Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Den Haag 160414 suïcide patiënt; geen beroepsfout psychiater; geen onveilige situatie in ziekenhuisgebouw; voldoende nazorg

Rb Den Haag 160414 suïcide patiënt; geen beroepsfout psychiater; geen onveilige situatie in ziekenhuisgebouw; voldoende nazorg

2 De feiten

2.1.
Op 17 oktober 2010 is de partner van [eiseres], mevrouw [patiënt] (hierna: [patiënt]), opgenomen op de afdeling chirurgie van Bronovo in verband met een ileus van de darmen op basis van vergroeiingen na een eerdere buikoperatie. Bij opname heeft [patiënt] aangegeven zowel bij een hartstilstand als bij andere calamiteiten te willen worden beademd en zo nodig te worden overgeplaatst naar de intensive care of de corony care unit (IC/CCU).

2.2.
Op 19 oktober 2010 heeft [patiënt] een buikoperatie ondergaan onder supervisie van dr. [arts 1]. De ingreep verliep ongecompliceerd. Op 20 oktober 2010 werd [patiënt] van de intensive care unit overgebracht naar de verpleegafdeling chirurgie.

2.3.
Op 21 oktober 2010 is door de zaalarts een psychiatrisch consult aangevraagd in verband met matige voedselintake van [patiënt] en verdenking van een eetstoornis. De consultatief psychiatrisch verpleegkundige [verpleegkundige] heeft [patiënt] nog diezelfde dag bezocht. Op 22 oktober 2010 heeft ook psychiater dr. [psychiater] [patiënt] bezocht. De status vermeldt over deze twee consulten onder meer het volgende:
“[verpleegkundige] 21/10/10:
[patiënt]. vertelt haar leven nooit als prettig te hebben ervaren. Is in begin jaren 90 3 jaar opgenomen geweest ivm somberheid. Geeft aan t.a.v. eten te vinden dat haar lichaam zelf herstel moet bewerkstelligen. Eten is voor [patiënt]. laatste tijd vaak reden tot pijnklachten geweest. – steeds minder gaan eten + [patiënt]. zou het niet erg vinden om te overlijden dus ziet het nut van gezond eten op dit moment niet zo in.
[psychiater] 22/10:
[patiënt]. vertelt dat ze het nauwelijks te verdragen vindt dat ze alleen maar geld kost aan de maatschappij en niets te bieden heeft. Hoopt eigenlijk dat de kanker terugkomt. Buik voelt nog vol en gespannen aan, heeft nog schrik van al het braken. Vindt de i.v. voeding niet prettig, zou liever zien dat het lichaam zichzelf heelt (of niet).
? , cogn. in tact, niet psychotisch, wel erg vatbaar voor prikkels
Niet ?...
B/ beschermen tegen overprikkeling”

2.4.
Na het consult van dr. [psychiater] is [patiënt] overgeplaatst van een vierpersoonskamer naar tweepersoonskamer.

2.5.
In de nacht van 24 op 25 oktober 2010 heeft [patiënt] rond 0.30 uur extra pijnmedicatie gevraagd en gekregen in de vorm van paracetamol. Rond 03.00 uur diezelfde nacht heeft [eiseres] een verontrustend s.m.s.-je ontvangen van [patiënt]. Zij is daarop met spoed naar Bronovo gegaan en trof [patiënt] buiten, aan de achterkant van het ziekenhuis, op de grond liggend aan. Nadat [patiënt] op de SEH is onderzocht, werd vastgesteld dat zij was overleden. Zij bleek ongezien haar kamer te hebben verlaten en vervolgens op de hoogste verdieping van het ziekenhuis uit een raam te zijn gesprongen, hetgeen tot fataal letsel heeft geleid.

2.6.
[patiënt] slikte bij leven dagelijks tryptizol, een antidepressivum. Deze medicatie werd haar ambulant verstrekt. In Bronovo is geen onderzoek gedaan naar de bloedwaarden betreffende dit medicijn.

2.7.
Op 26 oktober 2010 heeft dr. [arts 1] telefonisch contact opgenomen met [eiseres] om zijn medeleven te betuigen. Op 15 november 2010 heeft een gesprek plaatsgevonden waarbij onder meer [eiseres] en dr. [psychiater] aanwezig waren.

