Rb R.dam 130509 leerling klimt tijdens schoolpauze bal achterna en valt op hek; school niet aansprak
- Meer over dit onderwerp:
AANSPRAKELIJKHEID DIVERS sport en spel op scholen
Rb R.dam 130509 leerling klimt tijdens schoolpauze bal achterna en valt op hek; school niet aansprakelijk
b. Op 31 maart 2006 heeft [persoon 1] haar 18 leerlingen om
14.30 uur een extra pauze gegeven. Deze 18 leerlingen waren de enige
leerlingen op wie zij toezicht diende te houden. Het betreft normaal
begaafde kinderen in de leeftijd van 8/9 jaar.
c. Tijdens deze
pauze is [persoon 2] een ongeval overkomen op het schoolplein van de
school. [persoon 2] is via een hek op een plat dak geklommen om een
voetbal eraf te halen. Toen [persoon 2] weer van het dak afging is hij
met zijn mond op de metalen puntige spijlen van het hek gekomen. Het
betreft een metalen hek waartegen gaas is gespannen.
d. [persoon 2] heeft letsel opgelopen als gevolg van het ongeval,
bestaande uit een in tweeën gebroken bovenkaak en een gespleten
verhemelte.
e. Op 24 mei 2006 is een ongevalsrapport opgesteld door de Inspecteur
van de Arbeidsinspectie. Het rapport luidt - voor zover in casu
relevant - als volgt:
“Bevindingen onderzoek
Aan het eind van de
schooldag op 31 maart 2006 waren de kinderen op het schoolplein aan het
spelen. Een groepje jongens was aan het voetballen waarbij de bal over
het hek op een naastgelegen dak van een schuur terecht kwam. Het hek
dient als afscheiding tussen het schoolplein en de naast gelegen
schuurtjes. Dit was volgens de verklaring van het slachtoffer op die
dag al twee keer eerder gebeurd en één van de voetballende jongens had
beide keren de bal van het dak gehaald. Toen de bal wederom op het dak
terechtkwam heeft het slachtoffer de bal van het dak gehaald. Bij het
naar beneden klimmen heeft het slachtoffer zijn evenwicht verloren en
is naar beneden gevallen. Hij viel daarbij met zijn geopende mond op
één van de verticale spijlen van het hek. De spijl verwondde zijn
verhemelte en tanden. Gedurende de tijd dat de kinderen op het
schoolplein aan het spelen waren was er een lerares aanwezig die
toezicht hield.
Zij had niet gezien dat de kinderen via het hek op het dak van een
schuur waren geklommen bij die keren dat de voetbal op het dak van de
schuurtjes was beland. Uit de verklaring van het slachtoffer is mij
duidelijk gebleken dat het niet toegestaan was om zonder begeleiding op
het dak te klimmen.
Tijdens mijn onderzoek heb ik onderzocht of de school toeziet op de
naleving van instructies die gericht zijn op voorkomen of beperken van
risico’s zoals genoemd in artikel 8, 4e lid van de
Arbeidsomstandighedenwet 1998.
Tijdens mijn onderzoek heb ik geen verband kunnen vaststellen tussen
een overtreding van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 en de oorzaak van
het, ingevolge artikel 9, 1e lid van diezelfde wet, meldingsplichtige
arbeidsongeval. In verband hiermee heb ik volstaan met het opmaken van
dit ongevalsrapport.”
Als bijlage bij rapport is gevoegd een verklaring van [persoon 2], die onder meer als volgt luidt:
“De meester [persoon 3] heeft ons wel gezegd dat we niet op het dak
mogen klimmen. Hij bleef er dan ook altijd bij en hield de ladder vast.
Ik weet niet of Juffrouw [persoon 4] gezien heeft dat [persoon 5] en ik
op het dak zijn geklommen.”
f. [persoon 2] heeft het schooljaar 2005/2006 goed afgemaakt en is overgegaan naar groep 6.
