Overslaan en naar de inhoud gaan

RBNHO 080721 VDO tzv mogelijk gemiste diagnose darmkanker, vraagstelling MDL-arts en Juridische Commissie NVVP

RBNHO 080721 VDO tzv mogelijk gemiste diagnose darmkanker, vraagstelling MDL-arts en Juridische Commissie NVVP

1De zaak in het kort
Het gaat om een verzoek tot het benoemen van twee medisch deskundigen. Volgens [verzoeker] heeft NWZ de diagnose darmkanker gemist bij [xxx] , die inmiddels is overleden. [verzoeker] wil als erfgenaam van [xxx] de proceskansen kunnen beoordelen voor een eventuele medische aansprakelijkheidszaak. NWZ en Centramed zijn het eens met het verzoek om twee deskundigen te benoemen, maar hebben een andere deskundige en andere vragen voorgesteld. De rechtbank wijst het verzoek toe en benoemt de NVVP en dr. Russel als deskundigen.

(.... red. LSA LM)

3Feiten
3.1.
Van 2017 tot begin 2020 is [xxx] onder behandeling geweest bij de NWZ in verband met darmklachten. NWZ heeft de diagnose darmkanker niet gesteld. In maart 2020 is in het Amsterdam UMC wel de diagnose darmkanker gesteld. [xxx] was op dat moment niet meer curatief te behandelen. [xxx] is na indiening van haar verzoekschrift in maart 2021 overleden. Haar erfgenamen hebben deze procedure voortgezet. Centramed is de verzekeraar van de NWZ.

4Het geschil
4.1.
[verzoeker] verzoekt dat de rechtbank een voorlopig deskundigenbericht zal bevelen en de heer Rauws (MDL-arts) en de Juridische Commissie van de Nederlandse Vereniging van Pathologie (hierna: de NVVP) als deskundigen benoemt. Volgens [verzoeker] heeft NWZ niet zorgvuldig gehandeld jegens [xxx] , als gevolg waarvan [xxx] schade heeft geleden. Volgens [verzoeker] is NWZ is toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de behandelingsovereenkomst met [xxx] .

4.2.
NWZ en Centramed verzetten zich niet tegen inwilliging van het verzoek, maar voeren wel bezwaren aan tegen de door [verzoeker] voorgestelde persoon van de MDL-arts en de vraagstelling.

5De beoordeling
5.1.
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek ter zake dienend en voldoende concreet is en feiten behelst die met een deskundigenonderzoek kunnen worden bewezen. [verzoeker] heeft als erfgenaam van [xxx] voldoende belang bij het verzoek, dus het verzoek zal worden toegewezen.

5.2.
Partijen hebben geen overeenstemming bereikt over de volgorde van de deskundigenonderzoeken, de persoon van de deskundigen en de vraagstelling. De rechtbank zal deze onderwerpen hieronder apart behandelen en daarover beslissen.

I. Volgorde van de onderzoeken

5.3.
NWZ c.s. hebben voorgesteld om eerst de NVVP onderzoek te laten doen, en daarna de MDL-arts, omdat de MDL-arts dan rekening kan houden met de bevindingen van de NVVP. [verzoeker] was het hier tijdens de zitting mee eens, maar heeft aangegeven dat de onderzoeken ook gelijktijdig kunnen plaatsvinden waarmee tijdwinst kan worden behaald. Volgens NWZ c.s. moeten de onderzoeken door de MDL-deskundige en de NVVP niet gelijktijdig worden verricht uit oogpunt van zorgvuldigheid en kosten.

5.4.
De rechtbank is van oordeel dat de NVVP eerst onderzoek dient te doen en daarna de MDL-arts. In dat geval kan de MDL-arts de resultaten van het onderzoek van de NVVP meenemen in zijn onderzoek.