2.8.
[eiseres] heeft over de gang van zaken rond het overlijden van [patiënt] een klacht ingediend bij de klachtencommissie van Bronovo. De klachtencommissie heeft een verslag van bevindingen opgesteld en bij uitspraak van 11 oktober 2012 geoordeeld dat er geen sprake is geweest van onvoldoende zorg aan [patiënt] c.q. [eiseres], zodat de klacht ongegrond is bevonden.

2.9.
[eiseres] heeft vervolgens een voorlopig getuigenverhoor geëntameerd bij deze rechtbank. Op 23 april 2013 zijn [eiseres], dr. [psychiater] en dr. [arts 1] als getuigen gehoord.

2.10.
Ondanks verzoeken daartoe van de zijde van [eiseres] heeft Bronovo tot op heden geweigerd aansprakelijkheid te erkennen.

3 Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert samengevat - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
-te verklaren voor recht dat Bronovo aansprakelijk is voor het overlijden van [patiënt] en gehouden is tot vergoeding van alle geleden en nog te lijden schade, voortvloeiende uit het overlijden van [patiënt] op 25 oktober 2010,
-Bronovo te veroordelen tot betaling aan [eiseres] van die schade, nader op te maken bij staat,
-met veroordeling van Bronovo in de kosten van deze procedure.

3.2.
[eiseres] legt aan haar vorderingen ten grondslag een tekortschieten van Bronovo in de nakoming van de geneeskundige behandelingsovereenkomst met [patiënt] en onrechtmatig handelen van Bronovo. Zij stelt - zakelijk weergegeven - dat dr. [psychiater] een beroepsfout heeft gemaakt door het suïcide risico niet juist in te schatten en geen onderzoek te doen naar de tryptizol-waarden van [patiënt]. Voorts is onvoldoende aandacht besteed aan de pijnklachten van [patiënt]. Daarnaast stelt [eiseres] dat de opstal van het ziekenhuis onvoldoende veiligheid bood aan patiënten, nu de ramen volledig open kunnen, zodat suïcide door uit het raam te springen mogelijk is. Tot slot verwijt [eiseres] Bronovo dat de nazorg aan haar na het voorval onvoldoende is geweest.

3.3.
Bronovo voert gemotiveerd verweer.

3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling
Tekortschieten in de nakoming van de geneeskundige behandelingsovereenkomst?

4.1.
Maatgevend voor de beoordeling of sprake is van tekortschieten van Bronovo in de nakoming van de geneeskundige behandelingsovereenkomst is of bij de behandeling van [patiënt] door dr. [psychiater] (of een andere beroepsbeoefenaar die [eiseres] verwijt een beroepsfout te hebben gemaakt) is gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend psychiater (of beroepsbeoefenaar) in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.

4.2.
[eiseres] verwijt dr. [psychiater], kort gezegd, dat zij onvoldoende rekening heeft gehouden met de psychiatrische voorgeschiedenis van [patiënt] en zij meent dat het vele braken van [patiënt] aanleiding had behoren te zijn voor dr. [psychiater] om de tryptizol-bloedwaarden te laten bepalen.

4.3.
De rechtbank stelt vast dat dr. [psychiater], een ervaren psychiater, een dag nadat de psychiatrisch verpleegkundige met [patiënt] had gesproken, in consult is geroepen. Dr. [psychiater] heeft over hetgeen zij toen met [patiënt] heeft besproken gedetailleerd verklaard in het voorlopig getuigenverhoor. Zo heeft zij verklaard dat de psychiatrische achtergrond van [patiënt] onderwerp van gesprek is geweest. Zij verklaarde voorts:
“Mijn indruk van mevrouw [patiënt] was dat zij kwetsbaar was. Zij was niet in de war en niet suïcidaal (…). Ik heb zeker suïcidaliteit afgewogen, maar dit was niet aan de orde. Mevrouw [patiënt] zei: ik accepteer dan maar de behandeling, want ik wil leven vanwege mijn relatie met mevrouw [eiseres] en één van mijn honden (…)” Nu dr. [psychiater] blijkens deze verklaring nadrukkelijk heeft getoetst of sprake was van suïcide dreiging, terwijl geen feiten of omstandigheden zijn gesteld of gebleken waaruit volgt dat zij had moeten concluderen dat op dat moment van een dergelijke dreiging sprake was, treft haar rechtens geen verwijt van professionele onzorgvuldigheid. Daaraan doet niet af dat [patiënt] enkele dagen later toch zelfmoord heeft gepleegd. Geconcludeerd moet worden dat - helaas - sprake is geweest van een impuls-suïcide. Ook een adequate psychiatrische beoordeling kan dergelijk handelen niet voorkomen. De rechtbank tekent nog aan dat niet in geschil is dat [patiënt] bij opname te kennen heeft gegeven in een voorkomend geval bij een calamiteit gereanimeerd te willen worden en dat [eiseres] zelf de avond voor het overlijden geen enkele indicatie had dat een zelfmoord dreigde, zodat ook om deze redenen van een impulsieve handeling van [patiënt] moet worden uitgegaan.

