Overslaan en naar de inhoud gaan

GHAMS 131118 vraagstelling orthopeed bij schouderklachten al dan niet agv van het werk

GHAMS 131118 vraagstelling orthopeed bij schouderklachten al dan niet agv van het werk


Verdere beoordeling

2.1.
In het tussenarrest (geen publicatie bekend, red LSA LM) heeft het hof overwogen dat het behoefte heeft aan voorlichting door een deskundige alvorens verder wordt geoordeeld in deze zaak, in het bijzonder over het antwoord op de vraag of [appellante] ten gevolge van de werkomstandigheden nek- en schouderklachten is gaan ontwikkelen en een schouderruptuur heeft opgelopen. Het hof heeft voorgesteld dr. S.A.F. Tulner, orthopedisch chirurg, te benoemen en een voorlopige vraagstelling voor de te benoemen deskundige geformuleerd.

Partijen zijn in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de persoon van de deskundige en de voorlopig geformuleerde vraagstelling. Het hof heeft, ten slotte, bepaald dat het begrote voorschot van € 4.356, inclusief btw, door [appellante] dient te worden betaald.

2.2.
[appellante] heeft bij akte naar voren gebracht dat zij niet bekend is met de voorgestelde deskundige en dat zij over de persoon van de deskundige dan ook geen opmerkingen heeft. Met betrekking tot de voorgestelde vraagstelling heeft [appellante] gesteld dat zij deze te beperkt vindt. Zij meent dat de deskundige eerst de gezondheidsklachten van [appellante] in kaart moet brengen. Dan is immers duidelijk welke gezondheidsklachten de deskundige tot uitgangspunt neemt. Voorts heeft [appellante] aangevoerd dat het oordeel van het hof dat de arbeidsrechtelijke omkeringsregel niet van toepassing is, prematuur is. Volgens haar kan de vraag of het verband tussen gezondheidsschade en arbeidsomstandigheden te onzeker of te onbepaald is, pas worden beantwoord na kennisneming van het deskundigenrapport. [appellante] meent daarom dat de vraagstelling aan de deskundige als volgt dient te luiden:

Anamnese

a. Hoe luidt de anamnese voor wat betreft de aard en de ernst van de aandoening, het verloop van de klachten, de toegepaste behandelingen en het resultaat van deze behandelingen? Welke overige klachten en beperkingen op uw vakgebied worden desgevraagd gemeld? Wilt u in uw anamnese vermelden welke beperkingen op uw vakgebied de onderzochte aangeeft in relatie tot de activiteiten van het algemene dagelijkse leven (ADL), loonvormende arbeid en het uitoefenen van hobby´s, bezigheden in recreatieve sfeer en zelfwerkzaamheid?

Medische gegevens

Wilt u op basis van het medisch dossier van de onderzochte een beschrijving geven van:
- de medische voorgeschiedenis van de onderzochte op uw vakgebied?
- de medische behandeling van de aandoening van de onderzochte en het resultaat daarvan?
-Medisch onderzoek

Wilt u een beschrijving geven van uw bevindingen bij lichamelijk en eventueel hulponderzoek?

Consistentie

Is naar uw oordeel sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die is verkregen van de onderzochte zelf, de feiten zoals die uit het medisch dossier naar voren komen en uw bevindingen bij onderzoek en eventueel hulponderzoek?

Voor zover u de vorige vraag ontkennend beantwoordt, wilt u dan aangeven wat de reactie was van de onderzochte op de door u geconstateerde inconsistenties en welke conclusies u daaruit trekt?

Vaststelling gezondheidsklachten

Welke gezondheidsklachten constateert u op uw vakgebied en kunt een specifieke diagnose geven? Wilt u daarbij uw differentiaaldiagnostische overweging geven?

Beperkingen

Welke beperkingen op uw vakgebied bestaan naar uw oordeel bij de onderzochte in haar huidige toestand, ongeacht of de beperkingen voortvloeien uit de gestelde blootstelling? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven, op semi-kwantitatieve wijze weergeven en zo nodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige?

