Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Amsterdam 190417 Aansprakelijkheid oogarts voor te grote implantlenzen en niet uitvoeren halfjaarlijkse controle

Rb Amsterdam 190417 Aansprakelijkheid oogarts voor te grote implantlenzen en niet uitvoeren halfjaarlijkse controle

4 De beoordeling
Toerekenbare tekortkoming [gedaagde sub 1] dan wel [gedaagde sub 2] ?
4.1.
De rechtbank stelt voorop dat nu noch [gedaagde sub 1] noch [gedaagde sub 2] contractspartij waren bij de met [eiseres] gesloten behandelovereenkomst, de vordering van [eiseres] tot het verklaren voor recht dat [gedaagde sub 1] dan wel [gedaagde sub 2] zijn tekortgeschoten in de nakoming van deze behandelovereenkomst, reeds om de hierboven genoemde reden wordt afgewezen.

Onrechtmatige daad [gedaagde sub 2] ?
4.2.
Voor zover [eiseres] haar vordering jegens [gedaagde sub 2] baseert op artikel 6:162 BW oordeelt de rechtbank als volgt. Voor beantwoording van de vraag of [gedaagde sub 2] op grond van artikel 6:162 BW aansprakelijk is voor de door [eiseres] geleden schade dient te worden beoordeeld of [gedaagde sub 2] in het kader van de bij [eiseres] verrichte behandelingen de zorg heeft betracht die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot onder de gegeven omstandigheden mocht worden verwacht. De op [gedaagde sub 2] rustende zorgplicht, neergelegd in artikel 7:453 BW, vloeit voort uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard. [eiseres] stelt zich op het standpunt dat [gedaagde sub 2] niet conform de voor hem geldende standaard heeft gehandeld en dat hij daarmee onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld. Als gevolg van de onrechtmatige daad van [gedaagde sub 2] heeft [eiseres] schade geleden die [gedaagde sub 2] dient te vergoeden, aldus [eiseres] .

4.3.
Bij beschikking van 29 januari 2015 heeft de rechtbank een onderzoek bevolen door Braakman ter beantwoording van onder meer de vragen (voorgelegd aan de deskundige als vragen 2 en 4) of [gedaagde sub 2] de behandeling van [eiseres] in 2005 conform de toen vigerende medisch-professionele standaard heeft uitgevoerd en wat het beleid conform de medisch-professionele standaard is bij toegepast zijn van een ondeugdelijk gebleken implantaat en of [gedaagde sub 2] conform dat beleid heeft gehandeld. In antwoord op die vragen heeft Braakman geschreven:

2: (…) Later, in 2011, toen de schade werd opgemaakt, bleek het coll. Nuyts dat de implants een te grote “vault” hadden, dwz. Dat de implants niet goed gedimensioneerd (te groot) waren. Dit had [gedaagde sub 2] dus voor de operatie blijkbaar niet goed ingeschat. Maar het kantelen van de implant links had hem hier al aan moeten doen denken. Het had hem er zelfs toe kunnen doen besluiten de implants er snel uit te halen en kleinere te implanteren, dan wel te kiezen voor Artisanlenzen (…). [gedaagde sub 2] heeft mijns inziens dus in de follow-up niet cf. de medisch-professionele standaard gehandeld. (…)
4: in het algemeen zal er bij gebleken ondeugdelijkheid van het implantaat cf. de medisch-professionele standaard tot explantatie overgegaan worden, tenzij daar om andere medische redenen contraindicaties voor zouden bestaan. Maar op zijn minst moet er intensieve controle plaatsvinden met celtellingen mbv. de endotheelcelcamera. De follow-up van mw. [eiseres] heeft maar 2.5 jaar geduurd. Dat had na 24 april 2008 halfjaarlijks gecontinueerd moeten worden. [gedaagde sub 2] heeft mijns inziens hier dus niet volgens de medisch-professionele standaard gehandeld, omdat hij mw. [eiseres] niet vanaf 24 april 2008 strikt is blijven controleren, zodat hij de I-Careimplantaten tijdig had kunnen explanteren.

4.4.
[gedaagde sub 2] heeft in onderhavige procedure de stelling ingenomen dat het rapport van Braakman op een aantal onderdelen onjuiste en te snel genomen conclusies bevat. De rechtbank stelt voorop dat het deskundigenbericht is uitgebracht nadat de rechtbank dit heeft gelast. Uitgangspunt van de beoordeling zal dan ook zijn dat de deskundige in zijn bevindingen en conclusies wordt gevolgd, tenzij er sprake is van zwaarwegende en steekhoudende bezwaren tegen hetgeen in het deskundigenbericht is vermeld. Van de partij die een dergelijk rapport bekritiseert, mag worden verlangd dat hij zijn stellingen deugdelijk onderbouwt, bijvoorbeeld door een rapport van een andere deskundige in het geding te brengen waarin de conclusies van de benoemde deskundige op overtuigende wijze worden weersproken. Alsdan zullen er zwaarwegende en steekhoudende bezwaren aangaande de wijze van totstandkoming of de inhoud van het rapport moeten zijn, wil de rechtbank besluiten dat zij een dergelijk rapport naast zich neerlegt. Van zwaarwegende bezwaren is onder andere sprake indien het bericht niet voldoet aan daaraan te stellen eisen van onpartijdigheid, consistentie, inzichtelijkheid en logica. De rechtbank overweegt met inachtneming van deze maatstaf als volgt.

