RBGEL 040924 kolom valt nadat wn-er een ladder er tegen plaatste; onjuiste verankering staat vast, desk. bericht i.h.k van ES t.z.v. laddergebruik
- Meer over dit onderwerp:
RBGEL 040924 kolom valt nadat wn-er een ladder er tegen plaatste; onjuiste verankering staat vast, desk. bericht i.h.k van ES t.z.v. laddergebruik
in vervolg op:
RBGEL 180123 regres onderaannemer op hoofdaannemer tzv omvallen kolom, al dan niet vanwege onjuiste betonankers; desk.bericht noodzakelijk
2De verdere beoordeling
2.1.
In het tussenvonnis van 12 juli 2023 is een deskundigenonderzoek gelast door prof. ir. S.N.M. Wijte (hierna: de deskundige).
2.2.
De deskundige heeft de aan hem voorgelegde vragen, voor zover van belang, als volgt beantwoord:
1. Zou de kolom ook zijn omgevallen in het geval dat [gedaagde] de door [naam 1] voorgeschreven werkwijze had toegepast, door de door [naam 1] geleverde haakankers in het beton te storten conform het door [naam 1] opgestelde ankerplan, en er een ladder tegen de kolom was geplaatst om de hijsstrop los te maken?
(…)
Geconcludeerd kan worden dat als de ankers overeenkomstig de aanwijzingen van [naam 1] zouden zijn aangebracht, de bevestiging van de kolom in de fundering niet zou zijn bezweken in de situatie dat een ladder tegen de kolom zou zijn geplaatst en een persoon op deze ladder zou zijn geklommen.
3. Zo neen, in hoeverre is de door [gedaagde] toegepaste werkwijze met in het beton geboorde afgezaagde haakankers minder stabiel dan de door [naam 1] voorgeschreven werkwijze en tegen welke krachten zou de constructie dan wel bestand zijn geweest en tegen welke krachten niet? Kunt u daarbij voorbeelden geven?
Bij de in het antwoord van vraag 1 uitgewerkte krachten kan geconcludeerd worden dat de bevestiging van de kolom ook niet zou zijn bezweken als de lijmankers gefunctioneerd zouden hebben zoals mag worden verwacht als ze correct zijn aangebracht.
Voor lijmankers geldt dat de door de producent opgegeven eigenschappen gelden voor de combinatie van ankerstaaf en lijm uitgevoerd op de door de producent voorgeschreven wijze (voldoende schoongemaakt boorgat). (…) Bij de door producenten geleverde combinatie van ankerstaaf en lijm, zijn de ankerstaven geprofileerd, bijvoorbeeld uitgevoerd als draadeind. Een lijmanker ontleent zijn capaciteit aan enerzijds de overdracht van krachten vanuit het anker naar de lijm, waarbij de ribbels van de profilering een zeer belangrijke functie vervullen, en de overdracht van de lijm naar het beton, waarbij het boorgat stofvrij moet zijn. Doordat in deze situatie de originele gladde haakankers zijn toegepast (waarbij de haak eraf is gezaagd) is niets bekend over de capaciteit van uittrekken van een anker en mag zijn aangenomen dat dit kan gebeuren bij een zeer lage belasting. Een directe vergelijking met de ingestorte haakankers gaat niet op omdat de haak een belangrijke functie speelt voor de capaciteit van het haakanker.
De verkeerde materiaalkeuze voor de ankers en lijmcapsules en eventueel een onzorgvuldige wijze van aanbrengen van de ankers zijn naar de mening van ondergetekende dan ook de oorzaak van het bezwijken van de bevestiging van de voetplaat van de kolom.
5. Zijn er nog andere punten die naar uw mening voor de beoordeling van belang zijn? Zo ja, welke en waarom?
Hoewel voor de beoordeling van de bezweken bevestiging het niet van belang is, wordt toch een opmerking gemaakt over de werkwijze van [gedaagde] . Uit de verklaringen in het dossier blijkt dat de door [naam 1] aangeleverde ankers niet zijn aangebracht op een aantal plaatsen omdat de wapening in het beton in de weg zat dan wel dat prefab betonbalken zouden zijn toegepast. Dit is vervolgens opgelost door in het verharde beton gaten te boren, lijm aan te brengen en de toegeleverde gladde ankerstaven te plaatsen. Dit is geen juiste werkwijze zoals ook reeds bij het beantwoorden van vraag 3 is beschreven. De werkwijze heeft echter nog een ander nadelig gevolg.