Waarschijnlijkheid causaal verband

Wilt u uw medische bevindingen (ontstaan en verloop van de aandoening) en de blootstellingsgegevens (wanneer was er sprake van relevante blootstelling) in een tijdslijn uitzetten en de vraag beantwoorden in hoeverre een eventueel causaal verband gezien de samenhang in de tijd meer of minder waarschijnlijk is? Wat is er volgens u in de literatuur bekend over een mogelijk oorzakelijk verband tussen de door u vastgestelde gezondheidsklachten en de gestelde blootstelling aan risicofactoren zoals door het hof vastgesteld onder 3.5 van het arrest van 20 februari 2018. Wilt u hierbij de door u geraadpleegde literatuur benoemen.

i. Kunt op basis van de bovengenoemde literatuur, de door u vastgestelde gezondheidsklachten en de vastgestelde blootstelling, een mogelijk causaal verband uitsluiten?

Kunt u op basis van uw deskundigheid en met zoveel mogelijk onderbouwing met literatuur aangeven in welke mate (in relatie tot eventueel overige risicofactoren) de gestelde blootstelling aan risicofactoren in het werk in bedoelde periode kan hebben bijgedragen aan het ontstaan van de door u vastgestelde gezondheidsklachten?

Is uw oordeel anders indien moet worden aangenomen dat [appellante] twee keer per dag zakken kleding van meer dan 20 kg over de trap naar boven tilde?

Medische eindsituatie

Acht u de huidige toestand van de onderzochte zodanig dat een beoordeling van de blijvende gevolgen van de gestelde blootstelling mogelijk is, of verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van de op uw vakgebied geconstateerde aandoening?

Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?

Kunt aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?

Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal

hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 2g)?”

2.3.
Bij antwoordakte heeft Hemera naar voren gebracht dat ook zij niet bekend is met de persoon van de voorgestelde deskundige. Gezien de omvang en complexiteit van de zaak acht Hemera benoeming van een (zeer) ervaren deskundige die bij voorkeur is gespecialiseerd in schouderaandoeningen, noodzakelijk. In dat kader heeft Hemera voorgesteld dr. W.J. Willems, als orthopedisch chirurg verbonden aan DC Expertisecentrum Amsterdam, dan wel prof. dr. C.N. van Dijk, als orthopedisch chirurg verbonden aan het Academisch Medisch Centrum te Amsterdam, te benoemen. Met betrekking tot de voor te leggen vraagstelling is Hemera primair van mening dat de vraagstelling dient te worden gehanteerd die als productie 3 bij de antwoordakte is gevoegd. Deze vraagstelling wordt volgens haar veelvuldig gehanteerd in zaken als de onderhavige waar gesteld wordt dat sprake is van klachten door overbelasting. De vraag in de onderhavige kwestie is of sprake is van een verband tussen overbelasting en van daardoor veroorzaakte klachten. Dit aspect komt in de in productie 3 opgenomen vraagstelling aan de orde. De deskundige zal aldus rapporteren betreffende de vraag of er een verband bestaat tussen de gestelde overbelasting en de gestelde klachten, hetgeen centraal staat in deze kwestie. Voor het geval het hof van oordeel is dat de in productie 3 opgenomen vraagstelling niet aan de deskundige dient te worden voorgeld, is Hemera subsidiair van mening dat de deskundige de vraagstelling zoals voorgesteld door het hof in het tussenarrest dient te beantwoorden. Hemera maakt bezwaar tegen de door [appellante] voorgestelde vraagstelling. De vragen h, i, en j zijn onjuist en suggestief. Voorts ontbreekt in de door [appellante] geformuleerde vraagstelling de vraag die het hof in het tussenarrest onder c. heeft geformuleerd. Aan de opmerking van [appellante] dat het oordeel over de arbeidsrechtelijke omkeringsregel prematuur is, dient te worden voorbijgegaan nu de akte bedoeld is zich uit te laten over de voorgestelde persoon van de deskundige en de voorlopig geformuleerde vraagstelling, aldus steeds Hemera.

