RBLIM 080313 bodemprocedure ligt in de huidige stand van het debat tussen partijen voor de hand
- Meer over dit onderwerp:
RBLIM 080313 bodemprocedure ligt in de huidige stand van het debat tussen partijen voor de hand; afwijzing kosten
Zie ook : rblim-131216-nieuw-onderzoek-niet-ter-zake-dienend-gelet-op-aanwezig-onderzoek-omtrent-c-v-tussen-de-gezondheidsklachten-en-arbeidsomstandigheden-strijd-met-de-goede-procesorde
rb-limburg-230518-verband-nek-rug-en-schouderklachten-en-te-lang-wachten-met-ergonomisch-inrichting-werkplek-te-onbepaald
2. De feiten
In rechte staan de volgende feiten vast:
2.1 X is per 1 januari 2001 in dienst getreden bij ABS. X verrichtte werkzaamheden voor de werkmaatschappij de besloten vennootschap Cardo Flow Solutions Netherlands BV. Deze vennootschap is de rechtsvoorganger van Sulzer. ABS is bij AEG verzekerd terzake de in geding zijnde schade.
2.2 Vanaf juni 2005 is X meerdere keren uitgevallen in verband met rugklachten. Partijen krijgen gaandeweg een geschil over de reintegratie-activiteiten.
2.3 De arbeidsovereenkomst tussen partijen is per 1 augustus 2009 ontbonden onder toekenning aan X van een bruto ontbindingsvergoeding.
3. Het verzoek en het verweer
X verzoekt de rechter, rechtsprekende in deelgeschil, bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad,
1. te verklaren voor recht dat ABS aansprakelijk is voor de schade -zowel materieel als immaterieel met inbegrip van wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten- die X heeft geleden en nog zal lijden, nader op te maken bij staat;
2. te gelasten dat X en Sulzer nader in overleg treden over de buitengerechtelijke afwikkeling van deze kwestie;
3. ABS, Sulzer en AEG te hoofdelijk veroordelen tot betaling van € 26.936,26 ten titel van voorschot op de materiële schadevergoeding;
4. de buitengerechtelijke kosten op het moment van indienen van het verzoekschrift te begroten op € 6.519,30 te vermeerderen met de redelijke kosten voor de inhoudelijke behandeling van het geding;
5. ABS, Sulzer en AEG hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan X van de hiervoor vastgestelde buitengerechtelijke kosten binnen 14 dagen na het wijzen van de beschikking.
Verweerders hebben gereageerd op het verzoek en zich tegen toewijzing ervan verzet.
Voor de stellingen en onderbouwing daarvan verwijst de kantonrechter kortheidshalve naar de stukken. Voorzover relevant zal in de hieropvolgende beoordeling nader ingegaan worden erop.
4. De beoordeling
4.1 De kantonrechter acht zich op grond van -voorheen bestaande- arbeidsrelatie tussen verzoeker en (een der) verweerders waaruit onderhavig geschil voortspruit bevoegd van het onderhavig geschil kennis te nemen.
4.2 X heeft zich tot de rechtbank gewend met een verzoek als bedoeld in artikel 1019w van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). In genoemd artikel is de mogelijkheid van een deelgeschilprocedure in letsel- en overlijdensschadezaken opgenomen.
Deelgeschil dat zich leent voor behandeling in de deelgeschilprocedure?
4.3 De rechter dient allereerst te beoordelen of in casu sprake is van een deelgeschil dat zich leent voor behandeling in de deelgeschilprocedure. Tussen partijen is in geschil of er sprake is van een dergelijk geschil. Indien dit niet het geval is dient het verzoek afgewezen te worden.
4.4 De regeling van de deelgeschilprocedure is bedoeld om de afhandeling van letsel- en overlijdensschadeclaims in het buitengerechtelijke traject te bevorderen en partijen een instrument te geven om de impasse in de buitengerechtelijke onderhandelingen te doorbreken en terug te keren naar de buitengerechtelijke onderhandelingen om het schaderegelingstraject definitief af te kunnen ronden. Betrokkenen wordt daartoe een eenvoudige en snelle toegang tot de rechter geboden ter bevordering van de totstandkoming van een minnelijke regeling. Er is sprake van een deelgeschil dat voor behandeling in de deelgeschilprocedure in aanmerking komt indien het verzoek een geschil betreft over een deel van hetgeen tussen partijen rechtens geldt in verband met de vordering zoals die zou luiden indien de zaak ten principale aanhangig zou zijn gemaakt en waarvan beëindiging bij kan dragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst over de vordering. Indien partijen daar niet in slagen kunnen zij alsnog de gehele zaak aan de rechter voorleggen in een bodemprocedure in eerste aanleg.
