Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Maastricht 220611 inlener hoofdelijk aansprakelijk naast werkgever slachtoffer

Rb Maastricht 220611 inlener hoofdelijk aansprakelijk naast werkgever slachtoffer
2.  De feiten
2.1.  Op 26 oktober 1998 is de heer [naam], destijds in dienst van Reym, in het bedrijf van Scotts te Heerlen bij een ongeval om het leven gekomen. In het bedrijf van Scotts werden kunstmestkorrels veredeld. Dit gebeurde in een speciaal daarvoor door haarzelf vervaardigde machine de Osmo-6 coater.

2.2.  Het hart van dit apparaat betreft een mengtrommel van 4 meter lang en een doorsnede van circa 2,5 meter. Om deze trommel te betreden, heeft het apparaat een mangat. De afmetingen van de opening van dit mangat zijn 1 meter bij 0.6 meter. De trommel met mangat is in een verhoogde constructie geplaatst met aan de voorzijde een bordes. Bij het draaien van de trommel draait ook het mangat mee.

2.3.  De betreffende trommel moest regelmatig – om de 2 maanden - worden schoongemaakt en dat gebeurde de laatste jaren door het bedrijf PSE. Dit inmiddels na faillissement ontbonden bedrijf PSE, een professioneel industrieel reinigingsbedrijf, was op die dag met twee personen, [naam] en [naam], aanwezig om de opdracht, het schoonmaken van het inwendige gedeelte van de trommel, uit te voeren.

2.4.  Bij hun aankomst op het terrein van Scotts zijn zij als contractors bij de receptie ingeschreven. [naam], hoofd productie van Scotts, heeft hen opgevangen, veiligheidsinstructies gegeven en de toepasselijke werkvergunning voor besloten ruimte ingevuld en ondertekend. Alvorens met de schoonmaakwerkzaamheden te starten heeft [naam], onderhoudsmonteur van Scotts, aan de beide PSE-medewerkers de bediening van de knoppen op het bedieningspaneel van de Osmo-6 uitgelegd.

2.5.  Nadat het die ochtend automatisch uitgevoerde schoonmaakwerk door [naam] was gecontroleerd en de trommel onvoldoende schoon was bevonden, hadden de werknemers van PSE een luchtunit met volgelaatsmasker nodig. Daartoe heeft PSE het bedrijf Reym benaderd.
Reym is een bedrijf dat ook actief is in met name de industriële reiniging. Beide bedrijven werkten regelmatig samen: huurden elkaars personeel en materieel tegen een uurvergoeding.
PSE heeft Reym opdracht gegeven de benodigde apparatuur rechtstreeks bij Scotts af te leveren. Daartoe is door Reym haar werknemer [naam] naar Scotts gestuurd. [naam] was 10 jaar in dienst van Reym en stond bekend als een all-round vakman die zeer alert was op het gebied van veilig werken.

2.6.  Aangekomen bij Scotts is [naam] door Scotts als bezoeker geregistreerd en is hij zonder begeleiding van iemand van Scotts met de meegebrachte apparatuur naar de bedoelde Osmo-6 coater met trommel in het bedrijf van Scotts gelopen.
[naam] heeft [naam] geholpen met het aandoen en installeren van het meegebrachte masker, waarna [naam] de trommel heeft betreden en handmatig heeft schoongespoten. Bij die werkzaamheden werd [naam] in het inwendige van de trommel bijgelicht door een looplamp die hij in de trommel had opgehangen. Tijdens die ca 2 uur durende werkzaamheden is [naam] ter plekke aanwezig geweest.

2.7.  Na afloop van die werkzaamheden is [naam] via een trap het bordes afgedaald naar het (lager gelegen) bedieningspaneel van de trommel om de middels een elektromotor aangestuurde trommel te laten rond- en schoondraaien. Vanaf het bedieningspaneel is de trommelopening (mangat) niet zichtbaar. Terwijl de andere medewerker van PSE, [naam], naar buiten is gelopen om de instellingen van de waterdruk van de vrachtwagen van PSE te wijzigen, is hij aansluitend in de kantine water gaan drinken. [naam] bleef alleen achter bij de trommel en het niet afgesloten mangat.

