Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Zutphen 210207 klussen op dak stal melkveehouder; geen aansprakelijkheid

Rb Zutphen 21-02-07 klussen op dak stal melkveehouder; geen werkzaamheden in uitoefening bedrijf; geen aansprakelijkheid
2.6 (aannemer) neemt werken aan in onder andere de bouwsector, de groensector, de gezondheidszorg en de schoonmaaksector. (benadeelde) heeft zich als werkzoekende ingeschreven bij (aannemer) .

2.7 Op vrijdagavond 28 mei 2004 is (benadeelde) telefonisch benaderd door de directeur van (aannemer) , de heer (directeur), met de vraag of (benadeelde) de volgende morgen mee kon naar een klus. (benadeelde) had op dat moment nog niet eerder voor (aannemer) gewerkt.

2.8 Op zaterdag 29 mei 2004 is (benadeelde)om ongeveer 07.30 uur begonnen met het verwijderen van de oude golfplaten op de loopstal van (gedaagde) .

2.9 Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden is (benadeelde) met een oude golfplaat van het dak afgedaald naar de rolsteiger en onderweg met zijn lichaamsgewicht op een in de zevende rij vanaf de nok gelegen lichtdoorlatende golfplaat gekomen en daar doorheen gezakt. (benadeelde) droeg geen beschermende kleding en er waren ter plaatse van de werkzaamheden geen veiligheidsnetten onder het dak gespannen. (benadeelde) is door het dak naar beneden gevallen en op een mestrooster in de vloer van de loopstal terechtgekomen. (benadeelde)heeft hierbij ernstig hoofd- en hersenletsel opgelopen. (...)

4.2 De kantonrechter stelt bij de beoordeling van de primaire grondslag van de vordering van (benadeelde) voorop dat artikel 7:658 lid 4 BW is toegevoegd, om werkgevers op gelijke voet aansprakelijk te laten zijn voor eigen werknemers en andere werknemers die zij in de uitoefening van hun beroep of bedrijf inschakelen. Hierbij is vooral gedacht aan de aansprakelijkheid van een werkgever voor door hem ingehuurde uitzendkrachten. Op zichzelf is denkbaar dat ook in gevallen als het onderhavige, waarin sprake is van aanneming van werk in het kader waarvan door een werknemer van de aannemer bij de opdrachtgever werkzaamheden worden uitgevoerd, de opdrachtgever aansprakelijk is jegens de werknemer van de aannemer. In dit specifieke geval is er echter geen aanleiding om (gedaagde) jegens (benadeelde) op de voet van artikel 7:658 lid 4 BW aansprakelijk te houden voor de gevolgen van het (benadeelde) overkomen ongeval.

4.3 Hierbij is allereerst van belang dat naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake is van werkzaamheden in de uitoefening van het bedrijf van (gedaagde). (gedaagde) is melkveehouder. Tot de normale bedrijfsuitoefening van een melkveehouder kan gerekend worden dat hij enig - klein - onderhoud aan zijn bedrijfsgebouwen verricht. Het laten vervangen van de golfplaten op het dak van een loopstal valt hier echter niet onder. Dit wordt bevestigd door de verklaring van de directeur van (aannemer), (directeur), tegenover de arbeidsinspectie:

"Het werk bij (gedaagde) , het vervangen van het golfplaten dak op de loopstal, is door mij aangenomen. [...]
Het werk is uitgerekend en bekeken door een bouwkundig ingenieur, (Ingenieursbureau)." Uit deze verklaring leidt de kantonrechter af dat er voor (aannemer) aanleiding bestond om de hulp van een bouwkundig ingenieur in te roepen bij de beoordeling van het door (gedaagde) aangeboden werk. Dit terwijl (aannemer) haar bedrijf uitoefent door het aannemen van werken, onder meer in de bouwsector. Van een melkveehouder kan niet worden verwacht dat hij, of zijn personeel, in staat is dergelijke werkzaamheden te verrichten. Hiermee is niet voldaan aan het vereiste dat er voor de toepassing van artikel 7:658 lid 4 BW sprake moet zijn van werkzaamheden die de opdrachtgever in het kader van de uitoefening van zijn bedrijf ook door eigen werknemers had kunnen laten uitvoeren.

4.4 Verder is voor de toepassing van artikel 7:658 lid 4 BW van belang dat (gedaagde) ook niet materieel de werkgeversrol jegens (benadeelde) is gaan vervullen. (gedaagde) heeft een opdracht gegeven aan (aannemer), dat voor de uitvoering van het aangenomen werk (benadeelde) heeft ingeschakeld. (benadeelde) heeft gesteld dat er sprake is van ondergeschiktheid van (benadeelde) jegens (gedaagde), omdat (gedaagde) feitelijk toezicht heeft gehouden en zeggenschap heeft uitgeoefend over de veiligheidsmaatregelen op het werk. Zelfs indien moet worden aangenomen dat (gedaagde) de uitvoering van de werkzaamheden heeft stilgelegd wegens het ontbreken van voldoende veiligheidsvoorzieningen, hetgeen (gedaagde) betwist, is dit naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende voor het aannemen van een gezagsverhouding tussen (gedaagde) en (benadeelde). Op de opdrachtgever rust een eigen verantwoordelijkheid.

