Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof Amsterdam 181011 Ook in hoger beroep: Holland Casino aansprakelijk voor schade croupier

Hof Amsterdam 181011 Ook in hoger beroep: Holland Casino aansprakelijk voor schade croupier 
Hoger beroep van rb-haarlem-030310-rsi-holland-casino-aansprakelijk-voor-schade-croupier 

3. Beoordeling 

3.1 Het gaat in deze zaak, voor zover thans relevant, om het volgende. 
(i)    [ Geïntimeerde ], geboren op [ geboortedatum ], is op [ datum ] als croupier bij Holland Casino (fulltime) in dienst getreden. 
(ii)  Na indiensttreding heeft zij circa anderhalf jaar gewerkt in de vestiging van Holland Casino in Amsterdam. Vanaf 1995 heeft zij gewerkt in de vestiging in Scheveningen. 
(iii)  In juli 1997 is de zogenoemde automatische kaartschudmachine (AKS) bij de kaartspelen in de Scheveningse vestiging geïntroduceerd. De AKS maakt een hoger speltempo mogelijk. 
(iv)  Bij brief van 23 december 1998 heeft de vakbond De Unie aan Holland Casino onder meer bericht: 
    "Vanuit diverse vestigingen en met name HC Scheveningen bereiken ons berichten ten aanzien van de RSI gevallen, ontstaan als gevolg van het werken met de AKS. Deze berichten zijn voor ons aanleiding u te verzoeken om formeel overleg over de RSI problematiek. (...) 
    Uit de onderzoeken van VHP is komen vast te staan dat het werken met de AKS heeft geleid tot het ontstaan van RSI klachten bij HC medewerkers. Vanwege deze constatering zijn wij van mening dat Holland Casino verantwoordelijkheid draagt voor begeleiding, herplaatsing en ook de financiële gevolgen van deze tijdens het werk opgelopen klachten. (...) 
    Tot slot willen wij u verzoeken om aan te geven of per de "feestdagen" inderdaad alle AKS'en van de speeltafels zijn verwijderd, of zodanig aangepast dat zij voldoen aan de aanbevelingen van VHP. Verder vernemen wij ook graag of de noodzakelijke aanpassingen aan alle Black Jack tableaus zijn uitgevoerd. Wij gaan er vanuit dat de werkomstandigheden die RSI hebben veroorzaakt, door HC uiterlijk per het eind van dit jaar volledig zijn weggenomen." 
(v)    Holland Casino heeft de AKS op enig moment verwijderd. 
(vi)  In augustus 2002 heeft [ Geïntimeerde ] zich ziek gemeld wegens klachten aan haar rug. Nadat zij weer aan het werk was gegaan, heeft zij zich eind november 2002 opnieuw ziek gemeld wegens klachten aan haar schouder, armen, polsen en rug. Sindsdien heeft [ Geïntimeerde ] niet meer gewerkt voor Holland Casino. 
(vii)  Na daartoe verkregen toestemming van de CWI is de arbeidsovereenkomst door Holland Casino tegen 1 februari 2005 opgezegd. 
(viii)  Op 21 maart 2006 heeft [ Geïntimeerde ] de kantonrechter verzocht een voorlopig deskundigenonderzoek te bevelen. Tijdens de mondelinge behandeling van het verzoek hebben partijen overeenstemming bereikt over de te benoemen deskundige (de aan het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis te Amsterdam verbonden orthopedisch chirurg dr. W.J. Willems) en over de aan deze deskundige te stellen vragen. Bij beschikking van 22 december 2006 heeft de kantonrechter een voorlopig onderzoek bevolen, dr. W.J. Willems als deskundige benoemd en deze deskundige ter beantwoording de vragen voorgelegd waarover partijen overeenstemming hadden bereikt. 
(ix)  Bij brief van 16 augustus 2007 heeft dr. Willems verslag gedaan van zijn bevindingen en een antwoord gegeven op de hem voorgelegde vragen (verder: het deskundigenbericht). 
(x)    [ Geïntimeerde ] ontvangt een WAO-uitkering op basis van 80-100% arbeidsongeschiktheid. 
(xi)  [ Geïntimeerde ] volgt thans een opleiding tot acupuncturist. 
3.2 [ Geïntimeerde ] heeft in eerste aanleg gevorderd, kort gezegd, veroordeling van Holland Casino tot betaling van een voorschot op de geleden en te lijden materiële en immateriële schade van € 30.000,-, tot betaling van een bedrag aan buitengerechtelijke kosten van € 19.571,72 en, voorts, tot betaling van de overige geleden en te lijden schade die bij [ Geïntimeerde ] is ontstaan als gevolg van haar werkzaamheden voor Holland Casino, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. Zij heeft haar vordering hierop gegrond, kort gezegd, dat zij tijdens haar werkzaamheden als croupier voor Holland Casino gezondheidsschade heeft opgelopen omdat zij dagelijks is blootgesteld aan risico's voor het ontstaan van klachten van het houdings- en bewegingsapparaat (RSI) en deze klachten zich vervolgens bij haar hebben verwezenlijkt. Met het deskundigenbericht van dr. Willems heeft zij ook aannemelijk gemaakt dat zij de door haar gestelde klachten heeft en dat deze klachten zijn veroorzaakt door haar werk als croupier. Holland Casino is aansprakelijk voor de schade nu zij geschreven en ongeschreven arboregels, waaraan zij jegens [ Geïntimeerde ] moest voldoen, heeft geschonden, hoewel Holland Casino in ieder geval vanaf 1988 op de hoogte was van de gezondheidsgevaren van het werk als croupier, aldus (nog steeds) [ Geïntimeerde ]. [ Geïntimeerde ] heeft haar vordering primair gebaseerd op artikel 7:658 BW, subsidiair op artikel 7:611 BW en meer subsidiair op artikel 6:248 BW. 

