kunnen zij dat uiterlijk twee weken voor de dag van de zitting aan de rechtbank en de wederpartij berichten. LJN BV8093