In het geval van het ter plaatse gestort beton, waarbij de aanwezige wapening in dit geval het aanbrengen van ankers verhindert, is de juiste werkwijze het verschuiven van de wapening zodat het anker wel aangebracht kan worden. In het geval dit lastig is, moet overleg met de constructeur, die de wapening heeft voorgeschreven, worden gepleegd. De gekozen werkwijze van het later boren van gaten en het achteraf plaatsen van een anker leidt er toe dat de wapening die in de weg zat, zeer waarschijnlijk doorboord wordt en zijn constructieve functie verliest. Dat is onwenselijk.
In het geval van prefab beton zouden de ankers ook vooraf aangebracht moeten zijn. Ook hier leidt het naderhand inboren van de ankers in de balken tot het risico dat de wapening zijn noodzakelijke constructieve functie kan verliezen.
2.3.
Naar aanleiding van vragen/opmerkingen van Adinex namens [gedaagde] op het concept deskundigenbericht heeft de deskundige geen aanleiding gezien zijn antwoorden op de vragen aan te passen. Adinex heeft met haar opmerking 9 betoogd dat in de feitelijke gebruikssituatie de ankers uitsluitend zouden worden belast door horizontale krachten en dat de deskundige in zijn antwoord op de vragen niet heeft meegenomen dat [naam 1] ervoor heeft gekozen om een ladder tegen de kolom te plaatsen, waardoor een van de feitelijke gebruikssituatie afwijkend belastingsgeval ontstond en dat de deskundige vraag 3 feitelijk niet heeft beantwoord. De deskundige heeft in dit kader, voor zover van belang, nog het volgende vermeld:
De berekeningen in het conceptrapport worden gehandhaafd, (…), en zodoende ook de conclusie dat de spanningen in de ankers op het moment dat de heer [naam 2] op de ladder stond, zo klein zijn dat bezwijken van het ankermateriaal zelf, uitgesloten is. Vervolgens is bij het antwoord op vraag 3 aangegeven dat indien de lijmankers juist zouden zijn aangebracht en zodoende een weerstand zouden hebben die enigszins overeenkomt met die gerapporteerd wordt door de producenten, bezwijken van de verbinding ook uitgesloten is. Vast staat dat de verbinding is bezweken, er moet dus sprake zijn van een gebrek. Dit gebrek zal zijn ontstaan bij het aanbrengen van de verbinding.
De belasting op de ankers in de uiteindelijke toepassing, is verder niet relevant bij de uitgevoerde beschouwing.
2.4.
ASR onderschrijft het deskundigenbericht. Zij stelt dat hiermee het causaal verband tussen de aan [gedaagde] verweten gedraging en het ongeval vaststaat. Voorts betoogt ASR dat op basis van het deskundigenbericht niet vaststaat dat de kolom als gevolg van het gebruik van de ladder is omgevallen, zodat van eigen schuld van [naam 1] geen sprake is. Nader onderzoek en/of nadere voorlichting door een deskundige op het gebeid van veiligheid en arbeidsomstandigheden op een bouwplaats kan volgens ASR daarom achterwege blijven.
2.5.
[gedaagde] merkt in haar conclusie na deskundigenbericht op dat zij het niet eens is met alle bevindingen en conclusies van de deskundige en dat zij daarop mogelijk in een later stadium van de procedure nog terugkomt. [gedaagde] betwist dat een onderzoek door een deskundige op het gebeid van veiligheid en arbeidsomstandigheden op een bouwplaats achterwege kan blijven. Zij stelt dat indien door een deskundige wordt geoordeeld dat het zeer ongebruikelijk en zelfs ongeoorloofd is om een ladder tegen de kolom te plaatsen en iemand op de ladder te laten staan, dit betekent dat de schade mede het gevolg is van een fout van [naam 1] . In dat geval zijn [gedaagde] en [naam 1] hoofdelijk aansprakelijk voor de schade. [gedaagde] stelt zich dan ook op het standpunt dat een onderzoek door een deskundige op het gebied van veiligheid en arbeidsomstandigheden op een bouwplaats dient plaats te vinden.
2.6.
[gedaagde] stelt dat zij het niet eens is met alle bevindingen en conclusies van de deskundige, maar zij heeft dat verder niet toegelicht. De rechtbank ziet geen reden [gedaagde] later in deze procedure daartoe nog in de gelegenheid te stellen. Zij had dat moeten doen in de conclusie na deskundigenbericht en heeft die gelegenheid voorbij laten gaan. De rechtbank gaat daarom uit van de overtuigend gemotiveerde bevindingen van de deskundige en maakt die tot de hare.
2.7.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de bevindingen van de deskundige in het deskundigenbericht het causaal verband tussen de aan [gedaagde] verweten gedraging (afwijking van de door [naam 1] voorgeschreven werkwijze) en het ongeval vaststaat. Uit het deskundigenbericht volgt immers dat indien [gedaagde] de door [naam 1] voorgeschreven werkwijze had gevolgd en/of indien [gedaagde] op juiste wijze lijmankers had toegepast, de bevestiging van de kolom niet zou zijn bezweken.