3.3 De kantonrechter heeft de vorderingen van [ Geïntimeerde ] – behoudens die ter zake van de buitengerechtelijke kosten - toegewezen en daartoe, kort gezegd, het volgende overwogen. Uitgaande van de primaire grondslag van de vorderingen die [ Geïntimeerde ] heeft ingesteld, te weten artikel 7:658 lid 2 BW, en gelet op het verweer van Holland Casino, zal allereerst moeten worden onderzocht of [ Geïntimeerde ] aan RSI lijdt en in hoeverre de werkzaamheden en/of de omvang van het werk en/of aan de werkplek gerelateerde omstandigheden oorzaak (kunnen) zijn van de door [ Geïntimeerde ] als RSI aangeduide klachten. [ Geïntimeerde ], op wie ter zake de stelplicht en bewijslast rust, heeft met het deskundigenbericht van dr. Willems en de overige door haar in het geding gebrachte producties voldoende aannemelijk gemaakt dat zij RSI(-achtige) klachten heeft en dat deze klachten ten gevolge van haar werkzaamheden bij Holland Casino zijn ontstaan. Het is vervolgens aan Holland Casino te stellen en te bewijzen dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan dan wel dat nakoming van haar zorgplicht de bij [ Geïntimeerde ] geconstateerde klachten en arbeidsongeschiktheid niet zou hebben voorkomen. Gelet op de gemotiveerde betwisting door [ Geïntimeerde ] van de stellingen van Holland Casino op deze beide punten, is Holland Casino tot bewijslevering ter zake toegelaten, maar op beide punten is Holland Casino niet in haar bewijslevering geslaagd. De stelling van Holland Casino dat sprake is van eigen schuld aan de kant van [ Geïntimeerde ], is onvoldoende toegelicht. Een en ander leidt tot de conclusie dat Holland Casino op grond van artikel 7:658 lid 2 BW aansprakelijk is voor de schade die [ Geïntimeerde ] in de uitoefening van haar werkzaamheden heeft geleden. Toekenning van een voorschot op de vergoeding van geleden en te lijden materiële en immateriële schade ten bedrage van € 30.000,- is gerechtvaardigd. 