4.4.
De omstandigheid dat dr. [psychiater] het niet noodzakelijk heeft geacht om een bloedwaarden-onderzoek te gelasten, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Terecht heeft Bronovo er op gewezen dat in het gesprek met dr. [psychiater] duidelijk werd dat [patiënt] haar medicijnen correct innam, hetgeen overigens strookt met de eigen verklaring van [eiseres] dat [patiënt] altijd heel trouw haar antidepressiva slikte. Aan de stelling dat [patiënt] als gevolg van langdurig braken een acuut tekort aan antidepressiva moet hebben gekregen, waarop dr. [psychiater] bedacht had moeten zijn, wordt voorbij gegaan. Daargelaten dat niet is komen vast te staan dat [patiënt] ten tijde van het consult van dr. [psychiater] nog veel braakte, is onweersproken gebleven dat een anti-depressivum snel wordt opgenomen in het lichaam, zodat ook bij braken sprake kan zijn van opname van (een voldoende deel van) de werkzame stof. Ook is niet gemotiveerd weersproken dat dit anti-depressivum, ook bij stoppen van inname, nog langere tijd nawerkt. Onder voormelde omstandigheden was voor bloedanalyse ten tijde van de beoordeling door dr. [psychiater] dan ook geen aanleiding.

4.5.
[eiseres] stelt voorts dat Bronovo onvoldoende aandacht heeft besteed aan de heftige pijnklachten die [patiënt] had na de operatie. Die pijn moet haar tot wanhoop hebben gedreven, hetgeen er toe moet hebben bijgedragen dat zij tot de suïcide heeft besloten, aldus [eiseres]. De rechtbank oordeelt dat deze stelling onvoldoende feitelijk is onderbouwd. Blijkens het verpleegkundig dossier is immers rond half een ’s nachts op haar verzoek extra pijnmedicatie aan [patiënt] verstrekt, waarna [patiënt] zou zijn gaan slapen. Dr. [arts 1] heeft dienovereenkomstig verklaard dat zijn collega [arts 2] de extra pijnstilling heeft laten toedienen. Van onzorgvuldig handelen van een andere behandelaar dan dr. [psychiater] is derhalve geen sprake.

4.6.
Geconcludeerd moet dan ook worden dat van een beroepsfout van dr. [psychiater] of een enig andere behandelaar van [patiënt] geen sprake is geweest en derhalve evenmin van tekortschieten van Bronovo in de nakoming van de geneeskundige behandelingsovereenkomst.

Onrechtmatig handelen?
4.7. [eiseres] verwijt Bronovo voorts dat het ziekenhuis beschikt over ramen die geheel kunnen worden geopend. Daarmee heeft Bronovo een onveilige situatie in het leven geroepen die strijdig is met de bescherming die het ziekenhuis patiënten behoort te bieden. Het had op de weg van Bronovo gelegen het gebouw zodanig in te richten dat patiënten niet in een onbewaakt ogenblik uit het raam kunnen springen, aldus [eiseres]. Zij beroept zich in dit verband op de zogenoemde kelderluikcriteria.