3.2 [eisers] stellen zich op het standpunt dat de gemeente als het
bevoegde gezag van de school onrechtmatig heeft gehandeld door:
- een bouwkundig zeer gevaarlijke situatie te laten ontstaan en te
laten voortbestaan. De gevaarlijke situatie bestaat uit de aanwezigheid
van een puntig hek waar doorheen een klimnet is geweven waarin gaten
zijn ontstaan en blijven bestaan, welk hek met net door de
schoolkinderen als klimrek kon worden gebruikt om een daarnaast gelegen
plat dak te bereiken, op welk dak met grote regelmaat voetballen
terechtkomen vanaf het schoolplein, en
- op 31 maart 2006 geen toezicht te houden op deze gevaarlijke situatie
en de kinderen niet te weerhouden van het klimmen via het net en het
puntige hek naar het dak, terwijl bekend was dat dit klimmen veelvuldig
en dagelijks gebeurde en het een ervaringsfeit is dat wanneer een bal
tijdens het voetballen op het dak komt, kinderen op dat dak zullen
klimmen wanneer dat mogelijk is.
Als gevolg van het onrechtmatig handelen c.q. nalaten door de gemeente
heeft het ongeval kunnen plaatsvinden en heeft [persoon 2] schade
geleden, aldus nog altijd [eisers]
3.3 De gemeente voert primair als verweer aan dat de school geen
toerekenbare onrechtmatige daad heeft gepleegd jegens [persoon 2], nu
de school voldoende toezicht heeft uitgeoefend op de leerlingen en zij
geen wettelijke regels noch zorgvuldig- en veiligheidseisen heeft
overtreden ten aanzien van het hek c.q. de veiligheid op het
schoolplein.
3.4 De rechtbank zal allereerst beoordelen of sprake is van een bouwkundig gevaarlijke situatie.
3.5 [eisers] hebben bij dagvaarding gesteld dat de aard en toestand van
het puntige schoolhek in strijd is met het Bouwbesluit 2005. Mede naar
aanleiding van de betwisting hiervan door de gemeente, is door of
namens [eisers] ter comparitie verklaard dat er geen specifieke
bepalingen uit het Bouwbesluit kunnen worden aangewezen die in casu
zijn overtreden. De rechtbank gaat derhalve aan het ter zake door
[eisers] bij dagvaarding gestelde voorbij. Hieraan doet niet af hetgeen
[eisers] onder 9 van hun conclusie van repliek hebben gesteld, erop
neerkomend dat de gemeente had dienen aan te geven welke regelgeving in
casu van toepassing is en op welke wijze zij daaraan uitvoering hebben
gegeven. Het lag immers op de weg van [eisers] om voldoende gemotiveerd
te stellen dat en waarom de gemeente het Bouwbesluit heeft overtreden
en zij heeft dit niet of althans onvoldoende gedaan.
3.6 Ter comparitie is voorts door of namens [eisers] verklaard dat de
school niet heeft voldaan aan haar verplichting op basis van de
Arbeidsomstandighedenwet om een nieuwe Risico-Inventarisatie en
–Evaluatie (hierna: RI&E) te laten opstellen op het moment dat er
een gat in het hek ontstond. Dit gat moet in de visie van [eisers] na
2003 zijn ontstaan, omdat in de laatste ten behoeve van de school
opgemaakte RI&E geen melding is gemaakt van een gat in het gaas.
Het betreft in de visie van [eisers] een wijziging waarvoor een nieuwe
RI&E nodig was. Bovendien heeft de gemeente niet voldaan aan haar
verplichting om een nieuw plan van aanpak op te stellen. Voor het
overige kunnen geen specifieke bepalingen in de
Arbeidsomstandighedenwet worden aangewezen die in casu zijn overtreden,
aldus [eisers] ter comparitie.