3.4 De grieven beogen het geschil in volle omvang aan het hof voor te leggen. 

3.5 De eerste grief heeft betrekking op de vraag of [ Geïntimeerde ] RSI(-achtige) klachten heeft en of deze klachten ten gevolge van haar werkzaamheden bij Holland Casino zijn ontstaan. De grief is met name gericht tegen de verwerping door de kantonrechter van de bezwaren die Holland Casino heeft gemaakt tegen het deskundigenbericht van dr. Willems en de conclusie die de kantonrechter - op grond van die rapportage en de overige door [ Geïntimeerde ] in het geding gebrachte (medische) stukken - heeft getrokken, te weten dat de klachten van [ Geïntimeerde ] arbeidsgerelateerd zijn. Hieromtrent overweegt het hof als volgt. 

3.6 Het hof stelt voorop dat het de overwegingen van de kantonrechter in dit verband (rechtsoverwegingen 10 tot en met 13 van het tussenvonnis van 26 november 2008) ten volle onderschrijft en tot de zijne maakt. Daaraan voegt het hof het volgende toe. 

3.7 Voor zover Holland Casino heeft aangevoerd dat zij op basis van feiten en omstandigheden waarvan pas na het deskundigenbericht is gebleken, van mening is dat de benoeming van dr. Willems als deskundige in deze zaak nooit had mogen plaatsvinden - omdat dr. Willems behandelaar zou zijn geweest van een ex-collega van [ Geïntimeerde ] en in het kader van die behandeling de diagnose RSI zou hebben gesteld - passeert het hof deze stelling, nu deze gemotiveerd is betwist en door Holland Casino, mede in het licht daarvan, onvoldoende concreet is onderbouwd. 

3.8 Voor zover Holland Casino met haar grief klaagt over de kwaliteit van de inhoud van het deskundigenbericht, met name over het feit dat orthopedisch chirurg dr. Willems bij gebreke van objectieve afwijkingen bij [ Geïntimeerde ] niet had mogen concluderen dat er bij haar sprake is van arbeidsgerelateerde RSI-klachten, verwerpt het hof dit betoog. In de eerste plaats heeft dr. Willems, blijkens de inhoud (blz. 3) van het deskundigenbericht, wel degelijk objectiveerbare afwijkingen bij [ Geïntimeerde ] aangetroffen: 

