Rb A'dam 241007 patiënt ontbindt behandelingsovk terecht wegens tekortkoming in nakoming door tandar
- Meer over dit onderwerp:
Rb A'dam 241007 patiënt ontbindt behandelingsovk terecht wegens tekortkoming in nakoming door tandarts
4.1. A stelt dat B tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van de behandelingsovereenkomst. Ter onderbouwing van deze stelling heeft A een uitspraak van de CKC van 17 juni 2005, verzonden op 13 september 2005, in het geding gebracht. Hierin heeft de CKC de klachten van A beoordeeld naar aanleiding van hetgeen partijen naar voren hebben gebracht, een op 15 december 2004 door twee tandartsen uitgevoerd mondonderzoek en de bij B opgevraagde tandheelkundige gegevens. De CKC heeft bevonden en geconcludeerd dat de kwaliteit van de brug slecht was vanwege het feit dat deze tekortschoot in de occlusie, de articulatie, de randaansluiting én heeft geleid tot een dwangbeet.
Naar het oordeel van de rechtbank is er geen reden om de juistheid van de conclusies van de CKC in twijfel te trekken.
4.2. Weliswaar heeft B gewezen op de bevindingen van de kaakchirurgen C en D, maar die doen aan de vorenstaande conclusies niet af, nu geen van beiden zich specifiek heeft uitgelaten over de kwaliteit van de brug. C heeft geconcludeerd dat A tandenknarst en dat hij daarvoor een opbeetplaat zou moeten gebruiken. D heeft een wortelkanaalontsteking gediagnostiseerd en behandeld, welke zich in een andere tand bevond dan de geplaatste brug.
B heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de CKC hem ten onrechte niet heeft uitgenodigd het mondonderzoek bij te wonen. Echter, in het onderhavige geval leidt deze omstandigheid niet tot het oordeel dat daarmee de conclusies van het onderzoek zouden zijn beïnvloed en daarmee dat het oordeel van de CKC tot een andere uitkomst zou hebben geleid. B heeft voor het tegendeel onvoldoende aangevoerd.
Tenslotte betwist B dat de CKC “zijn arbeid” heeft beoordeeld, omdat volgens B A zijn gebit reeds door een andere tandarts zou hebben laten behandelen. A heeft gesteld dat hij eerst na het mondonderzoek in december 2004, maar voor de zitting in juni 2005, de brug in Turkije heeft laten vervangen. Daar tegenover heeft B slechts in algemene bewoordingen aangevoerd dat niet uit de uitspraak van de CKC blijkt dat gecontroleerd is dat de door hem uitgevoerde behandelingen zijn beoordeeld. Het had echter op de weg van B gelegen om gemotiveerd te onderbouwen waaruit zou blijken dat A zijn gebit voor het mondonderzoek van 15 december 2004 zou hebben laten behandelen. Nu B dat heeft nagelaten heeft hij dienaangaande onvoldoende gesteld, zodat zijn verweer wordt gepasseerd.
4.3. Gelet op het vorenstaande heeft A de behandelovereenkomst met recht ontbonden wegens een tekortkoming in de nakoming daarvan door B. Daaruit volgt dat in het onderhavige geval wederzijds ongedaanmakingsverbintenissen ontstaan.
A dient het door hem betaalde bedrag ad € 2.657,40 van B retour te ontvangen. De wettelijke rente over voornoemd bedrag is toewijsbaar, nu B dat niet dan wel onvoldoende heeft betwist.
A kan daartegenover - gelet op de aard van de prestatie van B - de genoten behandeling en brug niet terugleveren. Echter, nu B toerekenbaar tekort is geschoten en derhalve de prestatie niet aan de verbintenis heeft beantwoord, wordt de in artikel 6:272 BW genoemde vergoeding ter compensatie daarvan beperkt tot nihil. LJN BB7393