Rb Utrecht 280710 aanrijding op gelijkvloerse kruising
- Meer over dit onderwerp:
Rb Utrecht 280710 aanrijding op gelijkvloerse kruising
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet althans onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de in zoverre niet betwiste inhoud van de door partijen in het geding gebrachte producties neemt de kantonrechter het volgende als vaststaand aan:
2.1. Op 9 juni 2008 om omstreeks 16.45 uur heeft binnen de bebouwde kom van Kamerik op de kruising van de Beukenlaan en de Van Teylingenweg een aanrijding plaatsgevonden tussen de door [eiser] bestuurde personenauto van het merk Volkswagen, type Passat, met het kenteken [kenteken] en de door [gedaagde] bestuurde personenauto van het merk Renault, type Clio, met het kenteken [kenteken].
2.2. Het kruispunt Beukenlaan/Van Teylingenweg betreft een gelijkwaardige kruising.
2.3. Van de aanrijding is een schadeformulier opgemaakt dat beide partijen hebben voorzien van een handtekening. In dat formulier is bij toedracht aangekruist dat [gedaagde] van rechts kwam op een kruising. Voorts is op het schadeformulier een situatieschets gemaakt, waaruit volgt dat [eiser] [gedaagde] op de kruising aan de achterzijde van zijn linkerflank heeft geraakt, waarna het voertuig van [gedaagde] is gecaramboleerd en rechtdoor is weggeschoven.
2.4. Op de achterzijde van het schadeformulier van [eiser] heeft [eiser] vermeld dat hijzelf 10 tot 20 kilometer per uur reed en dat hij de snelheid van [gedaagde] schat op 75 kilometer per uur. [gedaagde] heeft op de achterzijde van zijn schadeformulier vermeld dat hijzelf 50 kilometer per uur reed en dat hij de snelheid van [eiser] schat op 30 kilometer per uur.
2.5. Door een schade-expert is de schade aan het voertuig van [eiser] begroot op
€ 2.410,-- (inclusief BTW).
(...)
4. De beoordeling
4.1. In geschil tussen partijen is de vraag of en in welke mate [gedaagde] enerzijds en [eiser] anderzijds schuld dragen aan de aanrijding en of [gedaagde] aansprakelijk is voor de ontstane schade aan het voertuig van [eiser].
4.2. Gezien de toedracht van de aanrijding staat vast dat het [eiser] is geweest, die op de kruising tussen de Beukenlaan en de Van Teylingenweg te Kamerik in strijd met artikel 15 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens geen voorrang heeft verleend aan het hem van rechts naderende voertuig van [gedaagde]. Hieruit volgt dat het in beginsel [eiser] is die op grond van het bepaalde in artikel 6:162 BW voor de gevolgen van de aanrijding aansprakelijk is.
4.3. Aan de onder 4.2. genoemde schuld en aansprakelijkheid kan evenwel worden afgedaan indien komt vast te staan dat, zoals [eiser] heeft gesteld en [gedaagde] heeft weersproken, [gedaagde] medeschuld heeft aan de aanrijding. De kantonrechter overweegt hieromtrent het volgende.
4.4. [eiser] heeft weliswaar gesteld dat hij schat dat [gedaagde] aan kwam rijden met een snelheid van 75 kilometer per uur, maar gezien de betwisting hiervan door [gedaagde] en gezien het feit dat er geen objectieve meting van deze snelheid is gedaan, is deze snelheid niet komen vast te staan. De kantonrechter zal er derhalve van uitgaan dat [gedaagde] op het moment dat hij de kruising naderde 50 kilometer per uur reed, conform zijn eigen opgave. [gedaagde] stelt zich weliswaar terecht op het standpunt dat dit geen overschrijding van de maximale snelheid betekent, maar hiermee is nog niet gegeven dat [gedaagde] onder de omstandigheden van het geval bij het naderen van de kruising ook de maximaal toegestane snelheid mocht blijven rijden. Bestuurders van voertuigen dienen er immers in het algemeen rekening mee te houden dat medeweggebruikers fouten maken, dus ook dat weggebruikers in strijd met de regels geen voorrang verlenen. Dit is een niet zo bijzondere fout dat [gedaagde] daarmee geen rekening zou moeten houden, zodat hij zijn verkeersgedrag had moeten afstemmen op een dergelijke fout. Hierbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat de situatie ter plaatse onoverzichtelijk was. Partijen twisten weliswaar over de vraag hoever de bermbegroeiing zich uitstrekte, maar gezien de door [eiser] als productie 5 overgelegde foto’s (waarvan er één ook als productie 7 bij conclusie van antwoord is overgelegd) is naar het oordeel van de kantonrechter voldoende komen vast te staan dat het zicht voor beide partijen beperkt was. Dit wordt overigens ook door de gemachtigde van [gedaagde] erkend in de brief van 2 februari 2009 die [eiser] als productie 9 heeft overgelegd. Voorts neemt de kantonrechter hierbij in aanmerking dat de kruising door middel van een verkeersbord werd aangeduid als een gevaarlijke kruising en dat [gedaagde] kwam aanrijden vanuit een aanzienlijk smallere weg dan [eiser]. De kantonrechter is derhalve van oordeel dat [gedaagde], door de onoverzichtelijke kruising met 50 kilometer per uur te naderen en op te rijden, gevaarzettend heeft gehandeld.
4.5. Dit betekent evenwel niet dat [gedaagde] naar het oordeel van de kantonrechter een dusdanig verwijt kan worden gemaakt dat hij aansprakelijk moet worden gehouden voor de gehele door [eiser] geleden schade. Immers, vast staat dat [eiser] zijn voertuig, alvorens de kruising op te rijden, niet geheel tot stilstand heeft gebracht. Juist op een kruising waar het zicht belemmerd wordt door bermbegroeiing had [eiser] zich ervan moeten
vergewissen dat hem geen verkeer van rechts naderde waaraan hij voorrang diende te verlenen. Door zijn voertuig niet tot stilstand te brengen heeft [eiser] hiertoe onvoldoende maatregelen genomen, hetgeen hem is aan te rekenen.
4.6. De aan ieder der partijen toe te rekenen omstandigheden die aan het ontstaan van het ongeval hebben bijgedragen afwegende, komt de kantonrechter tot de slotsom dat de causale bijdrage over en weer moet worden gesteld op 65% aan de zijde van [eiser] en op 35% aan de zijde van [gedaagde]. Nu vast staat dat de schade aan het voertuig van [eiser] € 2.410,-- bedraagt, zal aan hoofdsom een bedrag van € 843,50 (0,35 x € 2.410,--) worden toegewezen. LJN BN2736