Rb Den Haag 221210 sterilisatie zonder instemming is onrechtmatig
- Meer over dit onderwerp:
Rb Den Haag 221210 sterilisatie zonder instemming is onrechtmatig, kosten in het geheel niet onderbouwd
2.De feiten
2.1.[verzoekster] is op 13 maart 2006 opgenomen in het ziekenhuis, locatie Rode Kruis Ziekenhuis. Zij was op dat moment 37 1/7 week zwanger en is opgenomen om de bevalling in te leiden.
2.2.Op 15 maart 2006 besloot gynaecoloog dr. [A] (hierna: [A]) tot het uitvoeren van een keizersnede, vanwege een niet vorderende ontsluiting. Na de geboorte van het kind heeft [A] [verzoekster] gesteriliseerd.
3.Het geschil
3.1.[verzoekster] heeft op grond van artikel 1019w van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) - samengevat - verzocht voor recht te verklaren dat het ziekenhuis zonder instemming van [verzoekster] een sterilisatie heeft laten uitvoeren en voor recht te verklaren dat het ziekenhuis door de onrechtmatige sterilisatie aansprakelijk is voor de daaruit voortvloeiende door [verzoekster] geleden materiële en immateriële schade, met veroordeling van het ziekenhuis in de kosten van het geding.
3.2.[verzoekster] legt aan haar verzoek ten grondslag dat de sterilisatie zonder haar toestemming is uitgevoerd, terwijl er geen redenen waren om haar zonder toestemming direct na de geboorte van haar kind te steriliseren. Bovendien is zij niet geïnformeerd over de aard, het doel, de te verwachten gevolgen en de risico's van deze ingreep. Op grond hiervan is het ziekenhuis gehouden de dientengevolge geleden schade aan haar te vergoeden.
3.3.Het ziekenhuis voert gemotiveerd verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.De beoordeling
4.1.Het ziekenhuis stelt zich in de eerste plaats op het standpunt dat het verzoek zich niet leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure als bedoeld in artikel 1019w-1019cc Rv. Zij voert daartoe aan dat [verzoekster] geen 'deelgeschil', maar het gehele geschil aan de rechtbank heeft voorgelegd. Bovendien betoogt het ziekenhuis dat de vraag of de bijdrage van de verzochte beslissingen aan de mogelijke totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst zodanig is dat dit opweegt tegen de kosten en het tijdsverloop negatief moet worden beantwoord. In deze zaak zijn bewijsvoering en een deskundigenbericht nodig, aldus het ziekenhuis.
4.2.De rechtbank overweegt dat de deelgeschilprocedure volgens de memorie van toelichting bij de Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade betrokkenen bij een geschil over letsel- en overlijdensschade de mogelijkheid biedt in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase de rechter in te schakelen. Zij krijgen hiermee een extra instrument ter doorbreking van een impasse in de buitengerechtelijke onderhandelingen (Kamerstukken II, 2007-2008, 31518, nr. 3, p. 2). Gezien de ratio van de deelgeschilprocedure om de buitengerechtelijke onderhandelingen te bevorderen, dient te rechtbank te toetsen of de verzochte beslissing voldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. De investering in tijd, geld en moeite moeten aldus worden afgewogen tegen het belang van de vordering en de bijdrage die een beslissing aan de totstandkoming van een minnelijke regeling kan leveren (31518, nr. 3, p. 18).
4.3.Bij de beoordeling van de vraag of het onderhavige geschil zich leent voor beoordeling in een deelgeschilprocedure stelt de rechtbank voorop dat in de memorie van toelichting bij voornoemde wet is vermeld dat ook de aansprakelijkheidsvraag in een deelgeschilprocedure aan de orde kan komen. Net als bij andere deelgeschillen zal moeten worden beoordeeld of de bijdrage van de verzochte beslissing aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst zodanig is dat dit opweegt tegen de kosten en het tijdsverloop van de procedure (31518, nr. 3, p. 10). Met de aansprakelijkheidsvraag wordt niet, zoals door het ziekenhuis wordt betoogd, het gehele geschil aan de rechtbank wordt voorgelegd. Het betreft een geschil aan het begin van het traject van de minnelijke onderhandelingen. Deze onderhandelingen zijn op de aansprakelijksvraag vastgelopen.
