Rb Den Haag 060917 treinkapingszaken; beslissingen met betrekking tot de getuigenverhoren en exhibitievorderingen
- Meer over dit onderwerp:
Rb Den Haag 060917treinkapingszaken; beslissingen met betrekking tot de getuigenverhoren en exhibitievorderingen
vervolg op:
rb-den-haag-070617-treinkapingszaken-regie-zitting-voor-beluisteren-geluidsbanden-en-bespreken-eventuele-exhibitievordering
rb-den-haag-260417-treinkapingszaken-onvoldoende-zwaarwegende-belangen-voor-openstelling-hoger-beroep-tussenvonnis
rb-den-haag-010217-treinkapingszaken-bewijsopdrachten-in-bodemzaak
2 De beoordeling
2.1.
Tijdens genoemde zitting van 4 september 2017 (hierna: de zitting) heeft de rechtbank de wijze waarop de getuigen in deze zaken verhoord zullen worden en enige daarmee samenhangende onderwerpen besproken met partijen, alsmede met mr. Knoops als advocaat van de commandanten en mariniers van alle mariniersgroepen (voor zover met hen contact tot stand is kunnen komen).
De rechtbank zal in dit tussenvonnis aan de hand van het verhandelde ter zitting op voorhand enkele beslissingen nemen in het kader van de getuigenverhoren die zullen aanvangen op maandag 25 september aanstaande. Voorts zal de rechtbank in dit tussenvonnis beslissen op de exhibitievorderingen van eisers en de vordering van eisers om het NFI diagrammen te laten opstellen waaruit de banen vallen af te leiden van de kogels die [A] hebben geraakt.
de aanloop naar de verhoren
2.2.
De getuigen zullen tijdens de verhoren enkel worden aangeduid met een code.
De Staat zal een lijst vervaardigen waarop staan vermeld de codes en daarachter de werkelijke namen van de getuigen. Meer in het bijzonder zullen op deze lijst vermeld staan de namen (voorzien van een code) van de commandanten en de mariniers van de groepen 2 en 5 die zijn vermeld op het door eisers zelf (als productie 94) in het geding gebrachte verslag van 20 juni 1977. Voor zover in dit verslag niet reeds de namen staan vermeld van alle mariniers die via mr. Knoops hun verhinderdata hebben opgegeven en waarvan de Staat stelt dat deze personen, ook als zij niet vermeld staan in dat verslag, deel hebben uitgemaakt van aanvalsgroep 2 of 5, zullen ook die namen (met codes) in de lijst worden opgenomen die niet in het verslag staan vermeld. Voorts zal de Staat duidelijk maken welke in het verslag van 20 juni 1977 onder aanvalsgroepen 2 en 5 vermelde personen volgens hem geen deel hebben uitgemaakt van deze aanvalsgroepen. Namens de Staat is op de zitting verklaard dat hij geen bezwaar heeft tegen verstrekking van deze lijst aan de advocate van eisers ten behoeve van de voorbereiding op de verhoren, indien de rechtbank ten aanzien van deze lijst bepaalt dat het partijen verboden is de in deze lijst opgenomen namen aan derden mede te delen. De rechtbank verzoekt de Staat, met het oog op de equality of arms, bedoelde lijst op zo kort mogelijke termijn te verstrekken aan de advocate van eisers en aan de rechtbank. Daarbij dient hij te vermelden met welke marinier van aanvalsgroep 2 nog geen contact tot stand is kunnen komen.
De rechtbank bepaalt op grond van artikel 29 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dat het partijen verboden is de in deze lijst opgenomen namen, waaronder de naam van de bedoelde marinier uit groep 2, aan derden mede te delen of te verstrekken.
2.3.
Voorts verzoekt de rechtbank de Staat op zo kort mogelijke termijn aan de rechtbank en aan de advocate van eisers te verstrekken de stills van de kort na de beëindigingsactie opgenomen filmbeelden waarvan tijdens het deel van de zitting dat achter gesloten deuren heeft plaatsgevonden is besloten dat deze vervaardigd zullen worden.
2.4.
De advocate van eisers zal de getuigen waarvan mr. Knoops reeds de verhinderdata heeft opgegeven oproepen tegen de gereserveerde data in de periode van 25 september tot en met 4 oktober aanstaande. Zoals tijdens de zitting is besproken, zal na de in deze periode te houden verhoren worden vastgesteld of alle mariniers van de groepen 2 en 5 zijn verhoord, mede aan de hand van de getuigen-verklaringen die daarover zijn afgelegd. Eerst dan zal aan de orde zijn of nog niet verhoorde, in het verslag van 20 juni 1977 als leden van de groepen 2 en 5 bestempelde mariniers dienen te worden verhoord.
de verhoren
2.5.