2.8.  [naam], die zijn spullen nog moest opruimen, had van [naam] het verzoek gekregen om even te kijken of de kabel van de looplamp, die nog in de trommel hing, niet zou gaan meedraaien. Alvorens de trommel met behulp van de muis computergestuurd in beweging te zetten, heeft [naam] geroepen dat hij dit ging doen en dat de kabel van de looplamp moest worden strakgetrokken. Een antwoord of reactie van [naam] bleef uit. Kort na het inschakelen van de trommel hoorde [naam] een schreeuw van [naam]. Hij is de trap opgerend en heeft de noodstop naast de trommel ingedrukt. [naam], proces-operator van Scotts (die net met zijn dienst was begonnen en juist bij de bedieningslessenaar arriveerde toen [naam] daar ook vanaf het bordes kwam afgedaald) heeft de andere noodstop, op het bedieningspaneel, ingedrukt. [naam] en [naam] troffen [naam] met zijn onderlichaam bekneld liggend in de opening van het mangat aan. Zijn hoofd en rechterarm staken door de geopende toegangsdeur naar buiten. Hij was buiten bewustzijn en waarschijnlijk toen reeds overleden.

2.9.  De trommel draait normaliter circa 4-5 rondes per minuut en bleek nog geen hele ronde te hebben gedraaid. Achteraf is gebleken dat [naam] eerder had willen helpen bij het verwijderen van een zogenaamde rode slee voor het die ochtend uitgevoerde automatische reinigingswerk. Daarbij had [naam] gezegd dat [naam] niet in de trommel mocht komen. Noch [naam], noch [naam] hebben [naam] gezegd het mangat te betreden in verband met de looplamp.

2.10.  De arbeidsinspectie heeft een onderzoek ingesteld naar de oorzaak van dit ongeval en gereconstrueerd dat [naam] vermoedelijk heeft geconstateerd dat bij het draaien van de trommel de looplamp zou gaan meedraaien en kapot zou gaan. Hij is vermoedelijk het mangat met zijn onderlichaam ingekropen om de lamp los te maken.
Daaraan valt toe te voegen, op grond van het debat tussen partijen, dat [naam] het roepen van [naam] niet heeft gehoord omdat hij vermoedelijk al in het mangat stond of lag én dat [naam] niet heeft geweten dat bij het inwerking zetten van de trommel ook het mangat ging meedraaien.

2.11.  De weduwe van [naam] heeft Reym voor haar schade als gevolg van dit ongeval aansprakelijk gesteld. Bij vonnis van de kantonrechter te Sittard d.d. 22 november 2000 is haar vordering toegewezen. Reym werd veroordeeld tot vergoeding van alle schade die de weduwe had geleden of nog zal lijden door het overlijden van haar echtgenoot, nader op te maken bij staat, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 mei 1999 en de proceskosten. Voorzover van belang oordeelde de kantonrechter dat Reym tekort is geschoten in haar zorgverplichting om als werkgever zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat haar werknemer [naam] in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade leed.

2.12.  Reym heeft met de verzekeraar Ace een AVB-verzekering afgesloten. Onder deze polis is de werkgeversaansprakelijkheid voor personenschade van werknemers verzekerd met een eigen risico voor Reym van USD 25.000.
Op 12 november 2008 heeft Ace met zowel de weduwe [naam] als haar (inmiddels) meerderjarige zoon een vaststellingsovereenkomst gesloten. In het kader van die vaststellingsovereenkomst heeft Ace aan beiden bedragen ten titel van schadevergoeding betaald, waarbij voor rekening van Reym haar eigen risico komt.