4.8.
Bronovo stelt zich op het standpunt dat het ziekenhuisgebouw voldoet aan de daaraan te stellen eisen en er geen (bouw)verordening bestaat die Bronovo verplicht tot het installeren van ramen die niet open kunnen. De rechtbank volgt Bronovo in haar verweer. Terecht heeft Bronovo naar voren gebracht dat het hier een algemeen ziekenhuis betreft dat over het algemeen bevolkt wordt door wilsbekwame patiënten. Dat brengt met zich dat Bronovo -anders dan een psychiatrisch ziekenhuis- er in beginsel niet op bedacht hoeft te zijn dat een patiënt zich in het ziekenhuis zal willen suïcideren. Ook is niet gebleken dat het ziekenhuis enig bouwkundig voorschrift heeft overschreden, terwijl onweersproken is gebleven dat de ramen in het Bronovo wel valbeveiliging hebben. Van het doen of laten bestaan van een gevaarlijke situatie is derhalve geen sprake. Voorts heeft Bronovo benadrukt dat voor patiënten waarbij op enig moment wel suïcide gevaar valt te duchten overplaatsing wordt geregeld, teneinde de noodzakelijke beschermingsmaatregelen te kunnen nemen. Nu dr. [psychiater] bij [patiënt] een dergelijk gevaar niet aanwezig achtte, is het niet onzorgvuldig te achten dat [patiënt] de vrijheid had zich binnen het ziekenhuis te verplaatsen en zij de mogelijkheid had een raam geheel te openen.
|
4.9.
Ten slotte verwijt [eiseres] het ziekenhuis onvoldoende nazorg te hebben betracht. [eiseres] heeft zich, nadat zij [patiënt] buiten had gevonden, zeer alleen gevoeld en heeft zich toen, maar ook nadien, onvoldoende door Bronovo gesteund geacht. Volgens [eiseres] is niet adequaat gereageerd, noch door het verpleegkundig personeel, dat volgens [eiseres] volledig in paniek was na de vondst van [patiënt], noch door de behandelend artsen op de Spoed Eisende Hulp.

4.10.
De rechtbank stelt voorop dat niet in geschil is dat het voor [eiseres] uiterst schokkend is geweest om haar partner midden in de nacht buiten het ziekenhuis aan te treffen in de toestand waarin [patiënt] zich bevond. Het ziekenhuis heeft ter zitting te kennen gegeven bij analyse van de gebeurtenissen te hebben vastgesteld dat de eerste opvang van [eiseres] niet optimaal is geweest. Zij heeft gemotiveerd bestreden dat zij nadien geen nazorg heeft willen verlenen. Het ziekenhuis heeft voorts medegedeeld dat inmiddels naar aanleiding van deze dramatische gebeurtenis een protocol is opgesteld, waarin is vastgelegd dat bij calamiteiten de dienstdoend psychiater direct in huis moet worden geroepen voor nazorg aan nabestaanden.

4.11.
Hoezeer de rechtbank ook invoelbaar acht dat [eiseres] de eerste opvang als onvoldoende heeft ervaren, leidt de wijze waarop [eiseres] is opgevangen direct nadat zij [patiënt] buiten had gevonden, niet tot de conclusie dat in dit opzicht sprake is van onrechtmatig handelen of nalaten van Bronovo jegens haar. Weliswaar is de aandacht voor de emoties van [eiseres] de betreffende nacht zeer beperkt gebleven, in de gegeven omstandigheden is dit niet onbegrijpelijk en in ieder geval niet zodanig onzorgvuldig dat daarmee sprake is geweest van onrechtmatig handelen van Bronovo. Het betrof immers een zeer uitzonderlijke crisissituatie, die zich midden in de nacht bij een beperkte personeelsbezetting voordeed en waarbij de eerste (medische) zorg vanzelfsprekend uitging naar [patiënt], als patiënt van het ziekenhuis. Dat de nazorg nadien zover onder de maat is gebleven dat van onrechtmatig handelen van Bronovo kan worden gesproken, is voorts niet gebleken. Immers, vast staat dat dr. [arts 1] [eiseres] kort na het overlijden heeft gebeld om zijn medeleven te betuigen en Bronovo heeft ingestemd met nader overleg met [eiseres] op 15 november 2010, waarbij ook dr. [psychiater] betrokken was. Tevens is niet weersproken dat Bronovo psychische begeleiding van [eiseres] door dr. [psychiater] heeft aangeboden. Het enkele feit dat [eiseres] daarop niet is ingegaan doet aan het aanbod van Bronovo niet af.ECLI:NL:RBDHA:2014:4728