Rb Arnhem 190406: Billijkheidscorrectie i.v.m. ernst letsel
- Meer over dit onderwerp:
Rechtbank Arnhem 19-04-06: Billijkheidscorrectie i.v.m. ernst letsel, ernst letsel bepaald a.d.h. van piramide van letselcategorieën
In het tussenvonnis van 13 juli 2005 is geoordeeld dat de wederzijdse gedragingen van [eiser] en [gedaagde 1] in gelijke mate tot de schade hebben bijgedragen, zodat gedaagden voor 50% van de schade aansprakelijk zijn. Beslist moet nog worden of, zoals [eiser] bepleit, de billijkheid een correctie van deze causale verdeling eist. De rechtbank wilde in het kader van die beslissing nader geïnformeerd worden over de aard en de ernst van het letsel van [eiser] en, zo mogelijk, over de vraag of en in hoeverre (enig) herstel valt te verwachten. (...)
2.7. Voorop gesteld wordt dat voor het minder gewicht toekennen van de aan het slachtoffer zelf toe te rekenen omstandigheden waardoor een ongeval is gebeurd in de regel meer aanleiding is naarmate het letsel ernstiger is. Zonder daarvoor een vaste rekenformule te ontwerpen of te hanteren zal voor de concrete toepassing van deze regel de in de letselschadepraktijk gemeengoed geworden piramide van letselcategorieën (VR 1994, pag. 20) een bruikbaar gezichtspunt kunnen zijn.
In die piramide valt het letsel van [eiser] onder te brengen in de categorie zeer zwaar letsel, nu sprake is van een blijvende verandering in negatieve zin van zijn persoonlijk leven en beroepsleven vanwege de ernstige storing in het geestelijk vermogen en de geestelijke stabiliteit. De rechtbank leidt dat af uit de door de behandelend psychiater beschreven cognitieve stoornissen die blijvende klachten en beperkingen met zich brengen in het leven van alle dag. De deels door het ongeval versterkte gedragsproblematiek is, zo blijkt ook uit de rapporten van de psychiater, belemmerend voor een adequate reïntegratie van [eiser] in de maatschappij en draagt daarom bij aan het oordeel dat sprake is van zeer zwaar letsel. Naar haar aard vraagt deze ernstige én blijvende letselschade, die [eiser] bovendien op nog zo jonge leeftijd heeft getroffen, billijkheidshalve om een hoog vergoedingsniveau. Er is in dit geval echter geen reden dat te stellen op het maximum van 100% nu enerzijds de functie- en gedragsstoornissen niet een totale arbeidsinvaliditeit en een blijvende toestand van (totale) verzorging veroorzaken en daarmee niet van uitzonderlijk zwaar letsel kan worden gesproken en anderzijds de (ernst van de) fouten van [eiser] zelf het bezwaarlijk toelaten om helemaal geen korting wegens eigen schuld toe te passen. De rechtbank stelt billijkheidshalve, rekening houdend met dit een en ander, de vergoedingsplicht van gedaagden vast op 75% en zal dienovereenkomstig de gevorderde verklaring voor recht toewijzen LJN AX7291