Voorop zij gesteld dat een deelgeschil betrekking kan hebben op geschil over de aansprakelijkheid. In de Memorie van Toelichting (Kamerstukken Il 2007/2008, 31 518, nummer 3 pagina 10) is over de deelgeschilprocedure het volgende opgenomen:
"De aansprakelijkheidsvraag kan wel degelijk in een deelgeschilprocedure aan de orde komen. Net als bij andere deelgeschillen zal de rechter zich ook dan moeten afvragen of de bijdrage van de verzochte beslissing aan de mogelijke totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst zodanig is dat dit opweegt tegen de kosten en het tijdsverloop van de procedure. Deelgeschillen waarvan derhalve te verwachten is dat de beantwoording daarvan kostbaar is en veel tijd in beslag zullen nemen, bijvoorbeeld omdat uitvoerige bewijsvoering en deskundigenberichten nodig zullen zijn, zullen zich minder snel lenen voor behandeling in een deelgeschilprocedure. Hiervan zal vanzelfsprekend eerder sprake zijn naarmate er meer deelgeschillen aan de rechter worden voorgelegd."
Dat er bij een deelgeschil sprake moet zijn van vastgelopen onderhandelingen volgt naar het oordeel van de rechter ook uit het feit dat de wet verlangt dat het verzoekschrift een zakelijk overzicht van de inhoud en het verloop van de onderhandelingen over de vordering vermeldt (zie artikel 1019x lid 3 onder c Rv).
4.5 Dit voorop gesteld zijnde, komt de rechter nu toe aan de beoordeling van de vraag of het onderhavige geschil een deelgeschil is in vorenbedoelde zin.
De kantonrechter stelt vast dat het verzochte zich niet beperkt tot beslissing van een deelvraag. De rechter heeft ter zitting moeten constateren dat partijen het op vrijwel geen enkel punt met elkaar eens zijn. Er zijn nog vele geschilpunten te beslechten, het gaat hier om een omvangrijke en ingewikkelde materie waarvan de gegevens ter zitting niet ter volledige beschikking staan, dan wel nog ten gronde bestreden worden. Voorts stelt de kantonrechter vast dat er niet gebleken is van onderhandelingen in die zin dat hij met een beschikking een vaststellingsovereenkomst tussen partijen tot stand kan brengen. Partijen hebben ter zitting juist blijk van het tegendeel gegeven: de daadwerkelijke onderhandelingen moeten nog beginnen. Reeds om deze reden is er geen sprake van een deelgeschil dat zich leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure zodat het verzoek afgewezen dient te worden.
4.6 Indien al ruimte gevonden zou worden om in het kader van het verzochte de ter zitting gebleken debatpunten tussen partijen -al dan niet na nadere bewijsvoering of wisseling van stukken- te beoordelen en daarover te beslissen krijgt de onderhavige procedure (wat betreft inhoud en tijdsduur) het karakter van een bodemprocedure. Dit past niet bij de ratio en het doel van de deelgeschilprocedure, zoals hier voor weergegeven. Daaraan doet niet af dat de wetgever de mogelijkheid van meerdere deelprocedures in hetzelfde geschil open heeft gelaten, nu zich hier immers de situatie voordoet waarin er geen sprake is van meerdere deelprocedures in hetzelfde geschil doch veelal van nagenoeg alle deelgeschillen in één deelprocedure. De kantonrechter oordeelt daarbij de omstandigheid dat er in beginsel geen hoger beroep tegen de beslissing in het deelgeschil openstaat, doch dezelfde onderwerpen onder omstandigheden in een bodemprocedure opnieuw aan de orde kunnen worden gesteld van groot belang. Mede gelet op het principiële en verstrekkende karakter van enkele van de ter zitting gebleken debatpunten, zoals de vraag omtrent de aansprakelijkheid, de vraag over de hoogte van de schade en het ontbreken van onderhandelingen tussen partijen is het hoogst onwaarschijnlijk dat de beslissing op het verzochte uiteindelijk zal leiden tot een succesvolle totstandkoming van een buitengerechtelijke regeling. Een beslissing ten voordele van één der partijen in het kader van een deelgeschilprocedure zal eerder dwingen tot het beginnen van een bodemprocedure teneinde hoger beroeps mogelijkheid te creeeren en te benutten. Gelet op het hiervoor geschetste wegen de kosten en tijdsduur van de deelprocedure niet op tegen het belang.
Kosten
Op voet van artikel 1019aa Rv dient de rechter de kosten van de behandeling van het verzoek aan de zijde van verzoekster te begroten, waarbij alle redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96, tweede lid BW in aanmerking moeten worden genomen. Het dient daarbij te gaan om kosten welke in redelijkheid gemaakt zijn en de hoogte van die kosten dient eveneens redelijk te zijn. De kantonrechter wijst de kosten af, nu niet blijkt dat ze in redelijkheid zijn gemaakt. Gelet op al het vorenstaande had een bodemprocedure in de huidige stand van het debat tussen partijen voor de hand gelegen.
Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2018/rb-limburg-080313