GHARL 171219 Oordeel over vordering vermogensschade wegens gemist woongenot en vordering tot vergoeding van immateriële schade
- Meer over dit onderwerp:
GHARL 171219 Oordeel over vordering vermogensschade wegens gemist woongenot en vordering tot vergoeding van immateriële schade
3
Waar het in deze procedure om gaat
3.1
[geïntimeerde1] e.a. zijn of waren eigenaar en/of bewoner van een woning in of in de omgeving van het gebied waar aardgas wordt gewonnen. In dat gebied, het Groningenveld, vinden aardbevingen plaats door de aardgaswinning.
e.a. vinden dat zij door deze aardbevingen niet alleen materiële schade aan hun woningen lijden (door beschadiging van de woning en/of door waardevermindering). Zij vinden dat zij ook recht hebben op vergoeding van vermogensschade vanwege het gemis aan een ongestoord woongenot en dat zij recht hebben op smartengeld (vergoeding van immateriële schade).
3.2
In deze procedure gaat het er vooral om of [geïntimeerde1] e.a. voldoende hebben onderbouwd dat zij recht hebben op betaling van smartengeld en op vergoeding van vermogensschade vanwege het missen van woongenot door (de gevolgen van) de aardbevingen. Is het nodig dat dat voor alle eisers afzonderlijk wordt beslist op grond van hun hoogstpersoonlijke situatie, of is voldoende dat vaststaat dat de eisers aan bepaalde vereisten voldoen? En, wanneer dat niet voor alle eisers vaststaat, hoe moet het dan verder? Moeten hun vorderingen dan worden afgewezen, of moet de procedure voor die eisers dan worden voortgezet (en op welke manier)?
Verder zal het hof in dit arrest beslissen over een paar andere geschilpunten tussen NAM en [geïntimeerde1] e.a. Sommige eisers hebben met NAM een overeenkomst gesloten. In die overeenkomst is een bepaling opgenomen waarin staat dat partijen niets meer van elkaar te vorderen hebben (een beding van finale kwijting). NAM en [geïntimeerde1] e.a. zijn het er niet over eens of dat betekent dat die eisers geen recht hebben op vergoeding van de schade die zij in deze procedure vorderen.
4
4.
Een korte samenvatting van de beslissingen van het hof
4.1
Het hof zal beslissen dat eisers bij wie minimaal eenmaal fysieke schade aan de woning is vastgesteld, recht hebben op vergoeding van vermogensschade vanwege gemist woongenot. Daarvoor is wel nodig dat zij eigenaar of huurder zijn van de beschadigde woning. Eisers bij wie minimaal tweemaal fysieke schade aan de woning is vastgesteld, hebben daarnaast recht op vergoeding van smartengeld. Dat smartengeld bedraagt minimaal € 2.500,- per persoon.
De procedure wordt voor deze eisers - het zijn er 65 - beëindigd. De precieze hoogte van de schadevergoeding waarop zij recht hebben, zal in een aparte procedure (een zogenaamde schadestaatprocedure) worden vastgesteld.
4.2
De procedure wordt voortgezet voor de eisers bij wie geen of eenmaal fysieke schade aan de woning is vastgesteld. Dat zijn er 49. Zij krijgen de gelegenheid om aan te tonen dat zij toch recht hebben op vergoeding van vermogensschade wegens gederfd woongenot en/of smartengeld. Omdat de situatie van al deze eisers verschilt, zal deze procedure dan in verschillende procedures worden gesplitst.
4.3
Van 13 eisers kan nu al worden vastgesteld dat hun vorderingen niet kunnen worden toegewezen.
5
Een leeswijzer bij het vervolg van het arrest
5.1
Hierna worden deze (kort weergegeven) beslissingen uitgewerkt en preciezer geformuleerd. Dat deel van het arrest is als volgt opgebouwd.
5.2
Eerst worden de feiten vermeld die voor de beslissing van belang zijn (onderdeel 6).
