RBNHO 291025 verklaring voor recht t.z.v. aansprakelijkheid reisorganisator afgewezen; schade na breken van glazen deur onvoldoende aannemelijk; wél korting op reissom
- Meer over dit onderwerp:
RBNHO 291025 verklaring voor recht t.z.v. aansprakelijkheid reisorganisator afgewezen; schade na breken van glazen deur onvoldoende aannemelijk; wél korting op reissom
2Feiten
2.1.
[eiser] heeft een pakketreisovereenkomst gesloten met reisorganisator Corendon. 2.2. De pakketreis bestond uit een retourvlucht van Amsterdam naar Bodrum (Turkije), een transfer vanaf de luchthaven en een verblijf in het Palmwings Beach Hotel in Kusadasi (Turkije) van 20 augustus 2024 tot 27 augustus 2024, voor vier personen.
2.3.
De pakketreis heeft in totaal € 4.087,00 gekost.
2.4.
Op 26 augustus 2024 is de glazen schuifdeur van de douchecabine van de badkamer in de hotelkamer van de familie [eiser] gebroken.
3Het geschil
3.1.
[eiser] vordert - samengevat - een verklaring voor recht dat Corendon aansprakelijk is voor de materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het breken van de douchecabine heeft geleden en nog zal lijden. Ook wil zij dat Corendon bij wijze van voorschot veroordeeld wordt tot betaling van € 2.500,00 aan letselschade, en daarnaast tot betaling van € 1.021,75 aan gedeeltelijke terugbetaling van de reissom. Dit alles met veroordeling van Corendon in de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt aan haar vordering ten grondslag dat Corendon tekort is geschoten in de nakoming van de pakketreisovereenkomst tussen partijen doordat de accommodatie waarin zij met haar gezin verbleef niet voldeed aan de verwachtingen die zij redelijkerwijs mocht hebben.
3.3.
Corendon voert verweer. Corendon concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser], dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser], met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
4De beoordeling
4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of [eiser] recht heeft op schadevergoeding en/of prijsverlaging als gevolg van het breken van de glazen schuifdeur van de douchecabine tijdens de vakantie in Turkije. Daarover wordt als volgt overwogen.
Juridisch kader
4.2.
Volgens de wet is de reisorganisator (Corendon) verantwoordelijk voor de uitvoering van de reisdiensten waarop de pakketreisovereenkomst betrekking heeft, ongeacht of deze diensten door de organisator of door andere dienstverleners (bijvoorbeeld het hotel) worden verricht.1 Indien een of meer reisdiensten niet conform de pakketreisovereenkomst worden uitgevoerd, zorgt de organisator dat de non-conformiteit wordt verholpen, tenzij dat onmogelijk is of onevenredig hoge kosten met zich brengt, rekening houdend met de mate van non-conformiteit en de waarde van de betreffende reisdiensten.2 Indien de organisator de non-conformiteit niet verhelpt met een beroep op deze uitzonderingen geldt dat de reiziger onder meer recht heeft op schadevergoeding en een passende prijsverlaging, tenzij de reisorganisator bewijst dat de non-conformiteit aan de reiziger is toe te rekenen.
Non-conformiteit
4.3.
Het antwoord op de vraag of Corendon tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de pakketreisovereenkomst is afhankelijk van de verwachtingen die [eiser] op grond van die overeenkomst redelijkerwijs mocht hebben. De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] redelijkerwijs mocht verwachten dat de doucheruimte in het hotel veilig was en dat zij in de douchecabine kon douchen zonder dat de glazen schuifdeur bij normaal gebruik zou breken.
4.4.
[eiser] heeft ter zitting verklaard dat zij op 26 augustus 2024 samen met haar toen tweejarige dochtertje aan het douchen was. Het dochtertje stond daarbij zelfstandig op haar eigen benen in de douchecabine. Nadat de twee klaar waren met douchen, pakte [eiser] het handvat van de glazen schuifdeur vast om deze open te schuiven. Op dat moment brak de glazen wand in ‘duizenden’ stukjes. [eiser] schreeuwde het uit, waarna haar echtgenoot hen uit de badkamer heeft getild en op het bed heeft gezet. De echtgenoot van [eiser] heeft vervolgens de receptie gebeld. De receptionist is naar boven gekomen en heeft de dokterspost van het hotel ingeschakeld om eerste hulp te verlenen.
4.5.
Corendon heeft hiertegen aangevoerd dat glazen deuren niet zomaar breken. Volgens Corendon valt niet uit te sluiten dat [eiser] het breken van de deur zelf heeft veroorzaakt.
4.6.
De kantonrechter is van oordeel dat Corendon het betoog van [eiser] over de toedracht van het breken van de glazen wand daarmee onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. Uit niets blijkt dat [eiser] op enigerlei wijze heeft bijgedragen aan het breken van de douchecabine, zodat de kantonrechter ervan uitgaat dat de wand na afloop van het douchen spontaan is gebroken. Daarbij neemt de kantonrechter (mede) in aanmerking dat achter het hiervoor besproken wettelijk kader een beschermingsgedachte voor de reiziger schuilgaat. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de accommodatie waarin [eiser] met haar gezin verbleef niet voldeed niet aan de verwachtingen die zij redelijkerwijs mocht hebben. Dat levert een non-conformiteit in de uitvoering van de pakketreisovereenkomst door Corendon op.