    "ONDERZOEK: 
    (...) 
    Cervicale wervelkolom: 
    (...) Er is hypertonie van de trapezius, met name rechts. 
    (...) 
    Ellebogen: 
    (...) Er is enige drukpijn over de proximale extensoren rechter onderarm. De testen voor een epicondylitis lateralis humeri zijn positief." 
Het eerste betreft een afwijking aan de verticale wervelkolom, het tweede drukpijn aan de rechteronderarm en positieve testen voor een afwijking aan de rechter elleboog. In de tweede plaats staat de enkele omstandigheid dat een medische aandoening niet kan worden geobjectiveerd, in beginsel niet eraan in de weg dat een medisch deskundige zich mag uitlaten omtrent de aard en ernst van de desbetreffende aandoening en over het causaal verband tussen arbeidsomstandigheden en het ontstaan van de desbetreffende aandoening. In dit verband verwijst het hof bovendien naar rechtsoverweging 3 van het tussenvonnis van 26 november 2008, welke overweging niet door Holland Casino is bestreden. In de derde plaats heeft dr. Willems blijkens de inhoud van het deskundigenbericht bij het opstellen ervan zich niet alleen verlaten op de door hem zelf afgenomen anamnese en heeft hij zich niet een zelfstandig oordeel gevormd omtrent de invloed van psychische aspecten op de arbeidsongeschiktheid van [ Geïntimeerde ] (alsmede omtrent de fysieke overbelasting tijdens haar werkzaamheden en met name de risicofactoren voor het ontstaan van RSI waaraan zij tijdens haar werk was blootgesteld), maar heeft hij mede gebruik gemaakt van de informatie die het hem ter beschikking gestelde medische dossier bevatte, met name de informatie afkomstig van de bedrijfsartsen [ K ] en [ H ] en de keuringsartsen van het UWV [ V ], [ X ] en [ Y ]. In de vierde plaats behoorde tot de vragen die dr. Willems te beantwoorden had onder meer de vraag (2) of hij het op grond van dossierstudie en onderzoek aannemelijk achtte dat de door [ Geïntimeerde ] gepresenteerde klachten en afwijkingen hun oorzaak vinden in de door haar voor Holland Casino uitgeoefende werkzaamheden, waarop dr. Willems onder a (nader uitgewerkt onder b tot en met d) een gemotiveerd antwoord heeft gegeven, zodat het hof Holland Casino niet kan volgen in haar stelling (memorie van grieven onder 75) dat dr. Willems "geen enkele valide onderbouwing voor het bestaan van een causale relatie tussen het werk en de klachten" heeft gegeven. In dit verband is de informatie van de behandelend artsen van [ Geïntimeerde ], anders dan Holland Casino stelt, eveneens van belang. De door Holland Casino in verband met het klachtenverloop van [ Geïntimeerde ] gestelde discrepantie en het lange tijdsverloop tussen de laatste melding begin 2000 en de eerste melding eind 2002 van de klachten (memorie van grieven onder 81), is niet geheel juist en onvoldoende om tot andere oordelen te komen, omdat de klachten bij [ Geïntimeerde ] van het houdings- en bewegingsapparaat vanaf de eerste melding aanwezig zijn gebleven en haar definitieve uitval is gebaseerd op RSI-klachten en de daardoor veroorzaakte psychische problemen. Daaraan kan niet afdoen dat [ Geïntimeerde ] in de periode 28 juni 2000 tot augustus 2002 noch bij de bedrijfsarts, noch bij haar huisarts aandacht heeft gevraagd voor haar RSI-klachten. Voor zover Holland Casino in dit verband ten slotte heeft gesteld dat dr. Willems de psychosociale omstandigheden bij [ Geïntimeerde ] ten onrechte niet in zijn onderzoek heeft betrokken, mist deze stelling in zoverre feitelijke grondslag dat dr. Willems in het kader van de beantwoording van vraag 2e ("Zouden de door u vastgestelde klachten van het bewegingsapparaat ook zonder de werkzaamheden van [ Geïntimeerde ] voor Holland Casino hebben kunnen ontstaan?") contact moest opnemen en heeft opgenomen met de huisarts van [ Geïntimeerde ] en dat het resultaat daarvan is geweest dat het naar diens inschatting "niet waarschijnlijk" was geweest "dat betrokkene deze klachten had ontwikkeld, als zij niet bij Holland Casino had gewerkt." Ook dit betoog van Holland Casino kan niet slagen. 

3.9 De conclusie is dat de bezwaren die Holland Casino heeft gemaakt tegen het deskundigenbericht van dr. Willems en tegen het eindoordeel van de kantonrechter dat de klachten van [ Geïntimeerde ] arbeidsgerelateerd zijn, door het hof worden verworpen. Dit betekent dat grief I faalt. 

3.10 De tweede en derde grief betreffen de vraag of Holland Casino aan haar zorgplicht heeft voldaan. Deze grieven zijn – mede blijkens de toelichting erop - met name gericht tegen de overweging van de kantonrechter dat Holland Casino dient te bewijzen dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan, tegen de wijze waarop de kantonrechter invulling aan die zorgplicht heeft gegeven, tegen de conclusie van de kantonrechter dat Holland Casino haar zorgplicht, met name haar instructieplicht en toezicht op inachtneming daarvan, onvoldoende heeft nageleefd en tegen de bewijswaardering door de kantonrechter. Hieromtrent overweegt het hof als volgt. 