Daarna wordt ingegaan op de verschillende geschilpunten van partijen en op onderwerpen die van belang zijn voor de beslissing (onderdeel 7). Die geschilpunten en onderwerpen worden steeds met een tussenkopje aangeduid.
Daarna wordt besproken wat de uitkomst van onderdeel 7 betekent voor de grieven van partijen tegen het vonnis van de rechtbank (onderdeel 8) en voor de vorderingen van [geïntimeerde1] e.a. (onderdeel 9).
In onderdeel 10 worden de beslissingen van het hof precies geformuleerd.
(....)
Welke vorderingen zijn nu toewijsbaar?
9.7
Bij de eisers in categorie A staat vast dat zij hinder en overlast hebben opgelopen boven het niveau waarop recht ontstaat op vergoeding van schade vanwege gederfd woongenot. Ook staat bij deze eisers vast dat NAM onrechtmatig tegen hen heeft gehandeld (7.30). Verder staat vast dat zij op andere wijze in hun persoon zijn aangetast en recht hebben op vergoeding van immateriële schade (7.36). Ten slotte staat bij deze eisers vast dat NAM ook op grond van artikel 6:177 BW aansprakelijk is voor de door hen geleden schade (7.4).
9.8
Bij de eisers in deze categorie is de vordering tot veroordeling van schade op te maken bij staat toewijsbaar. Voor toewijsbaarheid van deze vordering is nodig dat de mogelijkheid van schade aannemelijk is. Aan die eis is ruimschoots voldaan: vastgesteld is dat deze eisers recht hebben op vergoeding van vermogensschade volgens de door de Hoge Raad gegeven maatstaf (7.31) en op vergoeding van hun immateriële schade, die minimaal€ 2.500,- bedraagt (7.37). Het ligt voor de hand dat eisers die aanspraak maken op een hogere immateriële schade dat in individuele procedures doen, omdat in dat geval aan de hand van een toetsing van hun hoogstpersoonlijke situatie moet worden bepaald of zij aanspraak hebben op die vergoeding. Het is niet goed mogelijk om een dergelijke toetsing te laten plaatsvinden in het kader van een procedure met een min of meer collectief karakter.
Dat geldt ook voor de vordering tot vergoeding van de vermogensschade. Ook de begroting van die schade vereist een individuele toetsing, gelet op de door de Hoge Raad gegeven maatstaf (zie 7.31). Dat is wellicht anders wanneer NAM en eisers het met elkaar eens worden over de manier waarop de huurwaarde zonder en met bodembeweging kan worden vastgesteld. Het lijkt de moeite waard dat partijen zich inspannen om daarover afspraken te maken, wellicht met hulp van een onafhankelijke derde.
9.9
Voor de eisers in categorie B1 en B2 (dat is er trouwens maar één) geldt ook dat vaststaat dat NAM onrechtmatig tegen hen heeft gehandeld en aansprakelijk is op grond van artikel 6:177 BW. Die aansprakelijkheid is voor de eisers in categorie B1 voorlopig en voor de eiser in categorie B2 definitief beperkt tot hun vermogensschade wegens gemist woongenot. De eisers in categorie B1 krijgen nog de gelegenheid om aan te tonen dat zij ook in hun persoon zijn aangetast en om die reden aanspraak hebben op immateriële schade.
9.10
De vordering tot verwijzing naar de schadestaat is voor de vermogensschade voor de eisers in categorie B1 (en B2) wel toewijsbaar. Voor de vordering betreffende de immateriële schade ligt dat anders. Op zich is goed verdedigbaar dat bij deze eisers de mogelijkheid van deze schade aannemelijk is. Maar wanneer de vordering met die redenering zou worden toegewezen, verplaatst de discussie over de vraag of eisers ook daadwerkelijk in hun persoon zijn aangetast zich naar de schadestaatprocedure. Wellicht wordt voor een aantal eisers dan pas na een (kostbare en langdurige) schadestaatprocedure duidelijk dat zij toch niet in hun persoon zijn aangetast. Het is in het belang van beide partijen om die discussie nu maar te voeren, om vruchteloze schadestaatprocedures over immateriële schades te voorkomen.
