Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba 190116 scooterongeval; stelling dat slachtoffer geen helm zou hebben gedragen wordt gepasseerd
- Meer over dit onderwerp:
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba 190116 scooterongeval; stelling dat slachtoffer geen helm zou hebben gedragen wordt gepasseerd
2 De verdere beoordeling
2.1
appellant] heeft, naar het Hof begrijpt, de vordering ter zake van de verklaring voor recht gehandhaafd, maar geen verwijzing naar de schadestaatprocedure en geen toekenning van voorschotten meer gevorderd. Wel heeft hij veroordeling van Arubus gevorderd tot betaling van schadevergoeding van Afl. 1.610.939,96, met wettelijke rente vanaf 25 september 2009.
2.2
Met betrekking tot de vraag of [appellant] een helm droeg, zijn de volgende in het geding gebrachte geschriften van belang.
2.2.1
Op een schadeformulier, gedateerd op 25 september 2009 en ondertekend door buschauffeur [chauffeur], (prod. IV-B bij gedingstuk van 13 oktober 2015) is achter de vraag "Werd - zover bij u bekend – de valhelm/autogordel door wederpartij en passagiers gedragen" het antwoord "Nee" aangekruist.
2.2.2
Het politierapport d.d. 10 mei 2011 (prod. 1 inleidend verzoekschrift) vermeldt hier niets over.
2.2.3
Een rapport van expert H.L.J. van der Huls van Cunningham Lindsey van 19 maart 2012 (prod. 5 conclusie van antwoord) vermeldt:
"De op 19 november 2009 gemaakte Country scans van het hoofd laten rechts frontaal een gat zien dat 4 cm boven de rechter oogkasrand begint, een lacune vormt van 3 cm hogerop en van 5 cm parietaal (richting rechter oor).
Bij het dragen van een goede motorhelm zou dit hele gebied afgeschermd zijn en zou bij een impact op die plaats niet een dergelijke gat/fractuur kunnen ontstaan.
Met andere woorden, het is zeer onwaarschijnlijk dat een motorhelm werd gedragen ten tijde van de impact van dit ongeval."
2.2.4
Een rapport van W.E. Hart en S.L. Eduarda van 6 juni 2011 (prod. 6 inleidend verzoekschrift) vermeldt hier niets over.
2.2.5
Het rapport van onderzoeksbureau DAC van 12 juni 2011 (prod. 4 inleidend verzoekschrift) vermeldt als tegenover de onderzoeker afgelegde verklaringen:
- [ appellant]: "Ik droeg een helm";
- [ buschauffeur]: "Ik zag dat de bestuurder van de scooter een voorwerp aan het vervoeren was en dat zijn aandacht niet volledig bij de weg was. De scooter reed langzaam (...)".
- Kinderen die volgens het rapport het ongeval zagen gebeuren: "Op een gegeven moment zagen wij iemand op een scooter aan komen rijden. Hij keek even opzij en toen weer voor zich. (...)"
2.2.6
Een volgens [appellant] in de media verschenen foto (prod. 2 bij gedingstuk van 18 augustus 2015) toont een man die over een op de grond liggende scooter buigt en een pijl naar wat eruit lijkt te zien als een helm bij het stuur. Een tweede foto lijkt eveneens een helm bij een op de grond liggende scooter te tonen.
2.2.7
Een ongedateerde schriftelijke verklaring van [chauffeur] (prod. 3 bij gedingstuk van 18 augustus 2015), inhoudende, onder meer: "Ik heb gezien dat de jongeman een helm droeg".
2.2.8
Prod. 8 bij inleidend verzoekschrift bevat medische gegevens, waaronder scans ("Country scans" van 19 november 2009) van letsel aan de schedel van [appellant], en enige voor het merendeel Spaanstalige geschriften.
2.2.9
Een rapport van forensisch deskundigen J.R. ten Hove en F.R.W. van de Goot van het NFO te Hilversum van 10 juli 2015 (prod. II-A bij gedingstuk van 13 oktober 2015) vermeldt onder meer:
"(Aangegeven kan worden) dat, indien het slachtoffer een goed bevestigde (integraal) helm zou hebben gedragen, het vastgestelde letsel veel minder waarschijnlijk is om op te lopen dan wanneer het slachtoffer ten tijde van de geweldsinwerking geen helm zou hebben gedragen.
(...)
Indien echter sprake zou zijn van een helm (bijvoorbeeld een fietshelm of een slecht bevestigde pothelm) die bij geweldsinwerking kan afvliegen of kan verschuiven ontstaat een compleet ander beeld. Immers, door contact met de bus zou de helm verschoven kunnen zijn waarna het hoofd onbeschermd was ten tijde van een navolgende val of andere geweldsinwerking."
2.3
Uit het voorgaande valt niet met voldoende mate van zekerheid af te leiden of [appellant] een helm droeg, en zo ja, welke soort helm en op welke wijze deze op het hoofd was bevestigd. De stelplicht en de bewijslast ten aanzien van feiten en omstandigheden die de schadevergoedingsplicht verminderen of doen vervallen, rusten op Arubus. Arubus heeft geen voldoende specifiek bewijsaanbod gedaan. Daarom wordt de stelling dat [appellant] geen helm droeg, of dat de helm niet geschikt was of niet goed was bevestigd, gepasseerd. Mede gelet op hetgeen in rov. 2.6 van het vonnis van 19 mei 2015 is overwogen, leidt dit tot het oordeel (de eindbeslissing) dat Arubus voor 100% aansprakelijk is voor de door het ongeval veroorzaakte schade van appellant]. Indien de buschauffeur uit de wijze waarop op of bij de kruising een afzetting was geplaatst, heeft afgeleid dat hij voorrang had, komt dat voor risico van Arubus en vermindert dat de schadevergoedingsplicht niet, noch via causaliteitstoerekening, noch via de billijkheidscorrectie. Indien Arubus een verlieslatend bedrijf is, leidt ook dat niet tot vermindering van de schadevergoedingsplicht, nu van Arubus redelijkerwijs verlangd mag worden dat zij toereikend verzekerd is tegen aansprakelijkheid voor dit soort schade (wellicht is zij ook daadwerkelijk toereikend verzekerd). ECLI:NL:OGHACMB:2016:4