3.  De beoordeling
3.1.  Ace c.s. vorderen in deze procedure betaling door Scotts van de uitkeringen die zij aan de weduwe [naam] en haar zoon hebben gedaan. In dit verband geldt voor Reym dat zij haar eigen risicobedrag als schade vordert.
Ace c.s. stellen dat naast Reym ook Scotts hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die als gevolg van het ongeval is ontstaan voor de weduwe [naam] en haar zoon. Krachtens artikel 6:10 BW dient ieder van de hoofdelijke schuldenaren voor het gedeelte van de schuld dat haar in hun onderlinge verhouding aangaat in de schuld en de schade bij te dragen. Ace c.s. stellen dat de schuld voor het ongeval voor het geheel, althans het overgrote deel bij Scotts rust. Aldus nemen zij regres op Scotts.
De onderbouwing van de aansprakelijkheid van Scotts wordt op verschillende juridische grondslagen bepleit en met feiten en omstandigheden door Ace c.s. onderbouwd. Scotts dient de uitgekeerde schade en het eigen risicobedrag, althans een zodanig percentage daarvan als de rechtbank gezien de onderlinge schuldverhoudingen redelijk acht, te betalen aan Ace c.s.

3.2.  Het verweer van Scotts komt er kort gezegd op neer dat zij betwist aansprakelijk te zijn en, als al anders mocht worden geoordeeld, dat de schade in de onderlinge verdeling tussen de hoofdelijke schuldenaren (volledig) in haar nadeel zou moeten uitvallen.

Aansprakelijkheid van Scotts ex art. 6:162 BW als inlener

3.3.  Ace c.s. stellen: Het ongeval is [naam] overkomen in de uitoefening van de werkzaamheden voor Scotts en daarbij is Scotts als inlener van [naam] tekortgeschoten in het treffen van veiligheidsmaatregelen.

3.3.1.  Dat Scotts inlener van [naam] zou zijn geweest, hebben Ace c.s. kennelijk als volgt bedoeld te onderbouwen. De schoonmaakwerkzaamheden aan de trommel van de Osmo-6 vormde een 2-maandelijks terugkerend werk en aldus een vast onderdeel van de bedrijfsactiviteiten van Scotts. In dit kader heeft [naam] apparatuur afgeleverd in de bedrijfshal van Scotts en heeft hij de kabel van een looplamp in de gaten gehouden toen de trommel in beweging werd gezet.

3.3.2.  Met deze stellingen hebben Ace c.s. onvoldoende gesteld om te kunnen concluderen dat Scotts inlener van [naam] is geweest. Uit de vastgestelde feiten blijkt dat de bedoelde apparatuur door PSE was besteld bij het bedrijf waar [naam] werkzaam was, dat Reym [naam] opdracht heeft gegeven om die apparatuur op de werklocatie van PSE af te leveren, dat PSE in een jarenlange relatie met Scotts telkens in opdracht van Scotts de schoonmaakwerkzaamheden aan de trommel uitvoerde en dat een werknemer van PSE [naam] heeft gevraagd de bedoelde kabel in de gaten te houden.

3.3.3.  Tegen de achtergrond van die feiten hebben Ace c.s. bij nadere beschouwing in feite niets naar voren gebracht ter onderbouwing van de stelling dat Scotts inlener van [naam] is geweest. De conclusie moet dan ook zijn dat op deze grondslag de vorderingen en het verweer niet verder hoeven te worden onderzocht. De vordering moet op deze grondslag worden afgewezen.

Aansprakelijkheid van Scotts ex art. 6:162 vanwege gevaarzetting

3.4.  Ace c.s. stellen: Het ongeval is ontstaan aangezien Scotts een gevaarzettende situatie in het leven heeft geroepen, althans heeft laten voortbestaan. Daarbij hebben Ace c.s. zich met zoveel woorden beroepen op de Kelderluikcriteria zoals door de Hoge Raad verwoord in het arrest van 5 november 1965 (NJ 1966, 136). Later heeft de Hoge Raad die criteria ook toegepast in haar uitspraak van 7 april 2006 (JA 2006,83).

3.5.  In het licht van het debat tussen partijen dient bij de beantwoording van de vraag of Scotts in de gestelde zin onrechtmatig heeft gehandeld – in het licht van voormelde jurisprudentie - allereerst te worden beoordeeld of Scotts een situatie in het leven heeft geroepen/laten voortbestaan welke voor anderen, zoals [naam], bij niet-inachtneming door hem van de vereiste oplettendheid en/of voorzichtigheid, gevaarlijk was.