II. De persoon en het specialisme van de deskundige

De NVVP

5.5.
Partijen hebben overeenstemming over het feit dat de NVVP benoemd moet worden als deskundige. De rechtbank heeft de NVVP verzocht het onderzoek te verrichten. De NVVP heeft verklaard bereid te zijn en vrij te staan om het onderzoek te verrichten. De rechtbank zal daarom tot benoeming van de NVVP als deskundige overgaan.

MDL-arts

5.6.
[verzoeker] heeft voorgesteld om de heer E.A.J. Rauws, MDL-arts, te benoemen als deskundige. NWZ c.s. hebben aangevoerd dat Rauws niet de aangewezen persoon is om als deskundige op te treden, omdat hij de opleider is geweest van [yyy] , die als MDL-arts van NWZ in 2017 betrokken is geweest bij het onderzoek bij [xxx] . NWZ c.s. hebben voorgesteld om dr. M.G.V.M. Russel (hierna: Russel), MDL-arts, te benoemen als deskundige.

Volgens [verzoeker] moet de zaak beoordeeld worden door een professor werkzaam in een academisch ziekenhuis, omdat van een dergelijke deskundige betere rapporten kunnen worden verwacht en omdat zij het zich minder kunnen permitteren om dubieuze stellingen in te nemen. [verzoeker] heeft in dat kader voorgesteld dr. M.J. Bruno of dr. A.A.M. Masclee te benoemen als deskundige.

5.7.
Anders dan [verzoeker] is de rechtbank van oordeel dat niet vereist is dat de te benoemen MDL-arts werkzaam is in een academisch ziekenhuis. Het maakt voor de beoordeling van het handelen van de MDL-arts geen verschil of deze in een perifeer of academisch ziekenhuis werkzaam is. De norm waaraan het professioneel handelen wordt getoetst, is dezelfde, namelijk of de MDL-arts in de gegeven omstandigheden heeft gehandeld volgens de geldende medisch professionele standaard. De rechtbank ziet in deze zaak geen meerwaarde in het benoemen van een professor werkzaam in een academisch ziekenhuis. [verzoeker] heeft geen concrete bezwaren geuit tegen de persoon van Russel. De rechtbank is van oordeel dat Russel de vereiste deskundigheid heeft, omdat hij MDL-arts en opleider MDL is. De rechtbank heeft Russel verzocht het onderzoek te verrichten. Russel heeft verklaard bereid te zijn en vrij te staan om het onderzoek te verrichten. De rechtbank zal daarom tot benoeming van Russel als deskundige overgaan.

III. Vraagstelling

5.8.
[verzoeker] heeft in eerste instantie voorgesteld om aan de deskundigen de vragen te stellen zoals opgenomen bij punt 50 van het verzoekschrift.

5.9.
NWZ c.s. hebben aangevoerd dat een deel van de vragen aan de NVVP moeten worden gesteld en een ander deel aan de MDL-arts. Daarnaast hebben NWZ c.s. bezwaar gemaakt tegen door [verzoeker] voorgestelde vragen en aanvullende vragen voorgesteld (randnummers 25 t/m 29 verweerschrift). NWZ c.s. hebben ten slotte aangegeven dat de procedure en vraagstelling als vermeld in de handleiding van de NVVP (overgelegd als bijlage bij de pleitaantekeningen) gevolgd moet worden bij het onderzoek door de NVVP.

5.10.
[verzoeker] heeft aangegeven dat de term ‘professionele standaard’ niet gebruikt mag worden in de vraagstelling zoals voorgesteld door NWZ c.s., omdat deze onder andere gevormd wordt door de wettelijke bepalingen en jurisprudentie en dus een juridisch oordeel inhouden. De deskundige dient alleen een medisch en geen juridisch oordeel te geven. [verzoeker] stemt daarom niet in met de door NWZ c.s. voorgestelde vragen 1 t/m 3. Wel stemt [verzoeker] in met de toelichting van NWZ c.s. tussen de vragen 3 en 4 en het feit dat de vragen aan de NVVP en de MDL-arts uit elkaar moeten worden getrokken. De aangepaste vraagstelling van [verzoeker] is opgenomen in de pleitaantekeningen van mr. Zwart.

