Hof Den Haag 160908 in de verhouding inlener uitlener is art. 6a Abu-vw van toepassing: vrijwaring u
- Meer over dit onderwerp:
Hof Den Haag 160908 in de verhouding inlener uitlener is art. 6a Abu-vw van toepassing: vrijwaring uitzendbureau
14. Uit het voorgaande vloeit voort dat art. 6a Abu-voorwaarden,
luidende (voor zover van belang) als volgt (zie ook r.o 2.5 bestreden
vonnis), op de uitleen/inleenovereenkomst van [de werknemer] van
toepassing is.
Garantie veiligheid door opdrachtgever en volledige vrijwaring ter zake van uitzendbureau
De opdrachtgever is jegens het uitzendbureau verplicht de lokalen,
werktuigen en gereedschappen, waarmede hij de arbeid doet verrichten,
op een zodanige wijze in te richten en te onderhouden, alsmede omtrent
het verrichten van de arbeid zodanige regelingen te treffen en
aanwijzingen te verstrekken, dat de uitzendkracht tegen gevaar voor
lijf, eerbaarheid en goed zover beschermd is, als redelijkerwijze in
verband met de aard van de arbeid gevorderd kan worden.
Zijn die verplichtingen niet nagekomen, dan is de opdrachtgever jegens
het uitzendbureau gehouden tot vergoeding der schade aan de
uitzendkracht dientengevolge in de uitoefening zijner dienstvervulling,
werktaak en werkzaamheden overkomen, tenzij door hem het bewijs wordt
geleverd, dat die niet-nakoming aan overmacht, of die schade in
belangrijke mate mede aan grove schuld van de uitzendkracht is te
wijten (…)
Opdrachtgever zal het uitzendbureau te allen tijde vrijwaren tegen
aanspraken, jegens het uitzendbureau, eventueel ingesteld wegens de
niet-nakoming van vorenstaande verplichtingen, zoals neergelegd ook in
artikel 1638x B.W., en verleent het uitzendbureau de bevoegdheid, zijn
aanspraken terzake aan de direct belanghebbende(n) te cederen, resp.
mede namens het uitzendbureau tegen opdrachtgever geldend te maken”
15. Blijkens de bewoordingen van dit artikel is de inlener (in casu
Ebrex) ook jegens het uitzendbureau (in casu Excellent) (evenals
tegenover de werknemer) gehouden zijn zorgverplichtingen van (thans)
art. 6:658 lid 1 BW (voorheen 7A:1638x BW) na te komen. Bij niet
nakoming hiervan is inlener tegenover het uitzendbureau verplicht tot
vergoeding van de schade aan de inlener (behoudens thans niet aan de
orde zijnde uitzonderingen).
Daarnaast vrijwaart de inlener het uitzendbureau tegen aanspraken op
grond van het niet nakomen van bedoelde zorgverplichting.
16. Het voorgaande betekent onmiskenbaar dat Ebrex op grond van dit
artikel Excellent in ieder geval dient te vrijwaren tegen aanspraken
zoals in casu die van [de werknemer] (zie ook cvr 3, mvg 14 en mva in
inc appel 2). Nu de aanspraken van [de werknemer] tegenover Excellent
bovendien hebben geleid tot een inmiddels onherroepelijke uitspraak
(zie r.o 2), waarbij Excellent is veroordeeld tot schadevergoeding,
biedt deze bepaling (met name de derde alinea) reeds hierom een
deugdelijke grondslag voor de regresvordering van Excellent.
De andersluidende uitleg van Ebrex (cvd 7 en mva, tevens mvg in inc
appel, 23), inhoudende dat uit de tekst van art. 6a Abu-voorwaarden
volgt dat een vrijwaring pas aan de orde is indien komt vast te staan
dat Ebrex de in de eerste alinea genoemde zorgverplichtingen niet is
nagekomen, vindt juist geen steun in de bewoordingen van deze bepaling.
Blijkens de tekst van de derde alinea staat de gehoudenheid van de
opdrachtgever om het uitzendbureau te vrijwaren immers los van de vraag
of (is komen vast te staan dat) de opdrachtgever al dan niet is
tekortgeschoten in de zin van art. 7A: 1638x BW. Ebrex heeft althans
niet toegelicht waarom haar van de duidelijke tekst afwijkende uitleg
dient te gelden, terwijl zij evenmin (andere) feiten of omstandigheden
heeft aangevoerd waarom haar uitleg desondanks dient te prevaleren (zie
ook HR 20/2-04, NJ 2005/493).
Beroep op de redelijkheid en billijkheid
17. Ebrex heeft zich subsidiair (mva 19) beroepen op de redelijkheid
en billijkheid van art. 6:2 juncto 6:248 BW, stellende dat dit beding
haar onevenredig zwaar treft, zodat het terzijde dient te worden
geschoven. Dit beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en
billijkheid wordt verworpen, nu gesteld noch gebleken is dat onverkorte
toepassing van art. 6a Abu-voorwaarden in de gegeven omstandigheden
onaanvaardbaar is.
In dit verband verdient verder nog aandacht dat Ebrex wist, dat de
Abu-voorwaarden door Excellent werden gebruikt. Ebrex had, zeker als
grote onderneming, in de gegeven omstandigheden bedacht moeten zijn op
een van toepassing zijnde bepaling als de onderhavige. Bovendien is tot
in drie instanties het tekortschieten van Ebrex als materiële werkgever
jegens [de werknemer] ten grondslag gelegd aan de vastgestelde
aansprakelijkheid van Excellent als formele werkgever. Het thans door
Ebrex gestelde (27-42 mva) heeft hier onvoldoende aan kunnen afdoen.
Slotsom
18. Het voorgaande leidt tot de volgende conclusie. Het bestreden
vonnis kan niet in stand blijven, nu Excellent zich op goede gronden
heeft beroepen op het vrijwaringsbeding in de Abu-voorwaarden. Zoals
gezegd slaagt de eerste grief in het principaal appel en faalt de
eerste grief in het incidenteel appel. Het hof komt niet toe aan grief
2 in het principaal appel en grief 2 in het incidenteel appel. Grief 3
in het principaal appel aangaande de proceskostenveroordeling slaagt
eveneens. De vordering van Excellent zal alsnog worden toegewezen met
veroordeling van Ebrex als de in het ongelijk gestelde partij in de
kosten van beide instanties, die van [de werknemer] daaronder begrepen.
LJN BF3248