3.5.1.  Ace c.s. hebben hun stelling aldus verfeitelijkt: de gevaarlijke situatie bestond uit een trommel die een gevaar voor personen opleverde. Die trommel werd onder andere ten behoeve van schoonmaakwerkzaamheden betreden door personen. Het gevaar van de trommel schuilt in de omstandigheid dat deze aan het draaien kan worden gezet terwijl er een persoon in aanwezig was. Het was voorts evident dat indien de trommel aan het draaien zou worden gezet terwijl er iemand in aanwezig was, dit een groot risico op letsel voor deze persoon zou opleveren. Volgens Ace c.s. was extra gevaarverhogend de omstandigheid dat de trommel werd bediend vanaf een paneel van waaruit de trommel – en de eventueel zich daarin bevindende persoon – niet kon worden waargenomen, terwijl de communicatie tussen bediener en persoon in de trommel door afstand en omgevingsgeluid werd bemoeilijkt.

3.5.2.  De rechtbank volgt Ace c.s. niet in hun betoog.
Onbestreden is door Scotts naar voren gebracht dat de betreffende Osmo-6 trommel (of coatingmachine) ten tijde van het ongeval voldeed aan de geldende veiligheidseisen. Aan Scotts waren dan ook de benodigde veiligheidscertificeringen verleend ter zake het werken met deze machine. Voor het verrichten van schoonmaakwerkzaamheden aan de binnenzijde van de trommel werd door Scotts al jaar en dag aan het gespecialiseerde en professionele bedrijf PSE opdracht gegeven, waarbij door PSE een beproefde werkmethodiek was ontwikkeld. Vóórdat de werknemers van PSE ter plekke hun werk mochten gaan uitvoeren, werd aan hen een werkvergunning besloten ruimte afgegeven, waarin zij met zoveel woorden werden gewezen op het gevaar verbonden aan bewegende delen zoals de draaiende trommel. Verder kregen de PSE-ers ter plekke, zoals ook op de bewuste dag van het ongeval, een bedieningsinstructie van Scotts waarbij specifiek aandacht werd besteed aan de veiligheidsvoorzieningen. Beide PSE-ers wisten dan ook dat de trommel niet meer mocht worden betreden als de trommel in het kader van het schoondraaien zou gaan worden aangezet. Kortom, gelet op deze feiten kan niet worden geoordeeld dat sprake is geweest van een door Scotts in het leven roepen en/of laten voortbestaan van een gevaarlijke situatie.
Dit betekent dat deze grondslag voor aansprakelijkheid van Scotts niet meer verder hoeft te worden onderzocht. Op deze grondslag dient de vordering te worden afgewezen.

Aansprakelijkheid van Scotts ex artikel 6:170 BW voor overtreding door haar eigen werknemers van veiligheidsnormen, althans ex artikel 6:162 BW voor kennelijk niet uitgevoerd veiligheidsbeleid door Scotts zelf

3.6.  Volgens Ace c.s. zijn er meerdere veiligheidsregels van Scotts door haar werknemers overtreden, althans heeft Scotts haar eigen veiligheidsbeleid niet uitgevoerd, hetgeen in causaal verband staat met het ongeval dat [naam] is overkomen.
De betreffende regels zijn de volgende:
1.  de bezoeker begeeft zich alleen onder begeleiding van eigen personeel in de productiehal;
2.  de bezoeker moet zich conformeren aan onze (algemene) veiligheidsregels en hiervoor tekenen;
3.  de PSE-medewerkers hadden geïnstrueerd moeten worden over de noodstop (van de trommel) op de kast naast het bedieningspaneel;
4.  zodra in de trommel werkzaamheden worden uitgevoerd, moet de Maintenance and Safety Supervisor ((Hennes) van Scotts) ervoor zorgdragen dat er een slot op de werkschakelaar van de trommel zat, waardoor de trommel niet in beweging kon worden gezet zonder zijn aanwezigheid;
5.  [naam] (van Scotts) had niet mogen toestaan dat [naam] alleen achter bleef bij de trommel terwijl [naam] (van PSE) deze in beweging zou gaan zetten.
Scotts heeft deze grondslag van aansprakelijkheid gemotiveerd bestreden.