2.4.
Het hof heeft in het tussenarrest onder 3.7 het volgende overwogen:

Uit hetgeen partijen over en weer hebben gesteld en hetgeen overigens ten processe is gebleken, volgt niet dat de werkzaamheden van [appellante] naar objectieve maatstaven zodanig fysiek belastend waren dat het aannemelijk is dat zij daardoor (lichamelijk) letsel heeft opgelopen. In dit verband is onduidelijk gebleven of de schouderklachten van [appellante] in zijn algemeenheid hun oorzaak kunnen vinden in de verrichte werkzaamheden. Dit klemt te meer nu Hemera ter betwisting heeft gesteld dat de schouderklachten van [appellante] aan de niet dominante kant aanwezig zijn en dat [appellante] tijdens een bezoek aan haar huisarts op 31 augustus 2009 in verband met schouderklachten heeft verklaard dat zij eerst sinds twee weken last had van haar schouders. Met de kantonrechter is het hof dan ook van oordeel dat in het onderhavige geval onvoldoende aanknopingspunten bestaan voor toepassing van de ‘arbeidsrechtelijke omkeringsregel’. Voor zover de grieven IV en V daartoe strekken, falen zij.”

Bovengenoemde overweging betreft een bindende eindbeslissing. Voor dergelijke beslissingen geldt de regel dat daarvan in dezelfde instantie in beginsel niet kan worden teruggekomen. Dit kan anders zijn indien de beslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag, dan wel indien de eisen van een goede procesorde om een andere reden meebrengen dat het onaanvaardbaar is indien de rechter aan zijn eerdere beslissing is gebonden. Voor zover [appellante] in haar akte heeft verzocht van de beslissing in het tussenarrest terug te komen, wordt dat verzoek afgewezen. Immers, niet is gebleken van een juridische of feitelijke misslag of andere gronden voor heroverweging.

2.5.
Met betrekking tot de persoon van de deskundige hebben partijen geen bezwaren geuit tegen de door het hof voorgestelde deskundige dr. S.A.F. Tulner. Het hof acht deze deskundige - mede gelet erop dat hij gespecialiseerd is in schouderaandoeningen - in staat het deskundigenonderzoek te verrichten en zal hem dan ook als deskundige benoemen, een en ander als hierna nader uiteen te zetten.

2.6.
Wat betreft de aan de deskundige voor te leggen vraagstelling overweegt het hof als volgt. In deze zaak gaat het om de vraag of [appellante] ten gevolge van de in het tussenarrest onder 3.5 opgesomde werkomstandigheden nek- en schouderklachten is gaan ontwikkelen alsmede een schouderruptuur heeft opgelopen. De door het hof in het tussenarrest geformuleerde vragen spitsen zich hierop toe. De door [appellante] voorgestelde vragen strekken ertoe een uitgebreid onderzoek te doen naar de gezondheidsklachten van [appellante] . Naar het oordeel van het hof is daar in dit geding geen ruimte voor. Het hof zal de door [appellante] voorgestelde vragen dan ook niet overnemen. Hetzelfde geldt voor de door Hemera voorgestelde vragen aangezien het hof de in het tussenarrest geformuleerde vragen afdoende acht. De deskundige zal de gestelde klachten van [appellante] bezien in het licht van de door haar verrichte arbeid onder de onder 3.5 beschreven werkomstandigheden en zich een oordeel vormen omtrent de vraag of tussen beide een verband bestaat.

2.7.
De vraagstelling komt dan ook als volgt te luiden:
a. Kunt u op basis van uw onderzoek vaststellen of de nek –en schouderklachten van [appellante] alsmede de schouderruptuur zijn veroorzaakt door de omstandigheden waaronder zij haar werk voor Hemera heeft verricht in de periode voorafgaand aan augustus 2009, een ander zoals hiervoor onder 3.5 is weergegeven?
b. Is uw oordeel anders indien moet worden aangenomen dat [appellante] twee keer per dag zakken kleding van meer dan 20 kg over de trap naar boven tilde?
c. Kunt u aangeven of de val die ongeveer 25 jaar geleden heeft plaatsgevonden ten gevolge waarvan bij [appellante] een fractuur in de ribben was ontstaan, van invloed is geweest op het ontwikkelen van de klachten en de schouderruptuur?
d. Is er sprake van een medische eindtoestand?
e. Heeft u verder opmerkingen die voor de beoordeling van deze zaak van belang kunnen zijn?

2.8.
Zoals in het tussenarrest reeds is overwogen, komt de betaling van het voorschot ten laste van [appellante] .

2.9.
Nadat de deskundige zijn rapport bij het hof heeft ingediend zal het hof partijen - eerst [appellante] en daarna Hemera - in de gelegenheid stellen bij memorie op het deskundigenbericht te reageren.

2.10.
Het hof houdt iedere verdere beslissing aan. ECLI:NL:GHAMS:2018:4164