Rb Arnhem 280307 beveiligingsbedr. aanspr. voor fout wn; bar niet voor ingehuurd beveiligingsbedr.
- Meer over dit onderwerp:
Rb Arnhem 28-03-07 beveiligingsbedrijf aansprakelijk voor fout werknemer; bar niet voor ingehuurd beveiligingsbedrijf
De aansprakelijkheid van [gedaagde sub 3]/BBG en [gedaagde sub 2]
8. Met betrekking tot de gestelde aansprakelijkheid van [gedaagde sub 3]/BBG voor de hiervoor vastgestelde fout van [gedaagde sub 1] wordt het volgende overwogen. Kennelijk heeft [eiser] met deze vordering het oog op de in artikel 6:170 BW neergelegde werkgeversaansprakelijkheid. Voor deze aansprakelijkheid is nodig dat door een fout van een ondergeschikte bij de uitvoering van zijn taak schade aan een derde wordt toegebracht, dat de kans op de fout door de opdracht tot het verrichten van deze taak is vergroot, alsmede dat degene in wiens dienst de ondergeschikte stond uit hoofde van hun desbetreffende rechtsbetrekking zeggenschap had over de gedraging waarin de fout was gelegen (art. 6:170 lid 1 BW). Aan al deze vereisten is voldaan. Vast staat dat [gedaagde sub 1] op 14/15 december 2002 in dienst was van BBG in de functie van beveiligingsbeambte c.q. portier en dat hij onder meer tot taak had portierswerkzaamheden te verrichten in bar dancing “[gedaagde sub 2]”. Aangenomen moet worden dat BBG zeggenschap had over de wijze waarop [gedaagde sub 1] deze taak uitvoerde. Zij, dat wil zeggen haar vennoot [gedaagde sub 3], heeft daarover immers zelf gesteld dat zij al haar portiers regelmatig instructies gaf hoe te handelen in bepaalde (stress) situaties. Dat strookt ook met hetgeen [gedaagde sub 2] daarover heeft gesteld, dat zij de portiers geen instructies gaf, maar dat deze naar eigen inzicht en afhankelijk van de instructies van BBG handelden, en hetgeen haar directeur Langeveld daarover tijdens de comparitie heeft verklaard, te weten dat de door de horeca uitgevaardigde huisregels bij BBG bekend horen te zijn en door haar moeten worden uitgevoerd en dat [gedaagde sub 2] de uitvoering van de beveiligingswerk-zaamheden zelf niet controleert. Ook staat vast dat [gedaagde sub 1] bij de uitvoering van deze taak door een fout schade heeft toegebracht aan een derde, [eiser]. Ten slotte geldt dat juist bij deze opgedragen werkzaamheden, in welk kader een zekere mate van fysiek contact met (lastige) bezoekers niet altijd te vermijden is, de kans vergroot is dat het tot schermutselingen komt waarbij grenzen worden overschreden. Dat [gedaagde sub 1] volgens BBG/[gedaagde sub 3] bij de uitvoering van zijn taak heeft gehandeld in strijd met de interne instructies van BBG en dat er sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid, kan aan het voorgaande niet afdoen. Die omstandigheden zijn te beoordelen in de hier niet aan de orde zijnde onderlinge verhouding tussen BBG/[gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 1]. [gedaagde sub 3], die ten tijde van het incident vennoot was van BBG en daarmee de werkgever van [gedaagde sub 1], is dan ook mede-aansprakelijk voor de onderhavige schade.
9. Dat ook [gedaagde sub 2] op grond van artikel 6:170 BW aansprakelijk is voor de door [gedaagde sub 1] gemaakte fout kan niet worden aangenomen, reeds omdat [gedaagde sub 2] onweersproken heeft gesteld dat geen sprake was van inlening, maar dat zij beveiliging “inhuurde” via het externe beveiligingsbureau BBG en dat de ingehuurde beveiligingsmedewerkers/portiers handelden naar eigen inzicht en afhankelijk waren van de instructies van BBG. Voor zover [eiser] heeft bedoeld de aansprakelijkheid van [gedaagde sub 2] mede te gronden op het bepaald in artikel 6:171 BW gaat dat evenmin op. Aansprakelijkheid voor onrechtmatig handelen van een niet ondergeschikte opdrachtnemer bestaat alleen als de fout is begaan in het kader van de werkzaamheden ter uitoefening van het bedrijf van de opdrachtgever. Onweersproken is dat er in casu sprake was van, ook voor derden zichtbare, gescheiden bedrijfsactiviteiten. Enerzijds het uitbaten van een bar-dancing door [gedaagde sub 2] en anderzijds de beveiliging daarvan door medewerkers van het beveiligingsbureau van BBG, gehuld in een portierspak met het beveiligingsembleem op het colbert. Dat betekent dat niet kan worden aangenomen dat de beveiligingswerkzaamheden behoorden tot de normale bedrijfsvoering van [gedaagde sub 2]. [gedaagde sub 2] kan dan ook niet op grond van artikel 6:171 BW aansprakelijk worden gehouden voor de fout van [gedaagde sub 1]. LJN BA4252