3.6.1.  Wat betreft de onder 3. genoemde veiligheidsregel: Hoewel uit de tegenover de arbeidsinspectie afgelegde verklaringen van de getuigen kan worden aangenomen dat de PSE-medewerkers die dag niet waren geïnstrueerd over een tweede noodstop op de kast naast het bedieningspaneel kan deze fout van het personeel van Scotts Ace c.s. in de aansprakelijkstelling van Scotts niet verder helpen. Immers in hetzelfde onderzoek van de arbeidsinspectie heeft [naam] (van Scotts) verklaard: we hoorden hem ([naam]) schreeuwen en toen was [naam] echt even aarzelend aan het bedieningspaneel. Hij wilde de coater stopzetten via het bedieningspaneel maar dat duurt even als je dat via de pc-besturing via diverse velden moet doen. [naam] is toen de trap opgerend om de noodstop boven aan de trap in te slaan “en toen heb ik direct de noodstop op de bedieningskast ingeslagen”. Tegen de achtergrond van die verklaring en het gegeven dat is vastgesteld dat de trommel nog geen hele slag had gedraaid, acht de rechtbank het met Scotts onwaarschijnlijk dat met een complete instructie aan [naam] over de aanwezigheid van de noodknop beneden de trommel beduidend sneller zou zijn stopgezet. Bij gebreke van het vereiste causaal verband kan het betoog Ace c.s. niet baten.

3.6.2.  Wat betreft de onder 4. hierboven genoemde veiligheidsregel: Terecht heeft Scotts gewezen op de door Hennes aan de PSE-werknemers afgegeven en ondertekende werkvergunning besloten ruimte waarin onder punt 10 staat dat de werkschakelaar voorafgaand aan de schoonmaakwerkzaamheden vergrendeld was. Uit de verklaring van [naam] blijkt ook dat hij ondermeer deze beveiliging op het bordes heeft omgezet alvorens de trommel in werking te (kunnen) stellen. Op grond waarvan de veiligheidsregel ook nog zou inhouden dat Hennes bij het inwerking stellen van de trommel aanwezig zou moeten zijn, hebben Ace c.s. niet nader onderbouwd. Dit heeft wel op de weg van Ace c.s. gelegen omdat Scotts bij antwoord naar voren had gebracht (onder 3.53) dat die aanwezigheid niet nodig en niet werkbaar was omdat juist de PSE-werknemers op de hoogte waren van de gevaren van de trommel en van hen bij het ontgrendelen van de werkschakelaar en het rond laten draaien van de trommel de vereiste voorzichtigheid mocht worden verwacht. De schending van deze 4e veiligheidsregel is dan ook niet komen vast te staan.

3.6.3.  Uit de door Ace c.s. ingeroepen verklaring van [naam] (pagina 19 rapport Arbeidsinspectie) blijkt niet dat hij wist dat [naam] bij de trommel stond en dat [naam] op [naam] riep vlak voordat hij de trommel vanachter het bedieningspaneel in werking ging stellen. Zoals Scotts terecht heeft betoogd, blijkt uit [naam]’verklaring dat hij eerst vlak vóór het ongeval, voor het eerst die middag bij de coatingmachine – en wel beneden bij het bedieningspaneel – was gearriveerd. Op die grond moet de gestelde schending van de 5e veiligheidsregel worden afgewezen.