3.11 Het hof stelt ook hier voorop dat het de overwegingen van de kantonrechter in dit verband (rechtsoverwegingen 14 tot en met 20 van het tussenvonnis van 26 november 2008 en rechtsoverwegingen 1 tot en met 4 alsmede 6 tot en met 11 van het eindvonnis van 3 maart 2010) ten volle onderschrijft en tot de zijne maakt. Daaraan voegt het hof het volgende toe. 

3.12 Nu op grond van het voorgaande vaststaat dat de klachten van [ Geïntimeerde ] arbeidsgerelateerd zijn, zal Holland Casino, anders dan zij heeft gesteld (memorie van grieven onder 93), ingevolge artikel 7:658 lid 2 BW moeten aantonen, dat wil zeggen stellen en bij betwisting bewijzen, dat zij aan haar zorgplicht ex artikel 7:658 lid 1 BW heeft voldaan teneinde aan aansprakelijkheid jegens [ Geïntimeerde ] voor die schade te ontkomen. De kantonrechter heeft Holland Casino, die op dit punt voldoende aan haar stelplicht heeft voldaan terwijl haar stellingen door [ Geïntimeerde ] voldoende zijn betwist, terecht tot bewijslevering ter zake toegelaten. 

3.13 Met betrekking tot de wijze waarop de kantonrechter invulling aan die zorgplicht heeft gegeven, overweegt het hof allereerst dat Holland Casino expliciet heeft erkend (memorie van grieven onder 94) dat zij in de periode van het dienstverband van [ Geïntimeerde ] bekend was met het feit dat het werken als croupier gezondheidsrisico's kon meebrengen waar het gaat om houdings- en bewegingsklachten. Voorts stelt het hof vast dat voor zover de kantonrechter heeft overwogen dat een zorgplicht van een werkgever is opgebouwd uit verschillende verplichtingen, te weten niet alleen een veiligheidsverplichting en een onderzoeksplicht maar ook een instructieplicht en een plicht toe te zien op de naleving van de gegeven instructies, Holland Casino haar grief dat in de overwegingen van de kantonrechter op onjuiste wijze invulling is gegeven aan deze zorgplicht, in het geheel niet heeft toegelicht, zodat dit onderdeel van de grief in elk geval niet kan slagen. 

