HR 100206 Man raapt aangereden haas op op 120 meter van auto en veroorzaakt daarbij ongeval
- Meer over dit onderwerp:
Hoge Raad 10-02-2006: (conclusie Huydecoper)
Het hof heeft als vaststaand aangenomen a) dat [betrokkene 2], die met zijn auto reed over de A30, na in aanraking te zijn gekomen met een haas, zijn auto op de vluchtstrook tot stilstand heeft gebracht, b) dat [betrokkene 2] de rijbaan is opgelopen, de haas, op een afstand van 100 à 120 meter van zijn auto, heeft opgeraapt en op de terugweg was naar zijn auto, en c) dat [betrokkene 1], die plotseling [betrokkene 2] over de rijbaan zag lopen, moest uitwijken en tegen de geparkeerde auto van [betrokkene 2] is gereden. Uitgaande van deze (in cassatie niet bestreden) feitelijke vaststellingen en van de (evenmin in cassatie bestreden) vaststelling van het hof dat het gedrag van [betrokkene 2] onrechtmatig is, heeft het hof in rov. 8 als zijn oordeel tot uitdrukking gebracht dat het gedrag van [betrokkene 2] in zodanig nauw verband staat met het per motorrijtuig deelnemen aan het wegverkeer dat de uit dit gedrag voortvloeiende schade valt aan te merken als te zijn "veroorzaakt door het motorrijtuig" in de zin van art. 3 lid 5 WAM. Dit oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en kan voor het overige, verweven als het is met waarderingen van feitelijke aard, in cassatie niet op juistheid worden getoetst. Het is ook niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd. LJNAU5702
Het hof heeft als vaststaand aangenomen a) dat [betrokkene 2], die met zijn auto reed over de A30, na in aanraking te zijn gekomen met een haas, zijn auto op de vluchtstrook tot stilstand heeft gebracht, b) dat [betrokkene 2] de rijbaan is opgelopen, de haas, op een afstand van 100 à 120 meter van zijn auto, heeft opgeraapt en op de terugweg was naar zijn auto, en c) dat [betrokkene 1], die plotseling [betrokkene 2] over de rijbaan zag lopen, moest uitwijken en tegen de geparkeerde auto van [betrokkene 2] is gereden. Uitgaande van deze (in cassatie niet bestreden) feitelijke vaststellingen en van de (evenmin in cassatie bestreden) vaststelling van het hof dat het gedrag van [betrokkene 2] onrechtmatig is, heeft het hof in rov. 8 als zijn oordeel tot uitdrukking gebracht dat het gedrag van [betrokkene 2] in zodanig nauw verband staat met het per motorrijtuig deelnemen aan het wegverkeer dat de uit dit gedrag voortvloeiende schade valt aan te merken als te zijn "veroorzaakt door het motorrijtuig" in de zin van art. 3 lid 5 WAM. Dit oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en kan voor het overige, verweven als het is met waarderingen van feitelijke aard, in cassatie niet op juistheid worden getoetst. Het is ook niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd. LJNAU5702