De gemeente heeft in reactie hierop ter comparitie gesteld dat de
situatie sinds de inspectie door Commit Arbo in 2003 niet is gewijzigd,
nu het hek en het gaas er destijds al waren. Derhalve was, aldus de
gemeente, sindsdien noch een nieuwe RI&E noch een nieuw plan van
aanpak noodzakelijk. Bij conclusie van dupliek heeft de gemeente hier
nog aan toegevoegd dat het enkele feit dat er een gat in het gaas is
ontstaan niet kan worden aangemerkt als een verandering in de
arbeidsomstandigheden als gevolg waarvan na 2003 een nieuwe RI&E
diende te worden uitgevoerd. Bovendien, zo stelt de gemeente, was het
hek met het gaas er al ten tijde van het opmaken van het rapport door
Commit Arbo in 2003 en volgt uit het rapport van Commit Arbo dat het
hek met gaas geen risico’s oplevert voor de veiligheid. Naar het
oordeel van de gemeente moet worden aangenomen dat Commit Arbo er
rekening mee heeft gehouden dat er een gat in het gaas kon ontstaan.
3.7 [eisers] hebben de stelling van de gemeente ter comparitie dat het
hek en het gaas zoals dat er ten tijde van het ongeval was, ook reeds
aanwezig was ten tijde van de inspectie in 2003 door Commit Arbo, niet
betwist. De gemeente heeft voorts de stelling van [eisers] dat er na
2003 een gat in het gaas is ontstaan, niet betwist. De rechtbank gaat
er derhalve vanuit dat de enige verandering in het hek en gaas sinds
2003, het ontstaan van een gat in het gaas is.
3.8 De Arbeidsomstandighedenwet bepaalt in artikel 5 dat de RI&E zo
dikwijls wordt aangepast als de daarmee opgedane ervaring, gewijzigde
werkmethoden of werkomstandigheden of de stand van de wetenschap en
professionele dienstverlening daartoe aanleiding geven. De rechtbank is
van oordeel dat de enkele omstandigheid dat sinds 2003 een gat in het
reeds aanwezige gaas is ontstaan niet een zodanige wijziging van de
werkomstandigheden is dat de school op basis hiervan na 2003 verplicht
was een nieuwe RI&E met daarin opgenomen een plan van aanpak op te
stellen.
3.9 Echter zelfs indien de school op basis van deze verandering
verplicht zou zijn geweest om een nieuwe RI&E op te stellen, leidt
dit naar het oordeel van de rechtbank er niet toe dat de gemeente,
doordat de school dit heeft nagelaten, onrechtmatig jegens [eisers]
heeft gehandeld. Naar het oordeel van de rechtbank ontbreekt het
daarvoor vereiste causaal verband. Immers, niet is gesteld of gebleken
dat indien het gat niet in het gaas had gezeten het ongeval niet zou
hebben plaatsgevonden. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat
[eisers] bij dagvaarding zelf hebben gesteld dat de mazen in het net zo
groot waren dat dit net voor het klimmen kon dienen, zodat de rechtbank
ervan uitgaat dat ook indien het gat in het hek, naar aanleiding van
een recente RI&E zou zijn gedicht, [persoon 2] via het hek op het
dak had kunnen klimmen en het ongeval had kunnen plaatshebben.
3.10 [eisers] hebben ter comparitie voorts aangevoerd dat in strijd met
het ter zake bepaalde in de van de aanbevelingen Consument en
Veiligheid onderdeel uitmakende controlelijst het hek van de school
punten bevat. [eisers] voegen hieraan toe dat als deze punten er niet
waren geweest, de schade niet in deze vorm was opgetreden.
3.11 Hoewel het hek van de school inderdaad - anders dan aanbevolen in
genoemde aanbevelingen - punten bevat, leidt dit naar het oordeel van
de rechtbank niet tot een zodanig gevaarlijke situatie dat de school en
daarmee de gemeente onrechtmatig jegens [eisers] hebben gehandeld.
Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de aanbevelingen geen
wettelijke regelingen of bindende voorschriften zijn op basis waarvan
de school verplicht was een hek zonder punten te plaatsen. Hier komt
bij dat Commit Arbo in haar rapport van september 2003 ten aanzien van
het betreffende hek geen knelpunten heeft gesignaleerd.