Zoals eerder overwogen is de rechtbank van oordeel dat het in deze zaken op zijn plaats is reeds nu enkele beslissingen te nemen over de wijze waarop de verhoren zullen worden afgenomen.
afscherming getuigen
2.6.
De getuigen zullen afgeschermd worden verhoord met het oog op de bescherming van hun persoonlijke levenssfeer en mogelijke veiligheidsrisico’s. Dit betekent in concreto in ieder geval het volgende. In afwijking van de normale procedure bij getuigenverhoren zal de getuigen niet naar naam, woonplaats, leeftijd en beroep worden gevraagd, maar zal de griffier de identiteit van de getuigen noteren aan de hand van de identiteitsbewijzen van de getuigen. Deze genoteerde gegevens zullen niet in de processen-verbaal van verhoor worden opgenomen, maar zullen worden opgeslagen in een kluis in het Haagse Paleis van Justitie. Voorts zal de afscherming van de getuigen tot gevolg hebben dat de getuigen, anders dan eisers voorstaan, alleen te zien zullen zijn voor de rechtbank en niet voor (de advocaten van) partijen. Aan eisers moet worden toegegeven dat dit voor hen een handicap zal kunnen vormen tijdens de verhoren, omdat zij de non-verbale communicatie van de getuigen niet zelf zullen kunnen waarnemen. De rechtbank is echter met de Staat van oordeel dat de hierboven genoemde belangen van de getuigen zwaarder wegen. Om diezelfde reden zal de rechtbank gehoor geven aan het ter zitting door mr. Knoops namens (een aantal van) zijn cliënten gedane verzoek tot het gebruik van stemvervorming tijdens de verhoren. De rechtbank zal in het geval een getuige daarop prijs zal blijken te stellen, de stem van deze getuige tijdens het verhoor laten vervormen.
positie advocaat van de getuigen
2.7.
Voorts zal, zoals ter zitting uiteindelijk niet meer tussen partijen ter discussie bleek te staan, mr. Knoops als advocaat van de getuige toegelaten worden tot de verhoren van zijn cliënten. Daarbij geldt in ieder geval dat hij zich zal mogen roeren in geval de civielrechtelijke belangen van zijn cliënten in het geding zijn (zoals bij een eventueel beroep op een geheimhoudingsverplichting). Voorts geldt dat hij zelf geen vragen aan de getuigen zal mogen stellen tijdens de verhoren en evenmin op andere wijze bemoeienis zal mogen hebben met de inhoud van de verklaringen van zijn cliënten, waaronder ook begrepen de vraag naar de relevantie van de aan zijn cliënten gestelde vragen.
enkele overwegingen over de verhoren zelf
2.8.
Ter zitting is nog debat gevoerd over de inhoudelijke reikwijdte van de verhoren, meer concreet wat dient te worden verstaan onder “gefocuste verhoren” (vgl tussenvonnis van 26 april 2017 onder 2.5.2 en de brief van de advocate van eisers d.d. 9 maart 2017). De rechtbank overweegt in dit verband dat (uiteraard) de in het tussenvonnis van 1 februari 2017 gegeven bewijsopdrachten in de eerste plaats leidend zullen zijn. Bij toetsing aan artikel 2 EVRM dient weliswaar naast het optreden van degenen die het geweld werkelijk hebben uitgevoerd acht geslagen te worden op overige omstandigheden (vgl. 4.11.2 en 4.17 van het tussenvonnis van 1 februari 2017), maar in deze zaken hebben eisers hun stellingen in de kern genomen ontegenzeggelijk gericht op het optreden van de mariniers in en rondom de trein (vgl. 4.21 van het tussenvonnis van 1 februari 2017), waarop de bewijsopdrachten dan ook zijn toegesneden. Centraal bij bedoeld optreden staat de vraag naar het honest belief van de mariniers (vgl 4.17).
Daarnaast heeft de rechtbank de getuigenverhoren gelast om opheldering te verkrijgen over de wijze waarop de geweldsinstructie mondeling aan de mariniers is verstrekt en toegelicht (vgl. 4.26 van het tussenvonnis van 1 februari 2017). Ten slotte heeft de rechtbank geoordeeld dat de getuigen in het kader van dat laatste vragen mogen worden gesteld over de door eisers gestelde en door de Staat met klem betwiste heimelijke instructie aan de mariniers (4.33 van laatstgenoemd tussenvonnis).