Klachtplicht
4.7.
Corendon stelt dat zij niet onverwijld in kennis is gesteld van de non-conformiteit. [eiser] heeft hiertegen aangevoerd dat zij het incident zo snel als mogelijk heeft gemeld bij het hotel en de lokale vertegenwoordiger c.q. reisleider van Corendon, genaamd Yücel.
4.8.
De kantonrechter overweegt dat hoe het ook zij, niet is gebleken dat Corendon door het tijdstip van de melding de mogelijkheid is ontnomen om de gestelde non-conformiteit te verhelpen. De (mogelijke) schending van de klachtplicht heeft daarom geen gevolgen voor de eventuele schadevergoeding en/of prijsverlaging.3
Mogelijkheid van schade
4.9.
Voor beantwoording van de vraag of de door [eiser] gevorderde verklaring voor recht toewijsbaar is, dient beoordeeld te worden of de mogelijkheid dat [eiser] door het breken van de glazen deur schade heeft geleden aannemelijk is. Een verklaring voor recht is immers slechts toewijsbaar indien de eiser daarbij voldoende belang heeft.4
4.10.
[eiser] stelt dat zij als gevolg van het breken van de glazen wand lichamelijk en psychisch letsel heeft opgelopen. Het lichamelijk letsel bestond uit meerdere wondjes op haar lichaam, waarvan zij een litteken op haar pols heeft overgehouden. Daarnaast heeft zij (nog steeds) last van aanhoudende hoofdpijn, concentratieproblemen, paniekaanvallen en geheugenverlies. Ook durft zij niet meer met de auto de snelweg op en kan zij geen administratieve werkzaamheden in het bedrijf van haar man meer verrichten. De door [eiser] gestelde geleden en nog te lijden schade bestaat uit medische kosten, huishoudelijke hulp, inkomstenverlies, smartengeld en buitengerechtelijke kosten.
4.11.
Tussen partijen is in geschil of er causaal verband bestaat tussen het breken van wand en de door [eiser] gestelde wondjes, klachten en beperkingen. De kantonrechter stelt voorop dat het aan [eiser] is om te stellen en te bewijzen dat de door haar gestelde klachten en daaruit voortvloeiende beperkingen het gevolg zijn van het incident. Het hiervoor bedoelde causaal verband moet door [eiser] voldoende aannemelijk worden gemaakt.
4.12.
Corendon heeft aangevoerd dat voor haar niet is na te gaan of de door [eiser] overgelegde foto’s van lichaamsdelen met wondjes betrekking hebben op haar en/of de gebroken douchedeur en heeft erop gewezen dat [eiser] in het geheel geen schade met betrekking tot lichamelijk letsel stelt of vordert.
De kantonrechter stelt vast dat [eiser] haar stellingen met betrekking tot haar lichamelijk letsel niet heeft geconcretiseerd, niet heeft onderbouwd en daaraan geen concrete schadebedragen heeft gekoppeld. Op de mondelinge behandeling heeft zij desgevraagd toegelicht dat door tussenkomst van het hotel eerste hulp is verleend, maar wat die verzorging heeft ingehouden heeft zij niet concreet toegelicht, noch heeft zij een verklaring of document ingebracht ter onderbouwing daarvan. [eiser] heeft niet gesteld dat zij ter zake van lichamelijke letsel medische kosten heeft gemaakt.
4.13.
Corendon heeft voorts betwist dat sprake is van een causaal verband tussen de gebroken douchedeur en de door [eiser] gestelde psychische klachten.
[eiser] heeft ter onderbouwing van haar stellingen met betrekking tot psychisch letsel medische informatie van haar huisarts overgelegd. Uit die informatie blijkt dat [eiser] op 2 september 2024 voor het eerst bij de huisarts is geweest in verband met een ‘traumatische ervaring’. [eiser] heeft in dit gesprek verklaard dat ze slecht slaapt en niet alleen durft te douchen, omdat het incident zich steeds opnieuw in haar hoofd afspeelt. De huisarts heeft op dat moment geadviseerd om twee weken de tijd te nemen om het te laten bezinken. Op 16 september 2024 heeft [eiser] tijdens een vervolgafspraak aangegeven dat de gedachten over het incident nog steeds een grote impact hebben op haar dagelijks leven. De huisarts heeft [eiser] vervolgens doorverwezen naar EMDR-therapie. Daarnaast heeft de huisarts een verwijzing uitgeschreven voor fysiotherapie, vanwege een zwaar gevoel aan de rechterarm.