2.8.
Voor zover [gedaagde] betoogt dat [naam 1] wist dan wel kon weten dat in afwijking van het ankerplan op sommige plaatsen boorankers werden toegepast en zich daarmee kennelijk beroept op eigen schuld van [naam 1] , geldt het volgende. Uit het antwoord van de deskundige op vraag 5 volgt dat ook indien de wapening in het beton in de weg zat voor het uitvoeren van het door [naam 1] aangeleverde ankerplan of indien prefab betonbalken zijn toegepast, de door [gedaagde] gehanteerde werkwijze niet juist was en dat in dat geval overleg had moeten plaatsvinden met de constructeur, dus met [naam 1] . Ter mondelinge behandeling is namens [gedaagde] desgevraagd verklaard dat boorankers zijn toegepast, niet zozeer omdat de wapening in de weg zat, maar omdat [gedaagde] met prefab betonbalken heeft gewerkt. Volgens [gedaagde] is daarover geen overleg geweest met [naam 1] omdat dat een gebruikelijke werkwijze is. [naam 1] heeft weersproken dat zij wist dat [gedaagde] prefab betonbalken heeft toegepast. Uit het deskundigenbericht volgt dat de werkwijze van [gedaagde] met prefab betonbalken en het toepassen van boorankers zonder overleg met de constructeur geen gebruikelijke werkwijze is. Dat betekent dat [gedaagde] met [naam 1] had moeten overleggen indien zij wilde afwijken van het door [naam 1] opgestelde ankerplan. Volgens haar eigen verklaring heeft [gedaagde] dat niet gedaan en dat komt dan ook voor haar risico, zodat in zoverre geen sprake is van eigen schuld van [naam 1] .
2.9.
ASR leidt uit de reactie van de deskundige naar aanleiding van opmerking 9 van Adinex af dat niet vast staat dat de kolom is omgevallen als gevolg van het gebruik van de ladder omdat de spanning op het moment dat [naam 2] op de ladder stond dermate klein was dat het bezwijken van het ankermateriaal zelf is uitgesloten. Zij verbindt daaraan de conclusie dat niet relevant is dat [naam 2] op een ladder tegen de kolom stond en dat nader onderzoek door een deskundige op het gebeid van veiligheid en arbeidsomstandigheden op een bouwplaats daarom achterwege kan blijven.
2.10.
De rechtbank is van oordeel dat die redenering van ASR niet opgaat. Het ongeval heeft kunnen gebeuren doordat [gedaagde] de door [naam 1] voorgeschreven werkwijze niet heeft gevolgd én doordat [naam 2] een ladder tegen de kolom heeft geplaatst en daarop is gaan staan om de hijsstrop los te maken. Indien [naam 2] dat niet had gedaan was het ongeval niet gebeurd. In zoverre staan zowel de handelswijze van [gedaagde] als die van [naam 2] in causaal verband met het ongeval. In dat verband is van belang of de handelswijze van [naam 2] ( [naam 1] ) gebruikelijk was, zoals ASR aanvoert, dan wel dat die handelswijze in strijd was met de geldende veiligheidsinstructie, althans dermate ongebruikelijk dat [gedaagde] daarmee geen rekening behoefde te houden, zoals [gedaagde] stelt.
2.11.
Zoals reeds is overwogen in het tussenvonnis van 18 januari 2023 heeft de rechtbank behoefte aan voorlichting door een deskundige over in hoeverre het ten tijde van het ongeval al dan niet gebruikelijk was om de hijsstrop van de kolom los te maken door middel van het plaatsen van een ladder tegen de kolom en/of in de betreffende situatie op de bouwplaats op grond van de toen geldende veiligheidsregels nooit met een ladder zou mogen worden gewerkt maar altijd met een hoogwerker of een rolsteiger had moeten worden gewerkt.
2.12.
De rechtbank zal partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over het onder 2.11. vermelde deskundigenonderzoek, de persoon van de deskundige(n) en de aan de deskundige(n) te stellen vragen. Het verdient aanbeveling dat partijen met elkaar in overleg treden om te bezien of zij het eens kunnen worden over de persoon en/of de expertise van de te benoemen deskundige(n) en de aan de deskundige(n) te stellen vragen.
2.13.
Het voorschot van de te benoemen deskundige(n) zal vooralsnog voor rekening van [gedaagde] worden gebracht nu zij zich in dit kader beroept op eigen schuld van [naam 1] en [gedaagde] van die stelling de bewijslast draagt.
2.14.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden. ECLI:NL:RBGEL:2024:5931