3.6.4.  Scotts verdedigt onder 3.39 van haar conclusie dat met “bezoekers” in haar procedure veiligheidsregels uitsluitend is bedoeld “personen die de vestiging van Scotts te Heerlen bezoeken zonder dat zij direct met de productie te maken hebben of enige ervaring hebben met veilig werken in een industriële omgeving”. Nu [naam] die laatste ervaring had, gold voor hem niet de bijbehorende regel dat hij constante begeleiding nodig had, aldus Scotts.
Die erg op de persoon van [naam] toegesneden definitie is niet terug te vinden in haar eigen regeling en Scotts heeft evenmin gezichtspunten aangereikt op grond waarvan van de juistheid van die definitie zou moeten worden uitgegaan of aldus haar eigen procedure veiligheidsregels zouden moeten geïnterpreteerd. Temeer waar haar eigen personeel [naam] als bezoeker heeft gezien toen deze zich bij het bedrijfsterrein meldde met de spullen bestemd om door hem alleen maar te worden afgegeven aan de medewerkers van PSE. Bovendien past deze benadering ook bij het gegeven dat [naam] nimmer eerder in de fabriekshal van Scotts was geweest en dan ook niet bekend was met de specifieke gevaren verbonden aan de schoonmaakwerkzaamheden van de trommel van de Osmo-6, waaronder die bij gelegenheid van het schoondraaien van het schoongespoten inwendige gedeelte van de trommel. Derhalve is veiligheidsregel 1. overtreden door Scotts.

3.6.5.  Het overtreden van de onder 1. genoemde veiligheidsregel heeft tot gevolg gehad – hetgeen van de zijde van Ace c.s. tijdens de comparitie is benadrukt - dat [naam] zonder begeleiding door Scotts is toegelaten tot het platform waar de coater met trommel stond. Een machine waaraan schoonmaakwerkzaamheden werden uitgevoerd. Een machine waarvan Scotts wist dat het in potentie een gevaarlijke machine is, hetgeen mag volgen uit de aan de PSE-werknemers afgegeven werkvergunning en uit de die ochtend aan hen door Scotts gegeven veiligheids- en bedieningsinstructies. Bovendien wist Scotts dat op enig moment die middag in het kader van de afronding van die schoonmaakwerkzaamheden, nadat de door [naam] meegebrachte spullen/apparatuur waren gebruikt, de trommel van de coater in werking zou worden gezet om het vuile water af te voeren.

3.6.6.  Inderdaad blijkt ook dat door Scotts de onder 2. genoemde veiligheidsregel is geschonden, want niet is gesteld of gebleken dat [naam] zich aan de bedoelde algemene veiligheidsregels van Scotts heeft geconformeerd. Ace c.s. hebben niet duidelijk gemaakt welke van deze regels (blad 11 van de Procedure veiligheidsregels van Scotts) specifiek het ongeval mogelijk had kunnen voorkomen. Wel hebben zij tijdens de comparitie in het verlengde van deze schending naar voren gebracht dat Scotts [naam] niet heeft geïnstrueerd op een wijze die had kunnen voorkomen dat hij in de trommel terechtkwam. Daarmee doelen Ace c.s. op veiligheidsinstructies die specifiek aan de PSE-werknemers waren gegeven in verband met de door hen uit te voeren schoonmaakwerkzaamheden.
Voor het geven van dergelijke instructies was temeer reden omdat Scotts ermee bekend had kunnen zijn – althans zich dienaangaande had moeten vergewissen – dat [naam] voor het eerst op haar terrein en in haar fabriekshal kwam en onbekend was met de werking en gevaren van de Osmo-6 coater.

3.6.7.  Scotts bepleit nog onder 3.41 van haar conclusie dat het “vanzelfsprekend [naam] en [naam] van PSE (waren) die voor een veilige werksituatie en dus voor de veiligheid van [naam] zorg droegen, voorzover al nodig gezien [naam]’s ervaring en expertise”. De rechtbank gaat aan die stelling voorbij omdat die onverlet laat dat Scotts – zoals uit het voorgaande volgt - ten opzichte van personen als [naam] nalatig is gebleven in de door haarzelf in acht te nemen veiligheidsregels. Indien Scotts [naam] had begeleid naar die machine had haar al snel kunnen blijken dat hij niet louter kwam voor het afgeven van een pakketje aan de PSE-werknemers (om meteen weer te vertrekken), maar dat hij zich langere tijd, tot het einde van de schoonmaakwerkzaamheden (die nog circa 2 uur hebben geduurd), zou gaan ophouden bij de Osmo-6 en daarbij min of meer enige assistentie zou (kunnen) gaan geven aan de PSE-werknemers.