De NVVP

5.11.
De rechtbank is van oordeel dat de handleiding en vraagstelling van de NVVP gevolgd dient te worden bij het onderzoek door de NVVP. [verzoeker] heeft hier ook geen concrete bezwaren tegen geuit, anders dan dat er een extra onderwerp aan de vraagstelling moet worden toegevoegd. Volgens [verzoeker] moet de NVVP namelijk niet alleen de preparaten/coupes beoordelen, maar ook het handelen eromheen zoals het interne overleg, het verwerpen van een diagnosestelling en de communicatie hierover.

De rechtbank volgt [verzoeker] in dit standpunt. De NVVP moet dan ook oordelen over het punt van twijfel over de diagnose en het niet doen van een mededeling daarover aan [xxx] . De rechtbank kan echter niet beoordelen of er een mededelingsplicht bestond en zo ja op wie deze rustte en zal daarom ook de NVVP vragen:

“Is het gebruikelijk om de aanpassing/verwerping van een diagnose, zoals besproken tijdens een intern consult, met een patiënt te bespreken? Zo ja door wie dient dit met de patiënt te worden besproken? Wilt u uw antwoord zoveel als mogelijk motiveren en daarbij zo mogelijk verwijzen naar literatuur, protocollen, richtlijnen, etc.?”

MDL-arts

5.12.
De rechtbank zal grotendeels de vraagstelling van NWZ c.s. aanhouden. De rechtbank verwerpt de stelling van [verzoeker] dat de term professionele standaard niet gehanteerd kan worden in de vraagstelling. Deze term sluit namelijk aan bij de norm van een redelijk handelend en redelijk bekwaam vakgenoot. Die norm wordt gebruikelijk gehanteerd in een vraagstelling bij medische deskundigenonderzoeken. Het gaat, zoals NWZ c.s. terecht stellen, om vraag hoe gehandeld had moeten worden, en niet zoals [verzoeker] stelt, hoe gehandeld had kunnen worden. [verzoeker] heeft terecht opgemerkt dat zowel de term ‘medisch professionele standaard’ als ‘professionele standaard’ gebruikt wordt in de vraagstelling van NWZ c.s. De rechtbank zal de term ‘medisch professionele standaard’ aanhouden.

De rechtbank volgt [verzoeker] ook in zijn stelling dat het juridisch oordeel is voorbehouden aan de rechter. In de Leidraad deskundigen in civiele zaken staat echter al dat een deskundige moet antwoorden vanuit zijn eigen, in dit geval medische, professie. Om die reden hoeft dit niet (ook) terug te komen in de vraagstelling zelf.

Gelet op het standpunt van [verzoeker] over het missen van de diagnose in mei/juni 2017 en de informatieverstrekking hierover zal de rechtbank de in 5.11 vermelde vraag eveneens aan de MDL-arts voorleggen.

IV. Voorschot

5.13.
Partijen zijn het erover eens dat zij beiden de helft van de deskundigenkosten zullen dragen. [verzoeker] heeft verzocht om te bepalen dat de bijdrage van [verzoeker] in debet wordt gesteld, omdat hij op basis van een toevoeging procedeert.

5.14.
De rechtbank zal bepalen dat het voorschot van de deskundige door beide partijen bij helfte moet worden betaald. Omdat [verzoeker] met een toevoeging procedeert, zal echter aan hem geen voorschot worden opgelegd.

5.15.
De NVVP heeft aangegeven haar kosten te begroten op € 3.500,- ex btw (€ 4.235,- inclusief btw). Partijen hebben geen bezwaren aangevoerd tegen de kostenbegroting. De rechtbank zal het voorschot dan ook op dit bedrag bepalen. Russel heeft aangegeven zijn kosten te begroten op maximaal € 1.350,- (10 uur x uurtarief € 135,- inclusief btw). Partijen hebben geen bezwaren aangevoerd tegen de kostenbegroting. De rechtbank zal het voorschot dan ook op dit bedrag bepalen.