3.14 Holland Casino voert tegen de conclusie van de kantonrechter dat Holland Casino haar zorgplicht - met name haar instructieplicht en toezicht op inachtneming daarvan - onvoldoende heeft nageleefd, allereerst aan dat zij weliswaar tijdens het dienstverband van [ Geïntimeerde ] bekend was met het feit dat het werken als croupier gezondheidsrisico's kon meebrengen waar het gaat om houdings- en bewegingsklachten, maar dat dit ten aanzien van RSI(-achtige) klachten nadrukkelijk anders lag omdat RSI als syndroom pas sinds ongeveer 1994/1995 in beeld is. Het hof kan Holland Casino niet in dit betoog volgen. Niet van belang is immers op welk moment de klachten waar het om gaat als RSI werden aangeduid, wel of de werkgever, toen hij van het gevaar daarvan op de hoogte was of kon zijn, de vereiste maatregelen heeft genomen om het ontstaan van die klachten zoveel mogelijk te voorkomen en/of te beperken. In dit verband is voorts onder meer van groot belang het op bedrijven als Holland Casino toegesneden rapport van FIET (Internationaler Bund der Privatangestellten) uit 1990 onder de titel "Berufsbild der Croupiers" (productie 2 bij akte houdende overlegging producties), waardoor Holland Casino bekend was althans kon zijn met de gezondheidsgevaren van het werk als croupier en met concrete maatregelen om die gevaren te voorkomen en/of te beperken. Daarnaast wijst het hof naar met name de brieven van de bedrijfsarts (van Holland Casino) [ K ] van 23 januari 1997 en 18 november 1997 (producties 8 en 9 bij akte houdende overlegging producties), waardoor Holland Casino werd gewezen op de risico's van RSI voor de croupiers van de vestiging Scheveningen, dus ook voor [ Geïntimeerde ], en naar de hiervoor (onder 3.1 sub (iv)) genoemde brief van vakbond De Unie van 23 december 1998 aan Holland Casino, waarin die gevaren eveneens aan de orde worden gesteld. Verder wijst het hof op de brieven/e-mails van de bedrijfsartsen [ ] respectievelijk [ Y ] inzake de problemen van [ Geïntimeerde ] van 17 februari 1999, 8 mei 2000 en 28 juni 2000 respectievelijk 10 maart 2000 (productie 15 bij akte houdende overlegging producties), waardoor Holland Casino in elk geval (ook) met de specifieke klachten van het houdings- en bewegingsapparaat van [ Geïntimeerde ] op de hoogte was. Holland Casino heeft niet bewezen dat zij, mede gelet op al deze waarschuwingen, voldoende aan haar zorgplicht heeft voldaan, te weten dat zij voldoende instructies heeft gegeven en met name op naleving daarvan voldoende heeft toegezien om verdere gezondheidsschade voor [ Geïntimeerde ] te voorkomen en/of te beperken. Vooral uit het (interne) memo van [ M ] van 7 november 2002 (productie 14 bij akte houdende overlegging producties) blijkt dat tot op dat moment weinig was gebeurd met de gegeven instructie "staan-zitten": 
    "Betreft: Klachten aan het houdings en bewegings apparaat   
    Geachte collega's, 
    De laatste tijd komen er steeds meer meldingen van HBA gerelateerde klachten. 
    In een recent verleden is door de ergonoom geadviseerd het staan af te wisselen met zitten bij de BJ, in de verhouding 30 minuten staan en 15 minuten zitten. Kijkend naar de praktijk wordt er helaas nauwelijks staand gewerkt. 
    Advies van de specialist is tot op heden in de wind geslagen. Vanaf vandaag is het de bedoeling dat het advies daadwerkelijk wordt opgevolgd. TM's krijgen dan ook de instructie om toe te zien dat dit gebeurd. 
    Want voorkomen is beter dan genezen. 
    Met vriendelijke groet, 
    [ M ]" 
Dit illustreert dat het dus met name aan voldoende toezicht op naleving van de gegeven instructie had ontbroken. Hetzelfde geldt voor zover het de instructie met betrekking tot het swingschema betreft. Dit blijkt met zoveel woorden uit de verklaring van de (partij)getuige [ Geïntimeerde ] en uit de verklaringen die de beide tafelleiders [ Z ] en [ W ] als getuige hebben afgelegd. 

3.15 Voor zover Holland Casino bezwaar heeft gemaakt tegen de bewijswaardering door de kantonrechter van met name de verklaringen van de beide laatstgenoemde getuigen, hierin bestaande dat beiden na een arbeidsconflict uit dienst zijn gegaan bij Holland Casino en dat enkel al om die reden geen waarde mag worden toegekend aan hun verklaringen en bovendien Van [ Geïntimeerde ] nimmer rechtstreeks met [ Geïntimeerde ] heeft gewerkt en (dus) niet kan hebben geweten of zij al dan niet in een beperkte swing behoorde te zitten, worden deze bezwaren verworpen. Met betrekking tot het eerste punt geldt dat het enkele feit dat beiden na een (niet nader omschreven) arbeidsconflict uit dienst zijn gegaan bij Holland Casino, onvoldoende is om geen of minder waarde toe te kennen aan de verklaringen die zij als getuige hebben afgelegd. Wat het tweede punt betreft heeft [ W ] als getuige onder meer verklaard: 
    "Ik speel zelf alle spelsoorten. [ Geïntimeerde ] zat niet in mijn team, maar ik zag haar wel op de werkvloer (Pitt) en had wel zicht op haar situatie." 
Daaruit volgt dat Van [ Geïntimeerde ] wel in staat was uit eigen wetenschap een verklaring af te leggen met betrekking tot de swingschema's van [ Geïntimeerde ]. 