3.12 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat op basis van de
stellingen van [eisers] de gemeente niet onrechtmatig jegens [eisers]
heeft gehandeld door het hek dat dient als afscheiding van het
schoolplein te laten staan. Vervolgens dient te worden beoordeeld of de
gemeente jegens Ikachora c.s. onrechtmatig heeft gehandeld door
onvoldoende toezicht te houden tijdens de pauze op 31 maart 2006. Bij
deze beoordeling dient als uitgangspunt dat, zoals de rechtbank
hiervoor heeft overwogen, geen sprake was van een onrechtmatig
bouwkundige situatie en om die reden derhalve geen extra toezicht was
vereist.
3.13 De rechtbank stelt voorop dat in het algemeen gesproken op een
leerkracht een bijzondere zorgplicht rust onder meer ten aanzien van de
gezondheid en de veiligheid van de leerlingen, die aan zijn zorg zijn
toevertrouwd en onder zijn toezicht staan. Dit betekent evenwel niet
dat op een speelterrein waar zich een groep van 18 normaal begaafde
kinderen in de leeftijd van 8/9 jaar bevindt, een verantwoorde wijze
van toezicht inhoudt dat steeds op elk kind direct toezicht wordt
gehouden, zodanig dat elke onregelmatigheid direct wordt opgemerkt en
dat direct kan worden ingegrepen. Het stellen van een dergelijke eis
aan de school en aan de leerkracht gaat de maatschappelijke
zorgvuldigheidsnorm te boven. De in casu gebezigde wijze van
surveilleren (één leerkracht op 18 kinderen) acht de rechtbank
gebruikelijk en niet onverantwoord, ook al kan dit inhouden dat een
onregelmatigheid niet aanstonds wordt opgemerkt, omdat die zich buiten
het zicht van de leerkracht afspeelt.
3.14 Aan het voorgaande doet niet af dat, zoals [eisers] stellen, de
surveillerende leerkracht een invalleerkracht was die is aangenomen
voor groep 1 en niet voor groep 6 (bedoeld is: groep 5-rechtbank), de
toenmalige groep van [persoon 2]. Nog daargelaten dat de gemeente in
reactie hierop onbetwist heeft gesteld dat [persoon 1] als leerkracht
bevoegd was om leerlingen op een basisschool van elke groep les te
geven, valt - zonder nadere toelichting die ontbreekt - niet in te zien
dat [persoon 1] door deze omstandigheid niet in staat zou zijn geweest
om op een zorgvuldige wijze te surveilleren.
Ook de omstandigheid dat de leerkracht op het speelplein geen
spelstructuur heeft aangebracht, brengt naar het oordeel van de
rechtbank niet mee dat hierdoor geen sprake was van een verantwoorde
wijze van toezicht houden.
3.15 De stelling van [eisers] dat [persoon 1] de voetballende jongens
op het moment van het ongeval niet kon zien wegens onoverzichtelijkheid
van het schoolplein hebben [eisers] naar aanleiding van de betwisting
hiervan door de gemeente onvoldoende gemotiveerd gehandhaafd. Weliswaar
hebben [eisers] ter comparitie als reactie op de betwisting van de
gemeente gewezen op een als productie 6 bij dagvaarding overgelegde
situatieschets waaruit de juistheid van hun stelling zou blijken, maar
zonder toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat [persoon 1]
vanaf haar plaats op het schoolplein de voetballende jongens niet kon
zien. Bovendien is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de hiervoor
onder 3.13 weergegeven norm, een zorgvuldige wijze van toezicht niet
inhoudt dat de leerkracht te allen tijde vanaf haar plek op het
schoolplein alle leerlingen moet kunnen zien.
3.16 Ook de stelling van [eisers] dat het toezicht onvoldoende was
omdat [persoon 1] tijdens lestijd (en derhalve niet tijdens de
reguliere pauzetijd) naar buiten is gegaan waardoor het toezicht op de
voetballende jongens tot nihil was gereduceerd (nu - zo begrijpt de
rechtbank - er niet ook andere leerkrachten aan het surveilleren
waren), treft geen doel. Immers, zoals de rechtbank hiervoor heeft
overwogen, is één leerkracht op 18 normaal begaafde leerlingen van 8/9
jaar een gebruikelijke en verantwoorde manier van toezicht houden.