4.5.
In zijn rapport van 30 augustus 2015 heeft Braakman de gestelde vragen gemotiveerd beantwoord en uitgebreid beschreven en beargumenteerd hoe hij tot zijn bevindingen is gekomen. Braakman heeft onder meer, aan de hand van de bevindingen van dr. Nuijts, geconcludeerd dat de lenzen te groot waren. Braakman heeft deugdelijk gemotiveerd en inzichtelijk gemaakt hoe hij tot dit oordeel is gekomen. [gedaagde sub 2] voert weliswaar aan dat dit oordeel onjuist is nu de grootte van de lenzen op advies van de fabrikant is bepaald en dat niet objectief is vastgesteld dat de lenzen te groot zouden zijn maar heeft nagelaten dit nader te onderbouwen. Voorts heeft Braakman in zijn rapport geconcludeerd dat van de lenzen (in ieder geval vanaf 2007) bekend was dat deze ondeugdelijk waren en dat [gedaagde sub 2] [eiseres] na 24 april 2008 halfjaarlijks had behoren te controleren waarna hij de lenzen tijdig had kunnen verwijderen. Nu dit niet is gebeurd heeft [gedaagde sub 2] niet conform de medisch professionele standaard gehandeld aldus Braakman. [gedaagde sub 2] heeft ook dit oordeel van Braakman betwist maar heeft ook hier nagelaten zijn stellingen dat het juiste medische uitgangspunt is om bij gebleken ondeugdelijkheid van een lens voorzichtig te werk te gaan en pas over te gaan tot verwijdering van de lens indien daartoe een medische noodzaak bestaat, waar aldus [gedaagde sub 2] in het onderhavige geval geen sprake van was, nader te onderbouwen.

4.6.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [gedaagde sub 2] met de hiervoor genoemde betwistingen geen zwaarwegende bezwaren naar voren gebracht die ertoe moeten leiden dat het rapport van Braakman terzijde moet worden geschoven. De bezwaren van [gedaagde sub 2] komen er in de kern op neer dat hij het niet eens is met de inhoud van het rapport. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft [gedaagde sub 2] slechts een eigen rapport in het geding gebracht maar hij heeft nagelaten zijn stellingen nader te onderbouwen door bijvoorbeeld overlegging van een rapport van een andere deskundige. De enkele niet nader onderbouwde stelling van [gedaagde sub 2] dat hij [eiseres] op 24 april 2008 heeft medegedeeld binnen één jaar terug te komen voor controle en dat daarmee het initiatief bij haar lag, leidt niet tot een ander oordeel. Braakman heeft immers geconcludeerd dat na 24 april 2008 halfjaarlijks gecontroleerd had moeten worden nu de geplaatste lenzen ondeugdelijk waren. Daarvan is in ieder geval geen sprake geweest. Gelet hierop kan het [eiseres] , die niet wist dat zij halfjaarlijks op controle had moeten komen laat staan wat de concrete noodzaak daarvan was, niet tegengeworpen worden dat zij niet op de jaarcontrole is verschenen. Ook de stelling van [gedaagde sub 2] dat hij zijn patiënten heeft aangeschreven is onvoldoende nu niet is gezegd wanneer de patiënten precies zouden zijn aangeschreven en [eiseres] heeft betwist een verzoek tot controle van [gedaagde sub 2] te hebben ontvangen. Naar het oordeel van de rechtbank is de rapportage van Braakman aldus deugdelijk gemotiveerd, waarbij Braakman inzichtelijk heeft gemaakt hoe hij tot zijn oordeel is gekomen. Het verweer van [gedaagde sub 2] faalt, zodat de rechtbank, bij de beoordeling van de vraag of [gedaagde sub 2] de zorg heeft betracht die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot onder de gegeven omstandigheden mocht worden verwacht, het rapport van Braakman tot uitgangspunt zal nemen.

4.7.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank de conclusie van Braakman overneemt en tot de hare maakt. Dit heeft tot gevolg dat vaststaat dat [gedaagde sub 2] onzorgvuldig heeft gehandeld jegens [eiseres] doordat hij in de nacontrole niet heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend oogarts in vergelijkbare omstandigheden had mogen worden verwacht. [gedaagde sub 2] heeft aldus onrechtmatig gehandeld jegens [eiseres] en de gevorderde verklaring voor recht zal worden toegewezen in die zin dat voor recht zal worden verklaard dat [gedaagde sub 2] op grond van de onzorgvuldige geneeskundige behandeling aansprakelijk is voor de schade die [eiseres] dientengevolge lijdt en heeft geleden.

Verwijzing schadestaatprocedure
4.8.
Voor de toewijzing van een vordering tot schadevergoeding op te maken bij staat is voldoende dat de mogelijkheid dat schade is of zal worden geleden, aannemelijk is gemaakt. Dat is het geval. Uit het deskundigenbericht volgt dat, het onzorgvuldig handelen weggedacht, [eiseres] in een betere positie zou hebben verkeerd. De schadestaatprocedure kan er mede toe strekken om vast te stellen in hoeverre de eisende partij voor vergoeding vatbare schade heeft geleden. Dit betekent dat hetgeen [gedaagde sub 2] heeft aangevoerd omtrent de hoogte van de door [eiseres] geleden schade pas beoordeling behoeft in het kader van de te voeren schadestaatprocedure. Dit debat is nog niet volledig gevoerd.

Voorschot
4.9.
[eiseres] heeft een voorschot gevorderd van € 25.000,-. [gedaagde sub 2] heeft betwist een voorschot verschuldigd te zijn.

4.10.
Met het oog op hetgeen in rechtsoverweging 4.8. is overwogen, zal de rechtbank het gevorderde voorschot afwijzen. ECLI:NL:RBAMS:2017:3782