3.16 Het vorenstaande impliceert dat grief II en grief III eveneens falen. 

3.17 De vierde grief stelt de vraag aan de orde of nakoming door Holland Casino van haar zorgplicht de bij [ Geïntimeerde ] geconstateerde klachten en arbeidsongeschiktheid zou hebben voorkomen en of sprake is van eigen schuld aan de kant van [ Geïntimeerde ]. De grief is met name gericht tegen de overwegingen van de kantonrechter dat Holland Casino op het eerste punt – ter zake waarvan zij door de kantonrechter mede tot bewijslevering was toegelaten - geen getuigenbewijs heeft voorgedragen of schriftelijke stukken in het geding heeft gebracht en dat zij het tweede punt onvoldoende heeft toegelicht. Het hof overweegt hieromtrent als volgt. 

3.18 Het betoog van Holland Casino met betrekking tot het eerste punt komt erop neer dat [ Geïntimeerde ] niet is uitgevallen tijdens de zogeheten RSI-golf (1998-2000) maar pas geruime tijd daarna (eind 2002), dat ook als sprake zou zijn geweest van enig tekortschieten in (het toezicht op) de instructieplicht, dit ziet op de periode 1998-2000 en niet op het moment van uitval van [ Geïntimeerde ] (2002) en dat, als de instructieplicht wel voldoende zou zijn nageleefd, dit geen invloed zou hebben gehad op de klachten die ten grondslag lagen aan de uitval van [ Geïntimeerde ] in 2002. Dit betoog berust derhalve, zo begrijpt het hof, op de stelling dat bij [ Geïntimeerde ] (en wellicht ook anderen) slechts RSI(-achtige) klachten zich hebben kunnen ontwikkelen in de periode 1998-2000 en dat de uitval van [ Geïntimeerde ] daarom niet te wijten kan zijn aan RSI, ontstaan door schending van de zorgplicht door Holland Casino. Deze stelling is, gelet op al het voorgaande, onjuist. Hetzelfde geldt voor zover Holland Casino heeft willen betogen - wat niet geheel duidelijk is – dat de klachten die in 2002 tot de uitval van [ Geïntimeerde ] hebben geleid, zijn terug te voeren op psychosociale omstandigheden of psychische problemen. 

3.19 De stelling van Holland Casino dat sprake zou zijn van eigen schuld aan de kant van [ Geïntimeerde ] in de zin van artikel 6:101 BW, heeft zij ook in hoger beroep niet nader toegelicht, zodat deze stelling ook in hoger beroep als onvoldoende onderbouwd moet worden gepasseerd. 

3.20 Het voorgaande betekent dat ook grief IV moet worden verworpen. 

3.21 De vijfde grief betreft de vraag of de conclusie kan worden getrokken dat Holland Casino ingevolge artikel 7:658 lid 2 BW aansprakelijk is voor de schade die [ Geïntimeerde ] in de uitoefening van haar werkzaamheden heeft geleden en, voorts, of aan [ Geïntimeerde ] een voorschot ten bedrage van € 30.000,- moet worden toegekend, of [ Geïntimeerde ] recht heeft op wettelijke rente en of Holland Casino in de proceskosten dient te worden veroordeeld. 

3.22 Deze grief is geheel afhankelijk van het welslagen van de voorgaande grieven, zodat moet worden geconcludeerd dat ook grief V tevergeefs is voorgesteld. 

3.23 Holland Casino heeft voor het overige geen feiten of omstandigheden gesteld die, indien bewezen, tot een andere uitkomst moeten leiden, zodat haar bewijsaanbod – dat op zichzelf al onvoldoende is gespecificeerd - als niet ter zake dienend moet worden gepasseerd. LJN BU9685