2.9.
Het voorgaande leidt ertoe dat tijdens de verhoren het optreden van de mariniers in en rondom de trein centraal zal (moeten) worden gesteld. Ten aanzien van hetgeen aan dat optreden vooraf is gegaan geldt dat de vragen gericht zullen (moeten) zijn op het moment, althans de momenten, waarop de - al dan niet heimelijke - geweldsinstructie mondeling aan de mariniers is verstrekt en toegelicht, alsmede op overige feitelijkheden die een duidelijk verband houden met de vraag naar het honest belief. Ten aanzien van vragen over hetgeen zich na dat optreden heeft voorgedaan, zal, naast vragen over de voorbereiding voor het verhoor, slechts ruimte worden geboden voor confrontatie met (nadien) door de getuige of andere betrokkenen afgelegde verklaringen (op schrift gesteld in welke vorm dan ook) over de zojuist genoemde verhoorthema’s. Deze verklaringen dienen zich overigens wel bij de gedingstukken te bevinden. (Aan het verhoor voorafgaande) confrontatie van de getuige met (fragment 2 van) de geluidsopnamen waarvan zich een transcriptie in het dossier bevindt, zal achter gesloten deuren plaatsvinden.
2.10.
Ter zitting is gebleken dat partijen, alsmede mr. Knoops zich kunnen vinden in de van de wettelijke regeling afwijkende wijze van verslaglegging van de getuigenverklaringen. De verhoren zullen door de griffier - die tijdens het verhoor zo veel mogelijk woordelijk meetypt - worden opgenomen (alleen het geluid). Het proces-verbaal zal niet ter zitting in het bijzijn van de getuige worden vastgesteld. Met het oog op volgende verhoren zal tijdig een (concept)proces-verbaal worden verstrekt. De geluidsopname van de verhoren zal slechts buiten de zitting worden gebruikt door de rechtbank zelf ten behoeve van het opstellen van het proces-verbaal en ter beslechting van eventuele discussies over de inhoud daarvan.
aanbod tot het horen van andere getuigen
2.11.
Eisers hebben ten slotte naar voren gebracht niet alleen de commandanten en mariniers van de groepen 2 en 5 te willen horen, maar ook de commandanten en de mariniers van groepen 3 en 4, alsmede de “overall commandant BBE korps mariniers”. De rechtbank zal hierover beslissen nadat de commandanten en de mariniers van de groepen 2 en 5 zijn verhoord (tegelijk met de onder 4.33 van het tussenvonnis van 1 februari 2017 aangekondigde beslissing).
de exhibitievorderingen ex artikel 843a Rv
2.12.
Eisers vorderen - na hun in de onder 1.1 genoemde akte opgenomen vorderingen ter zitting te hebben verminderd - dat de Staat op grond van artikel 843a Rv de foto’s gemaakt tijdens de gerechtelijke autopsie van [A] inbrengt. Tevens verzoeken eisers de rechtbank het NFI (middels de Staat) te vragen diagrammen op te stellen waaruit de kogelbanen van de verschillende schoten die op [A] zijn afgevuurd zijn af te leiden (hierna: de kogelbaandiagrammen). De Staat voert verweer en heeft geconcludeerd tot afwijzing van beide verzoeken.
De autopsiefoto’s
2.13.
In het tussenvonnis van 1 februari 2017 heeft de rechtbank de vordering van eisers strekkende tot exhibitie van het autopsiedossier van [A] slechts gedeeltelijk toegewezen en geoordeeld dat eisers, ook gezien het feit dat zij de inhoud van de autopsierapporten niet betwisten, het rechtmatig belang bij het verkrijgen van de onderliggende stukken, waaronder de autopsiefoto’s, niet, althans onvoldoende, hebben geconcretiseerd (rov. 4.81). De rechtbank is van oordeel dat eisers ook thans hun belang bij het inbrengen van de foto’s onvoldoende hebben geconcretiseerd. Eisers hebben aangevoerd dat de autopsiefoto’s een belangrijk inzicht kunnen geven in de omstandigheden van de dood van [A] . Zij wijzen er in dit verband op dat de door de Staat als productie 11 overgelegde foto van [A] geen inzicht geeft in de verschillende verwondingen van [A] . De rechtbank is echter van oordeel dat het autopsierapport zelf al voldoende inzicht geeft in de verschillende verwondingen van [A] , nu deze in dat rapport gedetailleerd zijn beschreven. De autopsiefoto’s hebben in dat opzicht geen toegevoegde waarde. Dat de verwondingen zoals beschreven in het autopsierapport beter te visualiseren zijn op basis van foto’s, zoals door eisers naar voren is gebracht, acht de rechtbank in dit verband onvoldoende.