3.7.  Door [naam] zonder begeleiding en in ieder geval zonder veiligheidsinstructies gedurende langere tijd toe te laten tot het platform van de Osmo-6 tijdens de daaraan uit te voeren schoonmaakwerkzaamheden heeft Scotts onrechtmatig jegens hem gehandeld.

3.8.  Scotts betwist dat er relevant causaal verband bestaat tussen de mogelijk door de rechtbank vast te stellen fout(en) van haar en het ongeval. In dit verband wijst Scotts op de instructies van de zijde van de PSE-werknemers aan [naam] om absoluut niet in de trommel te komen. Die instructie heeft [naam] genegeerd terwijl hij wist dat elk moment de trommel kon gaan draaien.

3.8.1.  De rechtbank gaat aan die betwisting voorbij.
Indien [naam] op het platform was begeleid door iemand van Scotts zou [naam], ook nadat [naam] en [naam] het bordes hadden verlaten niet alleen zijn achtergelaten en had waarschijnlijk voorkomen kunnen worden dat [naam] in het mangat of de trommel van de coater lag of was gekropen, danwel had op het roepen van [naam] (vóórdat hij de machine aanzette) gereageerd kunnen worden, waardoor voorkomen had kunnen dat de coater door [naam], met gevaar voor het leven van [naam], was aangezet.

3.9.  Scotts heeft een beroep gedaan op eigen schuld van [naam].
Volgens Scotts had [naam] onder geen beding in de trommel mogen kruipen omdat hij meermalen expliciete instructies van de PSE werknemers had gehad dit niet te doen. Dat wordt volgens Scotts versterkt door [naam]’s ruime ervaring als industrieel reiniger van machines en het beschikken over veiligheidsdiploma’s. Bovendien was er geen noodzaak voor [naam] geweest om de trommel in te gaan; hij had van het bordes naar beneden kunnen roepen dat de looplamp met de trommel dreigde mee te draaien of verkeerd was opgehangen.

3.9.1.  De rechtbank stelt voorop dat aannemelijk is dat [naam], met zijn goede staat van dienst bij Reym, zijn specifieke deskundigheid als industrieel reiniger en de eerdere mededeling van [naam] de trommel niet te betreden, om de kabel van de looplamp te controleren niet de trommel heeft betreden maar daartoe slechts het mangat heeft betreden. Zoals van de zijde van Ace c.s. tijdens de comparitie onbestreden naar voren is gebracht, is aan de hand van de foto’s van de trommel niet te zien dat het mangat ook gaat meedraaien: men zou denken dat het mangat vast staat. Nu er geen aanknopingspunten zijn dat [naam] beter had moeten of kunnen weten of zien, gaat de rechtbank er van uit dat [naam] ook heeft gedacht dat het mangat vast stond en zonder gevaar kon worden betreden terwijl de machine in werking werd gezet. Met andere woorden [naam] heeft zich niet kunnen realiseren dat hij zichzelf in (levens)gevaar bracht door ter uitvoering van de hem door [naam] verzochte te handelen zoals hij waarschijnlijk heeft gedaan. Nu niet gesteld of gebleken is dat [naam] hem kort vóórdat hij naar het bedieningspaneel afdaalde, heeft meegedeeld onder geen beding zelfs maar in het mangat te gaan staan, zitten of liggen, dient het beroep op eigen schuld van [naam] te worden verworpen.

3.10.  Kortom Scotts heeft ex artikel 6:162 BW onrechtmatig gehandeld jegens [naam] door haar eigen veiligheidsbeleid niet na te leven. Scotts is daarmee naast Reym hoofdelijk aansprakelijk voor de door de weduwe en de zoon van [naam] als gevolg van dit ongeval geleden schade.

Verdeling van de schade over de hoofdelijke schuldenaren Reym en Scotts

3.11.  Die verdeling dient volgens artikel 6:102 BW te geschieden naar de maatstaf van artikel 6:101 BW “in evenredigheid met de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen, met dien verstande dat een andere verdeling plaatsvindt of de vergoedingsplicht geheel vervalt of in stand blijft, indien de billijkheid dit wegens de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten of andere omstandigheden van het geval eist”.

