Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Den Haag 010217 Treinkapingszaken; bewijsopdrachten in bodemzaak

Rb Den Haag 010217 Treinkapingszaken; bewijsopdrachten in bodemzaak

vanwege de omvang van de uitspraak zeer verkort opgenomen, via de link kunt u de gehele uitspraak raadplegen

(...)

Resumé
4.127. Het voorgaande leidt, voor zover voor het dictum van dit tussenvonnis relevant, tot het navolgende. Eisers zal een bewijsopdracht worden gegeven ten aanzien van de door hen gestelde toedracht van de dood van [gijzelnemer 1] en [gijzelnemer 2] , welke toedracht volgens eisers ook strijdig is met de (op schrift gestelde) geweldsinstructie. Alvorens in dat kader zal worden overgegaan tot het verhoren van de mariniers van de aanvalsgroepen 2 en 5, dient de Staat bij akte de onder 4.76 bedoelde transcriptie van de geluidsband(en) in het geding te brengen, alsmede duidelijke afdrukken van de onder 4.72 en 4.80 bedoelde foto’s en (zo mogelijk) het onder 4.82 bedoelde diagrammen. Hij kan zich in diezelfde akte uitlaten over de wijze waarop de getuigenverhoren volgens hem zouden moeten worden afgenomen (vgl. 4.57). Eisers zullen daarna, ook nog voor de getuigenverhoren, in de gelegenheid worden gesteld zich bij akte uit te laten over de wijze van verhoren (vgl. 4.57) en - desgewenst - over de transcriptie (4.76).

5 De beslissing
De rechtbank

in de hoofdzaken
5.1.
laat [eiseres sub 1a] toe tot het leveren van het bewijs van haar stelling dat een marinier van aanvalsgroep 5, in strijd met artikel 2 EVRM en/of de geweldsinstructie, [gijzelnemer 1] van nabij heeft doodgeschoten, terwijl het voor deze marinier kenbaar was dat [gijzelnemer 1] ernstig verwond en bovendien ongewapend was, waardoor [gijzelnemer 1] , noch voor de gegijzelden, noch voor de mariniers, een bedreiging meer kon vormen;

5.2.
laat [eiser sub 2a] en [eiser sub 1b] toe tot het leveren van het bewijs van hun stelling dat een marinier van aanvalsgroep 2, in strijd met artikel 2 EVRM en/of de geweldsinstructie, [gijzelnemer 2] van nabij heeft doodgeschoten, terwijl voor het voor deze marinier kenbaar was dat zij ernstig verwond en bovendien ongewapend was, waardoor zij noch voor de gegijzelden, noch voor de mariniers een bedreiging meer kon vormen;

5.3.
bepaalt dat, alvorens eerst tot het horen van de mariniers van de aanvalsgroepen 2 en 5 zal worden overgegaan:
a) de Staat bij akte de onder 4.76 bedoelde transcriptie van de geluidsband(en) in het geding dient te brengen, alsmede duidelijke afdrukken van de onder 4.72 en 4.80 bedoelde foto’s en (zo mogelijk) het onder 4.82 bedoelde diagrammen. De Staat wordt in de gelegenheid gesteld zich bij diezelfde akte uit te laten over de wijze waarop volgens hem de verhoren zouden moeten worden afgenomen (4.57);
b) eisers vervolgens in de gelegenheid zullen worden gesteld zich bij akte uit te laten over de wijze van verhoren (4.57) en - desgewenst - over de transcriptie (4.76);

5.4.
verwijst de zaken voor het nemen van de in 5.3 onder a bedoelde akte van de zijde van de Staat naar de rolzitting van woensdag 29 maart 2017;

5.5.
houdt iedere verdere beslissing aan;

in de incidenten
5.6.
wijst de incidentele vorderingen toe voorzover deze zien op de onder 5.3 sub a bedoelde transcriptie van de geluidsband(en), foto’s en diagrammen;

5.7.
wijst de incidentele vorderingen voor het overige af;

5.8
houdt de beslissing over de kosten van de incidenten aan tot het eindvonnis in de hoofdzaken. ECLI:NL:RBDHA:2017:782