5.16.
De rechtbank wijst erop dat nadat het onderzoek door de deskundigen heeft plaatsgevonden en in het geval er geen bodemprocedure wordt ingesteld, de rechtbank op grond van artikel 205 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) moet bepalen wie van beide partijen de kosten van de deskundige uiteindelijk moet betalen. Voor deze beslissing is de inhoud van het rapporten van de deskundigen van belang. Als de uitkomst van het onderzoeken daartoe aanleiding geeft, kan dit tot gevolg hebben dat [verzoeker] alsnog de kosten van de deskundigen zelf zal moeten betalen.

V. Ten slotte

5.17.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.

5.18.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige toestuurt, moet zij daarvan direct afschrift aan de wederpartij verstrekken.

6De beslissing
De rechtbank

6.1.
beveelt allereerst een onderzoek door de Juridische Commissie van de NVVP ter beantwoording van de volgende vragen:

De vragen zoals neergelegd in de ‘Handleiding herbeoordelingsprocedure bij een vermeende diagnostische fout’ van de NVVP,

Is het gebruikelijk om de aanpassing/verwerping van een diagnose, zoals besproken tijdens een intern consult, met een patiënt te bespreken? Zo ja door wie dient dit met de patiënt te worden besproken? Wilt u uw antwoord zoveel als mogelijk motiveren en daarbij zo mogelijk verwijzen naar literatuur, protocollen, richtlijnen, etc.?

6.2.
beveelt, voor de periode nadat de NVVP haar onderzoek heeft afgerond, een onderzoek door een MDL-arts ter beantwoording van de volgende vragen:

Wilt u aangeven of naar uw mening bij de behandeling van betrokkene in het Noordwest in de periode vanaf mei 2017 tot januari 2020 is gehandeld in overeenstemming met de op dat moment geldende medisch professionele standaard? Wilt u uw antwoord zoveel als mogelijk motiveren en daarbij zo mogelijk verwijzen naar literatuur, protocollen, richtlijnen, etc.?

Indien u tot het oordeel komt dat er niet in overeenstemming met de medisch professionele standaard is gehandeld, wilt u dan aangeven hoe er wel gehandeld had moeten worden? Wilt u uw antwoord zoveel als mogelijk motiveren en daarbij zo mogelijk verwijzen naar literatuur, protocollen, richtlijnen, etc.?

Indien u tot het oordeel komt dat er niet in overeenstemming met de medisch professionele standaard is gehandeld, wilt u dan aangeven in welke zin het beloop voor betrokkene anders zou zijn geweest?

Het begrip ‘medisch professionele standaard’ dient u hierbij op te vatten als: het geheel van kennis, regels en normen waaraan een medische beroepsbeoefenaar is gehouden, blijkt uit de opleiding(seisen), inzichten uit de praktijk, wetenschappelijke literatuur op het vakgebied, protocollen, gedragsregelen, wettelijke bepalingen en jurisprudentie.

U dient deze vraag zo feitelijk mogelijk te beantwoorden. Het is niet de bedoeling dat u in uw antwoord aangeeft in hoeverre een eventuele afwijking in uw ogen aanvaardbaar, redelijk of verwijtbaar is. Wat hier wordt gevraagd, is derhalve geen subjectief maar een zo objectief mogelijk oordeel.

4. Indien in uw ogen sprake is geweest van een afwijking van de medisch professionele standaard, wilt u dan zo uitvoerig en gemotiveerd mogelijk aangeven waaruit dit handelen of nalaten heeft bestaan en hoe wel gehandeld had moeten worden? Wilt u bij uw antwoord zo mogelijk relevante literatuur vermelden?

