Overslaan en naar de inhoud gaan

HR 190719 moeders van Srebrenica; Dutchbat heeft nagelaten aan mannelijke vluchtelingen de keuze te bieden om op de compound achter te blijven; aansprakelijkheid 10%

HR 190719 moeders van Srebrenica; Dutchbat heeft nagelaten aan mannelijke vluchtelingen de keuze te bieden om op de compound achter te blijven; aansprakelijkheid 10%

in vervolg op hof-den-haag-270617-nederland-deels-aansprakelijk-voor-schade-van-moeders-van-srebrenica

zie ook https://cassatieblog.nl/grondrechten-en-mensenrechten/nederlandse-staat-in-zeer-beperkte-mate-aansprakelijk-in-mothers-of-srebenica-zaak/

Samenvatting en conclusie

5.1
Het voorgaande komt er kort gezegd op neer dat de Staat in beperktere mate aansprakelijk is dan het hof heeft geoordeeld.

Voor zover het de gedragingen van Dutchbat betreft tot aan 11 juli 1995 om 23:00 uur, zijn zij verricht onder de command and control van de VN, zonder dat de Staat daarover effective control uitoefende. Die gedragingen kunnen daarom niet aan de Staat worden toegerekend. De Staat kan niet aansprakelijk worden gehouden voor het feit dat Dutchbat de verovering van Srebrenica door de Bosnische Serven niet heeft kunnen voorkomen.

In de periode vanaf 11 juli 1995 om 23:00 uur, nadat Srebrenica was gevallen en nadat was besloten tot evacuatie van de Bosnische moslims die naar de mini safe area waren gevlucht, oefende de Staat wel effective control uit over de gedragingen van Dutchbat. Die gedragingen kunnen dus aan de Staat worden toegerekend.

De evacuatie – die achteraf bezien is uitgedraaid op een deportatie van de mannelijke vluchtelingen door de Bosnische Serven – is onder begeleiding van Dutchbat op woensdag 12 juli 1995 in de middag begonnen. Vanaf de avond van 12 juli 1995 is Dutchbat ermee bekend geraakt dat de mannelijke vluchtelingen, nadat zij door de Bosnische Serven van de overige vluchtelingen werden gescheiden, het reële risico liepen dat hun recht op lichamelijke integriteit en op leven door de Bosnische Serven zou worden geschonden. Het blijven begeleiden van de evacuatie van de vluchtelingen op donderdag 13 juli 1995 was echter niet onrechtmatig. Weliswaar was Dutchbat bekend met het zojuist genoemde reële risico voor de mannelijke vluchtelingen, maar het staken van de begeleiding door Dutchbat zou daarop geen invloed hebben gehad omdat de evacuatie zou zijn voortgezet door de Bosnische Serven. Door de evacuatie te blijven begeleiden kon Dutchbat in ieder geval voorkomen dat vrouwen, kinderen en ouderen onder de voet zouden worden gelopen. Daarom was het niet onrechtmatig dat Dutchbat de evacuatie is blijven begeleiden.

Dat laatste is echter anders bij de evacuatie aan het eind van de middag op 13 juli 1995 van de vluchtelingen die op de compound verbleven. Dutchbat heeft nagelaten aan de mannelijke vluchtelingen die op de compound verbleven de keuze te bieden om daar achter te blijven, hoewel dat mogelijk was. Daardoor heeft Dutchbat deze mannelijke vluchtelingen de kans onthouden om uit handen van de Bosnische Serven te blijven. Dat was onrechtmatig. De kans dat de mannelijke vluchtelingen, als hun die keuze wel was geboden, uit handen van de Bosnische Serven zouden zijn gebleven, was weliswaar klein maar niet verwaarloosbaar. Die kans wordt op 10% geschat. Daarom is de aansprakelijkheid van de Staat beperkt tot 10% van de schade die de nabestaanden van deze mannelijke vluchtelingen hebben geleden.

5.2
Het voorgaande leidt tot een gedeeltelijk andere uitkomst dan die waartoe het hof is gekomen. Voor de overzichtelijkheid zal de Hoge Raad de beslissing geheel opnieuw formuleren. De Hoge Raad ziet aanleiding om, evenals het hof heeft gedaan, de proceskosten in alle instanties te compenseren, aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt. ECLI:NL:HR:2019:1223