9.11
Ook voor de eisers in categorie C2 geldt dat vaststaat dat NAM onrechtmatig tegen hen heeft gehandeld en aansprakelijk is op grond van artikel 6:177 BW. De aansprakelijkheid is beperkt tot hun immateriële schade. Hun vordering tot verwijzing naar de schadestaat is voor deze immateriële schade ook toewijsbaar.
9.12
De vorderingen van de eisers in categorie D1 zijn nog niet toewijsbaar. Daarvoor is meer onderzoek nodig. Dat geldt zowel voor de gevorderde verklaringen voor recht als voor de verwijzing naar de schadestaat.
De vorderingen van de eisers in categorie E kunnen nu al worden afgewezen.
Wat betekent dit concreet
9.13
Het hof zal betreffende de categorieën A, B2 en C2 voor recht verklaren dat NAM op grond van artikel 6:162 en 6:177 BW aansprakelijk is voor de door hen geleden en nog te lijden vermogensschade (categorie A en B2) of immateriële schade (categorie A en C2). Het hof zal de vorderingen tot verwijzing naar de schadestaat voor deze categorieën ook toewijzen. Wat meer of anders is gevorderd (zie hierna 9.14) zal worden afgewezen.
9.14
De rechtbank heeft op vordering van eisers ook drie verklaringen voor recht uitgesproken over de verhouding van aantasting van het woongenot en het op andere wijze in de persoon aangetast zijn en over de inbreuk op een persoonlijkheidsrecht. Deze verklaringen voor recht hebben een hoog theoretisch gehalte en zijn niet eenvoudig geformuleerd. Het is ook niet erg duidelijk hoe ze zich tot elkaar verhouden en waarom de ene keer voor het ene begrip en de andere keer voor een net wat ander begrip wordt gekozen. Tijdens het pleidooi heeft het hof de advocaten van eisers gevraagd uit te leggen wat er nu precies bedoeld werd met de verschillende verklaringen voor recht. Het hof heeft geen duidelijk antwoord gekregen, waarschijnlijk omdat dat niet te geven valt. Daarom kan niet worden vastgesteld dat eisers een redelijk belang hebben bij deze verklaringen voor recht. Op een vraag van het hof heeft een van de advocaten van eisers geantwoord dat toewijzing van deze drie verklaringen voor recht niet nodig is wanneer de andere verklaringen voor recht wel worden toegewezen. Dat laatste zal gebeuren, zodat de drie bewuste verklaringen voor recht achterwege kunnen blijven.
9.15
Bij de rechtbank is NAM veroordeeld in de proceskosten. Ook voor de procedure in hoger beroep kan nu al worden vastgesteld dat eisers (als één groep bezien) grotendeels in het gelijk worden gesteld. Het hof zal NAM dan ook veroordelen in de proceskosten bij de rechtbank en in hoger beroep. Voor de kosten van het hoger beroep gaat het hof uit van 4,5 punten27 à € 1.074,- (dus € 4.833,-) voor het salaris van de advocaat. Als voor een aantal eisers de procedure wordt voortgezet (al dan niet na splitsing) zal een beslissing moeten worden genomen over de kosten van de procedure in hoger beroep vanaf nu.
9.16
In de zaak van de eisers in categorie B1, D1 en D2 wordt de procedure aangehouden. De zaak wordt verwezen naar de rol voor het bepalen van een datum van de comparitie van partijen. Ter voorbereiding op die comparitie moeten de desbetreffende eisers aangeven of zij de procedure (wat betreft categorie B1 voor de vordering waarover nog niet is beslist) willen voortzetten of niet.
9.17
De vorderingen van de eisers in categorie E worden afgewezen.ECLI:NL:GHARL:2019:10717