De kantonrechter stelt vast dat de medische informatie en de verwijzing(en) van de huisarts uitsluitend gebaseerd zijn op het eigen verhaal van [eiser]. Dat de door [eiser] gestelde ernstige psychische klachten gerelateerd kunnen worden aan het breken van de douchecabine, is niet onderbouwd met objectief (medisch) onderzoek. Het ligt voor de hand om aan te nemen dat [eiser] als gevolg van het breken van de deur is geschrokken, maar zonder nadere toelichting, die ontbreekt, is niet aannemelijk dat zij als gevolg daarvan de door haar gestelde psychische klachten ondervindt, zoals dat zij EMDR-therapie nodig heeft, vooralsnog niet meer kan werken of met de auto de snelweg op zou durven. De kantonrechter is daarom van oordeel dat [eiser] niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er een causaal verband bestaat tussen haar psychische klachten en de non-conformiteit door Corendon.
4.14.
De kantonrechter stelt vast dat de tot op heden gemaakte medische kosten uitsluitend betrekking hebben op de psychologische klachten van [eiser] (facturen van een psycholoog en een GGZ-consult). Nu het causaal verband tussen de psychologische klachten en de non-conformiteit niet is komen vast te staan, leveren deze kosten geen schadepost op. De kantonrechter ziet verder in hetgeen is aangevoerd ook geen reden om aan te nemen dat [eiser] in de toekomst nog medische kosten zal gaan maken voor eventueel lichamelijk letsel. De conclusie is dat het bestaan van schade in de vorm van medische kosten onvoldoende aannemelijk is geworden.
4.15.
[eiser] heeft haar stelling dat zij als gevolg van het breken van de glazen wand inkomstenverlies zou lijden en/of huishoudelijke hulp nodig zou hebben op geen enkele wijze onderbouwd, zodat de kantonrechter hieraan voorbij gaat.
4.16.
[eiser] heeft ook niet toegelicht waarom zij vindt dat zij recht heeft op smartengeld. In het voorgaande is al vastgesteld dat er geen causaal verband kan worden vastgesteld tussen de gestelde psychologische klachten en de non-conformiteit. Voor wat betreft het gesteld lichamelijk letsel geldt dat uit de informatie van de huisarts blijkt dat de wondjes op de lichaam van [eiser] op dat moment al (bijna) volledig waren geheeld en dat de functie van de rechterarm (ondanks de verwijzing naar fysiotherapie) ongestoord is. Een enkel oppervlakkig litteken is naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende om een aanspraak op immateriële schadevergoeding aannemelijk te maken. Bovendien kan ook van het litteken niet worden vastgesteld of het door het incident met de douchecabine is veroorzaakt.
4.17.
Onder deze omstandigheden is de mogelijkheid dat [eiser] als gevolg van het breken van de glazen douchecabine materiële en immateriële schade heeft geleden onvoldoende aannemelijk. Dat betekent dat de gevorderde verklaring voor recht en het gevorderde voorschot op de letselschade wordt afgewezen.
Prijsverlaging
4.18.
Wel heeft [eiser] recht op een passende prijsverlaging voor de periode waarin sprake was van non-conformiteit.5
4.19.
Het incident is op de één na laatste dag van de vakantie voorgevallen. Het hotel heeft het gezin een alternatieve kamer aangeboden, maar [eiser] heeft er om haar moverende redenen voor gekozen om dit aanbod niet te accepteren. Dat betekent dat het gezin één nacht in een hotelkamer zonder douchedeur heeft geslapen. De kantonrechter vindt het aannemelijk dat het gezin vanwege de schrik niet optimaal van de twee laatste dagen heeft kunnen genieten, maar volgt [eiser] niet in haar betoog dat dit met terugwerkende kracht ook het reisgenot van de eerdere dagen heeft beïnvloed.
4.20.
In de wet is bepaald dat de rechter de schade begroot op de manier die het meest in overeenstemming is met de aard van de schade, en dat de schade wordt geschat als de omvang niet nauwkeurig kan worden vastgesteld. De pakketreis kent een reiscomponent (de vlucht en de transfer) en een verblijfscomponent (het hotel). Aangezien de kosten van deze componenten door de verschillende kortingen niet goed te onderscheiden zijn, gaat de kantonrechter ervan uit dat de verblijfscomponent (met ultra all inclusive verzorging) ongeveer 80% van de waarde van de reissom vertegenwoordigt. Dat komt voor twee dagen neer op een bedrag van € 817,40.6 Omdat niet valt uit te sluiten dat het gezin op de laatste twee dagen nog wel heeft gegeten en gedronken, en/of van andere faciliteiten van het hotel gebruik heeft gemaakt, oordeelt de kantonrechter dat een prijsverlaging van € 750,00 passend is.
Conclusie
4.21.
De conclusie is dat de vordering van [eiser] tot een bedrag van € 750,00 wordt toegewezen, en voor het overige wordt afgewezen.
4.22.
Omdat beide partijen gedeeltelijk ongelijk krijgen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. De grondslag voor de vergoeding van buitengerechtelijke kosten komt daarmee eveneens te vervallen.
1Artikel 7:510 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
2Artikel 7:510 lid 3 BW.
3Artikel 7:510 lid 2 BW.
4Artikelen 3:302 en 3:303 BW.
5Artikel 7:511 lid 1 BW.
6€ 4.087,00 x 0,80 = 3.269,60. € 3.269,60 / 8 = € 408,70 per dag.
Rechtbank Noord-Holland 29 oktober 2025, ECLI:NL:RBNHO:2025:12301