3.17 [eisers] hebben voorts ter onderbouwing van hun stelling dat er
onvoldoende toezicht was, gesteld dat een vriendje van [persoon 2],
[persoon 6], voorafgaand aan het ongeval al twee keer op het dak waren
geklommen, en dat dit in redelijkheid niet aan de waarneming van
[persoon 1] kan zijn ontgaan, tenzij [persoon 1] geen toezicht hield op
de voetballende jongens. De gemeente betwist de juistheid van deze
stelling van [eisers] en stelt in dit verband het volgende. De pauze
begon om 14.30 uur en het ongeval vond plaats om ca. 14.45 uur. Vlak
voordat het ongeval plaatsvond, werd [persoon 1] aangesproken door een
meisje en liep zij met dit meisje weg van de voetballende jongens. Het
is onmogelijk dat tussen het moment dat [persoon 1] wegliep van de
jongens en het moment van het ongeval, een andere jongen twee maal op
het dak is geklommen om er een bal af te halen. [eisers] hebben als
reactie hierop bij conclusie van repliek een (ongedateerde) verklaring
overgelegd van (drie van) de voetballende jongens, die als volgt luidt:
“Hierbij verklaren wij dat er op 31-03-06 toen wij aan het voetballen
waren dat er al eerder een klasgenoot ([persoon 5]) op de dak is
geweest om de bal te pakken, en toen de bal weer op de dak was toen
ging [persoon 2]. En allebei de keren was de juf niet bij en heeft het
ook niet gezien.”
en een (ongedateerde) verklaring van [persoon 6], ook een van de voetballende jongens, die luidt:
“Verklaart dat hij met het incident ook op het dak geweest.”
3.18 De rechtbank begrijpt de stellingname van [eisers] aldus dat de
omstandigheid dat de voetballende jongens twee keer eerder (dan wel één
keer als wordt uitgegaan van de verklaring van de voetballende jongens)
een bal van het dak hebben gehaald, en de omstandigheid dat het ongeval
uiteindelijk plaatsvond, meebrengen dat [persoon 1] onvoldoende
toezicht op de jongens heeft gehouden. De rechtbank is van oordeel dat
deze enkele omstandigheden, gelet op de hiervoor weergegeven norm, niet
tot de conclusie leiden dat onvoldoende toezicht is gehouden en de
school en daarmee de gemeente een onrechtmatige daad heeft gepleegd.
Dit kan anders zijn indien komt vast te staan dat [persoon 1] wist of
behoorde te weten dat deze jongens regelmatig op het dak klommen dan
wel dat zij tijdens de betreffende pauze had gezien dat de jongens op
het dak klommen, en er derhalve van haar op dit punt een extra
oplettendheid kon worden verwacht. Dit is evenwel gesteld noch
gebleken. In dit verband wijst de rechtbank erop dat [eisers] bij
dagvaarding hebben gesteld dat normaal gesproken de bal door de
schoolmeester met een ladder van het dak wordt gehaald en dat [persoon
2] heeft verklaard dat, als er een bal op het dak lag, zij meester
[persoon 3] waarschuwden die met een ladder kwam en de ladder vasthield
als zij de bal van het dak haalden, en dat als meester [persoon 3] er
niet was zij aan een kind van groep 7 of 8 vroegen of die de bal van
het dak wilde halen. Uit deze stellingen leidt de rechtbank af dat deze
jongens normaal gesproken niet op het dak klommen om een bal te pakken.
Weliswaar heeft de gemeente ter comparitie verklaard dat het vaker
gebeurde dat kinderen toch op het dak klommen, maar hieruit volgt niet
dat [persoon 2] en zijn vriendjes vaker op het dak klommen. Voorts
volgt uit de door [eisers] bij conclusie van repliek overgelegde
verklaring van de andere voetballende jongens dat in de betreffende
pauze een keer eerder een bal van het dak was gehaald door een jongen
en dat [persoon 1] er niet bij was en het ook niet heeft gezien.