Meestal zal het niet mogelijk zijn om deze vraag met zekerheid te beantwoorden. Van u wordt ook niet gevraagd zekerheid te bieden. Wel wordt gevraagd of u vanuit uw kennis en ervaring op uw vakgebied uw mening wilt geven over kansen en waarschijnlijkheden. Het is dus de bedoeling dat u aangeeft, wat u op grond van uw deskundigheid op uw vakgebied op deze vraag kunt antwoorden.

5. Is het gebruikelijk om de aanpassing/verwerping van een diagnose, zoals besproken tijdens een intern consult, met een patiënt te bespreken? Zo ja door wie dient dit met de patiënt te worden besproken? Wilt u uw antwoord zoveel als mogelijk motiveren en daarbij zo mogelijk verwijzen naar literatuur, protocollen, richtlijnen, etc.?

6. Heeft u naar aanleiding van uw bevindingen, binnen uw vakgebied en in het kader van de aan u verstrekte opdracht overige relevante opmerkingen of therapeutische suggesties die u naar voren wilt brengen?

6.3.
benoemt tot deskundigen:

1De Juridische Commissie van de NVVP
correspondentieadres: postbus 2040, 3000 CA, Rotterdam

telefoon: 010-704 43 95

email-adres: i.vanwoerkom@erasmusmc.nl

2Dr. M.G.V.M. RUSSEL (....red. LSA LM)

het voorschot

6.4.
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundigen vast op de door de deskundigen begrote bedragen van:

NVVP: € 4.235,- inclusief btw

Russel: € 1.350,- inclusief btw

6.5.
bepaalt dat NWZ c.s. de helft van het voorschot dient over te maken binnen twee weken na de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,

6.6.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,

6.7.
legt aan [verzoeker] geen voorschot op,

het onderzoek

6.8.
bepaalt dat [verzoeker] het procesdossier in afschrift aan de deskundigen dient te doen toekomen,

6.9.
bepaalt dat de deskundigen het onderzoek zelfstandig zullen instellen op de door de deskundigen in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,

6.10.
wijst de deskundigen erop dat:

-
de deskundigen voor aanvang van het onderzoek dienen kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie),

-
de deskundigen het onderzoek onmiddellijk dienen te staken en contact dienen op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,

6.11.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundigen dienen te verstrekken indien deze daarom verzoeken, de deskundigen toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundigen ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek,

het schriftelijk rapport

6.12.
draagt de NVVP op om uiterlijk vier maanden na deze beslissing een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,

6.13.
draagt de griffier op om na ontvangst van het bericht van de deskundige van NVVP dat bericht door te zenden aan de MDL-arts ten behoeve van zijn onderzoek,

6.14.
draagt de MDL-arts op om uiterlijk twee maanden na aanvang van zijn onderzoek een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,

6.15.
wijst de deskundigen erop dat:

-
uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundigen is gebaseerd,

-
dat de deskundigen [verzoeker] in de gelegenheid moeten stellen om gebruik te maken van zijn inzage- en blokkeringsrecht als bedoeld in art. 7:464 lid 2 onder b BW en, indien [verzoeker] als eerste kennis wenst te nemen van het deskundigenrapport, een concept van dat rapport aan [verzoeker] (eventueel onder gesloten couvert via zijn advocaat) moeten toesturen en [verzoeker] daarbij een termijn van twee weken moeten bieden om aan te geven of [verzoeker] gebruik wil maken van zijn blokkeringsrecht (waarbij [verzoeker] zich van commentaar op het concept moet onthouden),

-
dat, indien [verzoeker] binnen die termijn mededeelt gebruik te maken van zijn blokkeringsrecht, de deskundigen de werkzaamheden onmiddellijk moeten staken en dit aan de rechtbank moeten mededelen,

-
dat, indien [verzoeker] geen gebruik maakt van zijn inzage- of blokkeringsrecht, de deskundigen het concept van het deskundigenrapport aan de advocaten van partijen moeten toezenden

6.16.
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundigen nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundigen geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren. ECLI:NL:RBNHO:2021:6289