Indien hij bij de uitvoering van een door een aannemer aangenomen werk constateert dat er werkzaamheden door het personeel van de aannemer worden uitgevoerd onder onveilige omstandigheden en er derhalve sprake is van een onveilige situatie, dient hij de aannemer hierop aan te spreken. Afhankelijk van de ernst van het gevaar en de omstandigheden waaronder wordt gewerkt, kan de eigen verantwoordelijkheid van de opdrachtgever meebrengen dat hij de werkzaamheden stillegt. (gedaagde) heeft bij de uitvoering van de werkzaamheden door (aannemer) geconstateerd dat er geen gebruik gemaakt werd van veiligheidsvoorzieningen, zoals vangnetten, terwijl het eerder door (gedaagde) ingeschakelde Bouwbedrijf T. hier bij de bouw van een andere loopstal wel gebruik van maakte. (gedaagde) heeft dit terecht als zeer gevaarlijk ingeschat en tot tweemaal toe het werk stilgelegd, althans (directeur) hierop aangesproken. Dat (gedaagde) hier zijn eigen verantwoordelijkheid als opdrachtgever heeft genomen, maakt niet dat hij op die grond als materiele werkgever van (benadeelde) moet worden aangemerkt.

artikel 6:162 BW
4.5 Uitgangspunt bij de beoordeling van de vraag of (gedaagde) jegens (benadeelde) onrechtmatig heeft gehandeld is dat de verplichting om te zorgen voor veilige werkomstandigheden in beginsel op de werkgever rust. (gedaagde) is niet de werkgever van (benadeelde) en kan daar evenmin op de voet van artikel 7:658 lid 4 BW mee worden gelijkgesteld. Zoals hiervoor is overwogen, heeft (gedaagde) zijn verantwoordelijkheid als opdrachtgever onderkend en die verantwoordelijkheid ook genomen. Anders dan door (benadeelde)gesteld, kon van (gedaagde) niet verwacht worden dat hij de veiligheidssituatie opnieuw zou beoordelen, nadat (aannemer) op zijn aandringen alsnog veiligheidsnetten op het werk had aangebracht. (gedaagde) heeft ingezien dat er op het door (aannemer) uitgevoerde werk sprake was van een onveilige situatie. (gedaagde) heeft (aannemer) daarop aangesproken. (gedaagde) heeft (aannemer) ook naar Bouwbedrijf T. verwezen voor het verkrijgen van veiligheidsnetten. (gedaagde) heeft verder tegenover de arbeidsinspectie verklaard dat hij (directeur) er duidelijk op gewezen heeft dat de te vervangen golfplaten van slechte kwaliteit waren. Onder deze omstandigheden heeft (gedaagde) gedaan wat er van hem verwacht mocht worden. Van enig handelen van (gedaagde) in strijd met zijn zorgplicht als bedoeld in artikel 6:162 BW is dan ook niet gebleken. (...)

artikel 6:174 BW
4.8 (benadeelde)erkent dat in de specifieke omstandigheden van dit geval aan het dak qua stevigheid en draagkracht geen hoge eisen mogen worden gesteld. Volgens (benadeelde) voldeed de loopstal, althans de inrichting daarvan, niet aan de daaraan te stellen eisen, wegens het ontbreken van doelmatige en deugdelijke veiligheidsmaatregelen.

4.9 Naar het oordeel van de kantonrechter kan uit hetgeen (benadeelde)heeft gesteld niet worden geconcludeerd dat sprake is van een gebrekkige opstal. De door (benadeelde)geleden schade is immers volgens (benadeelde) ontstaan doordat er onvoldoende adequate veiligheidsvoorzieningen waren getroffen. Die veiligheidsvoorzieningen waren noodzakelijk, niet omdat verwacht mag worden dat een loopstal als de onderhavige steeds is voorzien van veiligheidsnetten, maar omdat (aannemer) in opdracht van (gedaagde) de op het dak aangebrachte golfplaten ging vervangen. Onder deze omstandigheden kan niet worden geoordeeld dat (benadeelde) schade heeft geleden als gevolg van een gebrek aan de loopstal. De schade is - ook in de eigen stellingen van (benadeelde)- ontstaan doordat er bij de uitvoering van de werkzaamheden onvoldoende adequate veiligheidsvoorzieningen zijn getroffen. Artikel 6:174 BW is dan niet van toepassing. PIV