3.19 De omstandigheid dat, zoals [eisers] stellen, het een
ervaringsfeit is dat wanneer een bal tijdens het voetballen op het dak
komt, kinderen op dat dak zullen klimmen waneer dat mogelijk is, brengt
in casu niet mee dat de school voor een andere wijze van toezicht had
dienen te kiezen. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat als
vaststaand kan worden aangenomen dat de school de leerlingen heeft
verboden om op het hek c.q. dak te klimmen en dat zij als er een bal op
het dak lag de conciërge of een andere leerkracht erbij moeten halen,
en dat [persoon 2] dit verbod kende. Van leerlingen in de leeftijd van
8/9 jaar oud met een normale begaafdheid mag worden verwacht dat zij
zich aan zo’n verbod houden. Uit hetgeen de rechtbank hiervoor onder
3.18 heeft overwogen, volgt dat [persoon 2] en zijn vriendjes zich
normaal gesproken aan dit verbod hielden en conform instructie van de
school de conciërge of een andere leerkracht erbij haalden als de
voetbal op het dak lag. Weliswaar betwisten [eisers] bij conclusie van
repliek dat de leerlingen op enige wijze over het gevaar van het dak en
hek zijn gewaarschuwd en een verbod hebben gekregen om ballen van het
dak te halen, maar deze betwisting is in het licht van de verklaring
van [persoon 2] zelf (als bijlage bij het rapport van Commit Arbo),
waarvan de inhoud niet wordt betwist en de verklaring van [eisers] ter
comparitie dat de school zich ervan bewust was dat de kinderen op het
dak konden klimmen omdat ze anders de kinderen hier niet voor had
hoeven waarschuwen, onvoldoende onderbouwd.
3.20 Naar het oordeel van de rechtbank kan in het midden blijven of,
zoals de gemeente stelt, de conciërge de bal van het dak haalde dan
wel, zoals [persoon 2] verklaart, de jongens dat zelf deden met behulp
van een door de conciërge vastgehouden ladder. Van belang is in dit
verband slechts dat het de jongens is verboden om zonder toezicht en
ladder op het dak te klimmen en de bal eraf te halen.
3.21 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat ook indien - na
bewijslevering - zou komen vast te staan dat, zoals [eisers] stellen,
tijdens de pauze en voorafgaand aan het ongeval van [persoon 2] al twee
keer (of één keer) een jongen op het dak was geweest om de bal te
pakken, dat niet het oordeel zou rechtvaardigen dat de gemeente een
onrechtmatige daad heeft gepleegd jegens [eisers] Weliswaar kan in dat
geval worden vastgesteld dat [persoon 1] niet een uiterste mate van
zorgvuldigheid heeft betracht door blijkbaar niet op te merken dat tot
twee keer (of één keer) toe jongens - in strijd met de daarover
gemaakte afspraken - op het dak klommen, maar dit betreft naar het
oordeel van de rechtbank niet een zodanige mate van onzorgvuldigheid
dat hierdoor sprake is van een onrechtmatige gedraging van de gemeente
jegens [eisers]
3.22 [eisers] hebben voorts ter onderbouwing van hun stelling dat er
onvoldoende toezicht was, gesteld dat [persoon 1] niet heeft geholpen
toen [persoon 2] aan het hek was gespiest en dat hierdoor het lijden
van [persoon 2] onnodig is verlengd. De gemeente heeft deze stelling
bij conclusie van antwoord gemotiveerd betwist. Het lag op de weg van
[eisers] om naar aanleiding van deze betwisting hun stellingen
gemotiveerd te handhaven. Nu zij dit hebben nagelaten, wordt deze
stelling als onvoldoende gemotiveerd gehandhaafd, gepasseerd.
3.23 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de rechtbank van oordeel
is dat de gemeente niet onrechtmatig jegens [eisers] heeft gehandeld
doordat de school op 31 maart 2006 onvoldoende toezicht heeft gehouden.
LJN BJ2084