4.4.Het ziekenhuis heeft aangevoerd dat er, om tot een oordeel over de aansprakelijkheid te kunnen komen, getuigen- en deskundigenbewijs nodig is en dat dus niet kan worden gezegd dat de bijdrage van de verzochte beslissing aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst opweegt tegen de kosten en het tijdsverloop van de procedure. De rechtbank is met het ziekenhuis van oordeel dat een zaak waarin het horen van getuigen en het raadplegen van deskundigen noodzakelijk wordt geacht zich in beginsel niet leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure (zie ook 31518, nr. 3, p. 7). Zoals uit het onderstaande zal blijken is bewijslevering in deze zaak echter niet nodig en ook behoeft naar het oordeel van de rechtbank geen opinie van een deskundige te worden ingewonnen. Een oordeel van de rechtbank vraagt dan ook een beperkte investering in tijd, geld en moeite, terwijl de op de aansprakelijkheidsvraag vastgelopen buitengerechtelijke onderhandelingen door dat oordeel weer vlot getrokken kunnen worden. Het onderhavige geschil leent zich dan ook voor behandeling in een deelgeschilprocedure, zodat de rechtbank toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van het geschil.
4.5.Het ziekenhuis verweert zich tegen de verzoeken van [verzoekster] en betwist dat de sterilisatie zonder toestemming van [verzoekster] is uitgevoerd. Direct na de geboorte van haar kind door middel van een keizersnede is de sterilisatie door [A] in de operatiekamer ter sprake gebracht en heeft [verzoekster] met sterilisatie ingestemd. [verzoekster] is door [A] niet ingelicht over de te volgen procedure, de risico's en de gevolgen van de sterilisatie of over de mogelijke alternatieven, maar gelet op de zeer forse complicaties tijdens de keizersnede, de kans dat deze complicaties bij een volgende bevalling weer zouden optreden, het feit dat [verzoekster] inmiddels al vier kinderen had en de zeer zware zwangerschap mocht [A] de sterilisatie na verkregen toestemming uitvoeren zonder aan [verzoekster] deze informatie te hebben verstrekt, aldus het ziekenhuis.
4.6.Beoordeeld moet worden, zoals [verzoekster] bepleit en het ziekenhuis betwist, of [A] in negatieve zin is afgeweken van hetgeen van een redelijk handelend en redelijk bekwaam gynaecoloog onder gelijke omstandigheden mag worden verwacht.
4.7.Zelfs als moet worden aangenomen dat [verzoekster] toestemming heeft gegeven voor het uitvoeren van een sterilisatie, hetgeen [verzoekster] betwist, is de rechtbank van oordeel dat [A] in de op hem rustende zorgplicht is tekortgeschoten. [A] had naar het oordeel van de rechtbank niet op de toestemming van [verzoekster] mogen handelen. Hij had moeten betwijfelen of de uitingen van [verzoekster] wel aan haar wil beantwoordden. Hierbij weegt de rechtbank mee dat tot een (spoed)keizersnede was besloten nadat al gedurende lange tijd was getracht [verzoekster] langs natuurlijke weg te laten bevallen, [verzoekster] onder invloed was van anesthetica en zij gespannen was over de gezondheid van haar kind. Verder is in dit verband van belang dat [verzoekster] ook niet op een vraag van [A] over het uitvoeren van een sterilisatie voorbereid was. Een medische noodzaak voor de ingreep was, zo staat tussen partijen vast, niet aanwezig en vast staat voorts dat [A] voorafgaand aan de keizersnede de mogelijkheid van sterilisatie niet met [verzoekster] heeft besproken.
4.8.Op grond van artikel 7:462 BW is het ziekenhuis jegens [verzoekster] (mede) aansprakelijk voor de tekortkomingen in de verrichtingen die plaats hebben in het ziekenhuis en dus in dit geval voor de als gevolg van de onterecht uitgevoerde sterilisatie door [verzoekster] geleden materiële en immateriële schade. De ter zake verzochte verklaring voor recht zal dan ook worden toegewezen.
4.9.Bij deze stand van zaken heeft [verzoekster] geen belang meer bij de verzochte verklaring voor recht dat het ziekenhuis zonder instemming van [verzoekster] een sterilisatie heeft laten uitvoeren, zodat de rechtbank dit verzoek zal afwijzen.
4.10.[verzoekster] verzoekt ten slotte veroordeling van het ziekenhuis in de kosten van deze procedure. De rechtbank dient, ingevolge artikel 1019aa Rv, bij de begroting van de kosten van de deelgeschilprocedure de redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking te nemen. [verzoekster] heeft haar kosten echter geheel niet onderbouwd en de rechtbank is dan ook alleen bekend met het door haar betaalde griffierecht. De rechtbank veroordeelt het ziekenhuis aldus in de kosten van de procedure aan de zijde van [verzoekster], die worden begroot op € 263,-- (€ 65,75 aan betaald vast recht + € 197,25 aan in debet gesteld vast recht). LJN BO9396