Overslaan en naar de inhoud gaan

GHARL 151122 Na onderzoek en verhoor deskundigen heeft hof mogelijk toch behoefte aan stellen aanvullende vragen

GHARL 151122 Na onderzoek en verhoor deskundigen heeft hof mogelijk toch behoefte aan stellen aanvullende vragen

In vervolg op:
GHARL 140921 aardbevingsschade; comparitie met deskundigen nadat een deskundigenbericht is uitgebracht

4.
De bespreking van het geschil

4.1
Beide partijen hebben kritiek geuit op het rapport van de deskundigen. Vrijwel alle kritiekpunten zijn bij gelegenheid van de mondelinge behandeling met de deskundigen besproken. Eén kritiekpunt van [appellant] is echter onbesproken gebleven. Dat gaat om het volgende.

4.2
Volgens [appellant] zijn de deskundigen uitgegaan van onjuiste gegevens over plan A. Plan A had alleen betrekking op de woning en bestond eruit dat om de boerderij een betonrand zou worden aangelegd waarop de (nieuw te bouwen) buitenmuur zou worden gebouwd. De oorspronkelijke buitenmuren zouden dan de, te isoleren, spouwmuren worden. Verder zou het dak worden uitgelijnd en geïsoleerd. Dat volgt ook uit de verleende bouwvergunning, aldus [appellant] .

4.3
[appellant] stelt dat de deskundigen er in hun rapport ten onrechte vanuit gaan dat plan A daarnaast inhoudt dat een betonvloer wordt aangelegd en daarnaast in het schuurgedeelte onder meer een verdiepingsvloer. Punt 2 op p. 109 van het rapport biedt steun voor die gedachte. De deskundigen vermelden daar hun conclusies over plan A en schrijven in dat verband:
Uit diverse tekeningen, opgenomen in Memorie van Grieven dd. 13-6-2017, productie 2, pagina 4 (berek. Goudstikker), blijkt uit de daarin opgenomen tekening van de gevelband, dat diverse dakkapellen geplaatst worden, en uit pag. 6, dat er een verdiepingsvloer gemaakt wordt, alsmede een betonvloer op de beganegrond. De verandering van het gebouw is daarbij zodanig groot, dat de oorspronkelijke draagconstructie en de eronder gelegen fundering, daardoor sterk wordt beïnvloed. De verandering geldt met name voor het schuurgedeelte, dat van een lichte open houten dakconstructie veranderd wordt naar een indeling met betonvloer, verdiepingsvloer en afwerkingen, zoals isolaties van dak en indelingswanden, alsmede een extra gemetseld buitenblad rondom de gevels.’
Volgens [appellant] hebbende deskundigen zich hierbij gebaseerd op vage plannen en ideeën die hij wel heeft gehad, maar die ten tijde van de vergunningverlening nog niet geconcretiseerd waren. De deskundigen hadden zich voor hun beoordeling van plan A moeten baseren op de omgevingsvergunning, niet op die plannen.

4.4
Het hof overweegt hierover als volgt. Dat de deskundigen zich bij hun beeldvorming over plan A op meer hebben gebaseerd dan alleen op de omgevingsvergunning volgt uit p. 36 van hun rapport, waarin zij aangeven dat zij naast informatie over die vergunning van [appellant] ook schetsen hebben ontvangen ‘als voorbereiding op de geplande verbouwing van model A.’ Verderop (p. 36 laatste alinea en p. 37 eerste alinea) schrijven de deskundigen:
De in dit dossier aanwezige informatie wijst op het maken van een aantal extra (bouwvergunningvrije) dakkapellen, met name ook in het schuurgedeelte, op het maken van een verdiepingsvloer in de gehele schuur, en het maken van een indeling met vloeren en indelingswanden in de gehele schuur. Op de vergunningsverleende tekening (vergunn.7-2-2012) zijn vervolgens enkele dakkapellen aangegeven in het schuurgedeelte, maar niet de inpandige wijzigingen, zoals extra verdieping en gewijzigde gebruik van, en indeling van, de beganegrond van de schuur. Dit is echter wel van betekenis voor de analyse van de modellen, omdat de aangegeven wijzigingen invloed hebben op de belastingen en het gedrag van het gebouw. Deze informatie is in dit rapport hier geplaatst, omdat de informatie is opgenomen in aangeleverd archief bij model A, terwijl zij ook van invloed is op model B. Het gaat immers om een gebouwwijziging, met extra verdiepingsvloer, extra metselwerk buitenom (het buitenspouwblad) en extra beganegrondvloer met indeling in plaats van een zandbed in het schuurgedeelte.’
Onduidelijk is of de omgevingsvergunning voorzag in een betonvloer. Op p. 101 en 105 van het rapport staan tekeningen afgedrukt waarop een betonvloer is weergegeven. Het lijkt erop dat die tekeningen behoren bij de vergunningverlening, maar helemaal duidelijk is dat niet.

4.5
Indien de deskundigen inderdaad, zoals [appellant] stelt, zijn uitgegaan van onjuiste gegevens over plan A, heeft dat mogelijk consequenties voor hun bevinding dat plan A ook in de statische situatie - dus zonder aardbevingen - niet in overeenstemming met het in 2015 geldende Bouwbesluit en de NPR 9998:2015 kon worden uitgevoerd. De kritiek van [appellant] op dit punt is dan ook mogelijk relevant, maar niet aan de orde gesteld tijdens de mondelinge behandeling in aanwezigheid van de deskundigen. Dat is het gevolg van het feit dat [appellant] pas in zijn laatste processtuk dit kritiekpunt heeft toegelicht en benadrukt. Eerder - bijvoorbeeld in zijn reactie op het concept-rapport en in de memorie na deskundigenbericht - heeft hij het punt slechts aangestipt en was niet goed duidelijk welke consequenties hij eraan verbond, waardoor het hof aan het punt geen bijzondere aandacht heeft besteed. Wat daar verder ook van zij, het hof wil voorkomen dat het een beslissing neemt op basis van een deskundigenbericht dat mogelijk (gedeeltelijk) op een onjuist uitgangspunt is gebaseerd.

4.6
Om die reden zal het hof eerst [appellant] in de gelegenheid stellen zich bij akte uit te laten over de volgende vragen:
a. Voorzag de omgevingsvergunning ook in het aanleggen van een verdiepingsvloer en/of het aanbrengen van enkele dakkappellen (naast een betonstrook om de bestaande gevel, een nieuwe buitenmuur op die strook en het uitlijnen en isoleren van het dak)?
b. Had [appellant] concrete plannen om naast wat hij op grond van de omgevingsvergunning mocht aanbrengen ook een verdiepingsvloer in de schuur aan te brengen en de inpandige verdeling van het gebouw te wijzigen?
c. Indien het antwoord op vraag b. negatief is: hoe verhoudt zich dat tot de schetsen die aan de deskundigen beschikbaar zijn gesteld en tot de stelling van [appellant] (MvG 2.32 en 2.33) dat hij het achterste deel van de woonboerderij vanaf 1 juni 2014 had willen en kunnen verhuren?

4.7
Nadat NAM op deze akte heeft gereageerd, zal het hof beoordelen of het nodig is om de deskundigen te vragen wat de consequenties voor hun bevindingen zijn, indien wordt uitgegaan van een ander plan A dan waarvan zij in hun rapport zijn uitgegaan. Partijen kunnen zich over de noodzaak van een aanvullend deskundigenbericht (en de eventuele vraagstelling en het voorschot op de kosten) uitlaten.ECLI:NL:GHARL:2022:9845