2.14.
Eisers hebben er ter onderbouwing van hun vordering verder op gewezen dat de rechtbank in het tussenvonnis van 1 februari 2017 de Staat heeft bevolen om een foto in te brengen waarop het stoffelijk overschot van [A] is afgebeeld, waarbij de rechtbank heeft overwogen dat het met het oog op de getuigenverhoren van groot belang is dat er goed zichtbare foto’s van het stoffelijk overschot van [A] , zoals dat in de trein na de bevrijdingsactie is aangetroffen, beschikbaar zijn (rov. 4.70 t/m 4.72). Een dergelijke foto is echter door de Staat niet in het geding gebracht, aldus eisers.
2.15.
De rechtbank overweegt dat de in de overwegingen 4.70 tot en met 4.72 van het tussenvonnis bedoelde foto van het stoffelijk overschot van [A] moet worden onderscheiden van de autopsiefoto’s, waar rechtsoverweging 4.81 van het tussenvonnis (onder meer) betrekking op heeft. Met de onder 4.70 bedoelde foto is gedoeld op een foto waaruit blijkt hoe het stoffelijk overschot in de coupé is aangetroffen en niet zozeer op de specifieke verwondingen op het stoffelijk overschot, die immers al uit het autopsierapport blijken. De rechtbank is van oordeel dat de door eisers gevraagde autopsiefoto’s ten aanzien van die vraag geen nader inzicht zullen bieden en dus ook niet uit dien hoofde een toegevoegde waarde zullen hebben.
2.16.
De vordering van eisers tot het in het geding brengen van de autopsiefoto’s van het stoffelijk overschot van [A] zal gelet op het voorgaande worden afgewezen.
kogelbaandiagrammen
2.17.
In rov. 4.82 van het tussenvonnis van 1 februari 2017 heeft de rechtbank ter zake van de kogelbaandiagrammen als volgt overwogen:
“Een rechtmatig belang is echter wel evident aanwezig ten aanzien van diagrammen waaruit de kogelbanen in het lichaam van [A] blijken, ervan uitgaande dat deze diagrammen inderdaad zijn vervaardigd, zoals [Dr. D] de advocaat van eisers zou hebben verzekerd, en deze bovendien nog beschikbaar zijn.”
2.18.
De Staat heeft bij akte van 29 maart 2017 gesteld dat de in rov. 4.82 bedoelde kogelbaandiagrammen niet zijn aangetroffen. Eisers hebben vervolgens verzocht om deze kogelbaandiagrammen alsnog door het NFI te laten opstellen, hetgeen blijkens een door hen overgelegde verklaring van [Dr. D] op basis van het autopsiedossier mogelijk is (productie 100 van eisers).
2.19.
Voor zover eisers deze vordering hebben gegrond op artikel 843a Rv, is de rechtbank van oordeel dat dit artikel geen grondslag biedt voor het laten vervaardigen van de diagrammen, nu deze bepaling vereist dat de aangesproken partij de gevorderde bescheiden reeds te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft. Eisers hebben de stelling van de Staat dat de kogelbaandiagrammen niet zijn aangetroffen niet weersproken, zodat er van uit moet worden gegaan dat deze niet aanwezig zijn in het autopsiedossier van [A] . Overigens is ook niet komen vast te staan dat deze kogelbaandiagrammen ter zake van [A] zijn vervaardigd, nu de genoemde verklaring van [Dr. D] inhoudende dat hij bij de autopsie kogelbaandiagrammen heeft vervaardigd uitsluitend betrekking heeft op de autopsie op het stoffelijk overschot van [B] . Noch uit het autopsierapport van [A] , noch uit andere stukken blijkt dat deze in het geval van [A] door de betreffende patholoog-anatoom (niet zijnde [Dr. D] ) eveneens zijn vervaardigd en aan het autopsiedossier zijn toegevoegd. De rechtbank ziet evenmin een andere grondslag waarop deze vordering zou kunnen worden toegewezen. Eisers hebben overigens ook geen andere grondslag aangevoerd.
2.20.
De vordering van eisers tot het door het NFI laten opstellen van kogelbaan-diagrammen ter zake van het lichaam van [A] zal gelet op het voorgaande worden afgewezen.
2.21.
De rechtbank zal iedere verdere beslissing aanhouden. ECLI:NL:RBDHA:2017:10118