3.12.  Naar het oordeel van de rechtbank dient de schade fifty-fifty over Reym en Scotts te worden verdeeld, zodat het beroep op artikel 6:13 BW (omslag van het onverhaalbare deel van de door Scotts bepleite, eveneens hoofdelijke aansprakelijke, maar niet meer bestaande schuldenaar PSE) niet hoeft te worden onderzocht.

3.12.1.  Met betrekking tot de aan Reym toe te rekenen omstandigheden, heeft de kantonrechter overwogen dat Reym tekort is geschoten in haar zorgverplichting jegens [naam] om als werkgever zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat [naam] in zijn werkzaamheden schade leed nu:
1.  zij heeft nagelaten zich degelijk te informeren over de aard en gevaren van de bedrijfsmiddelen die in het bedrijf van Scotts werden gebruikt;
2.  zij heeft nagelaten er voor te zorgen dat [naam] op de hoogte werd gebracht van de veiligheidsreglementen van Scotts en PSE
3.  zij [naam] niet specifiek heeft opgedragen niet in te gaan op vragen of verzoeken de PSE of Scotts om eventueel buiten de opdracht van Reym te gaan.

3.12.2.  De rechtbank plaatst in dit kader hetgeen Reym zelf tijdens de comparitie heeft beaamd namelijk dat [naam] daar niet slechts was om een pakje af te geven maar om de toevoer van perslucht ten behoeve van de medewerkers van PSE tijdens de uit te voeren schoonmaakwerkzaamheden te controleren. Als werkgever had Reym er op bedacht moeten zijn dat in dat kader door [naam] ondersteunende hand- en spandiensten konden worden verricht en dat [naam] daarbij mogelijk gevaar kon gaan lopen.

3.12.3.  Met betrekking tot de aan Scotts toe te rekenen omstandigheden verwijst de rechtbank naar haar hiervoor gegeven beoordeling inzake de fouten van Scotts zoals die vervolgens samengevat tot uitdrukking zijn gebracht in overweging 3.7.

3.12.4.  Dit betekent dat in beginsel de helft van de schade zoals die door Ace c.s. aan de weduwe en zoon van [naam] zijn vergoed, door Scotts aan Ace c.s. dienen te worden betaald.

3.13.  Tijdens de comparitie hebben Ace c.s. gemotiveerd betoogd dat zij in de jaren 1999 tot en met 2008 Scotts schriftelijk tot vijfmaal toe hebben geïnformeerd over het schade-overleg met de weduwe van [naam]. Daarin is zij ook uitgenodigd deel te nemen aan dit overleg. Ook bij het treffen van een eindregeling is haar opnieuw gevraagd zich een oordeel te vormen over de omvang van de gestelde schade en opmerkingen te maken over de voorgenomen regeling. Op geen van die uitnodigingen is Scotts in gegaan.
Scotts heeft deze feiten tijdens de comparitie erkend.
Tegen de achtergrond van die feiten staat het haar in redelijkheid niet langer vrij anno 2011 nog verweer te voeren tegen hoogte van de door Ace c.s. vergoede schade en de redelijkheid van de door Ace c.s. getroffen vaststellingsovereenkomsten.

3.14.  Scotts heeft gevraagd om enig bewijs van de stelling van Reym dat zij haar eigen risico van USD 25.000 omgerekend € 18.313,92 aan Ace heeft betaald. Reym had dit bewijs van betaling met het oog op de comparitie tijdig in het geding kunnen brengen, maar heeft dat niet gedaan. De vordering van Reym zal dan ook voorwaardelijk worden toegewezen op de wijze als in het dictum is verwoord.

3.15.  Wat betreft de gevorderde wettelijke rente: die is eerst toewijsbaar vanaf het moment dat Ace c.s. in de verhouding tot Scotts meer dan de helft van het door haar gevorderde bedrag aan de weduwe [naam] en haar zoon heeft betaald.

3.16.  Scotts zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van Ace c.s. worden veroordeeld waarbij gelet wordt op het toe te wijzen bedrag in verband met het toe te passen liquidatietarief voor de advocaatkosten. LJN BR0210