Overslaan en naar de inhoud gaan

RBMNE 181122 Mallorcazaak; groepsaansprakelijkheid; vererfd smartengeld, tegenwerping dat SO zélf geen aanspraak heeft gemaakt ism red. & bil.

RBMNE 181122 Mallorcazaak; groepsaansprakelijkheid; vererfd smartengeld, tegenwerping dat SO zélf geen aanspraak heeft gemaakt ism red. & bil.
- zwaar lichamelijk letsel waarvan SO na 5 dagen in ziekenhuis is overleden; rechtbank acht toewijzing van gevorderde € 24.750,- billijk

10.4
Het oordeel van de rechtbank

Groepsaansprakelijkheid en hoofdelijkheid

In de gevallen waarin het geweld door verdachte in vereniging met één of meer anderen is gepleegd, stelt de rechtbank vast dat sprake is van groepsaansprakelijkheid in de zin van artikel 6:166 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Dit geldt zowel voor de (poging(en) tot) doodslag als het openlijk geweld. Dit brengt met zich dat iedere betrokkene hoofdelijk aansprakelijk is voor de als gevolg daarvan geleden schade. Er is namelijk steeds sprake geweest van deelname aan gewelddadige gedragingen in groepsverband en tussen die gedragingen bestaat naar het oordeel van de rechtbank een duidelijke samenhang. Groepsgeweld tegen een persoon (of personen) brengt de kans met zich dat aan die persoon of personen letsel wordt toegebracht, en verdachte heeft dat voor lief genomen. Door gewelddadige deelname aan de groep zijn verdachte en zijn mededaders naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.

Of aan verdachte zelf het opgelopen (zwaar) lichamelijk letsel is tenlastegelegd c.q. bewezenverklaard is daarbij niet van belang. Voor aansprakelijkheid krachtens artikel 6:166 BW is namelijk niet vereist dat een individu uit de groep zelf schade heeft veroorzaakt om daarvoor in civielrechtelijke zin aangesproken te kunnen worden. De regeling beoogt buiten twijfel te stellen dat een deelnemer aan onrechtmatige gedragingen in groepsverband zich niet aan aansprakelijkheid voor de daaruit geresulteerde schade kan onttrekken met het causaliteitsverweer dat de schade ook zonder zijn deelneming zou zijn ontstaan.

10.4.1
Slachtoffers ‘ [café 1] ’

[slachtoffer 9] en [slachtoffer 6]

De rechtbank zal de benadeelde partijen [slachtoffer 9] en [slachtoffer 6] niet-ontvankelijk verklaren in de vorderingen nu verdachte van het ten laste gelegde geweld jegens hen zal worden vrijgesproken.

Nu de benadeelde partijen niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen, zullen de benadeelde partijen in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.4.2
Slachtoffers ‘ [restaurant] ’

Verdachte heeft zich, met de medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] , schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot doodslag op [slachtoffer 7] .

Verdachte heeft, met medeverdachten [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] openlijk in vereniging geweld gepleegd tegen [slachtoffer 7] .

Verdachte heeft, met medeverdachten [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] openlijk in vereniging geweld gepleegd tegen [slachtoffer 8] .

Hij is dus, samen met die medeverdachten, hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] daardoor hebben geleden.

[slachtoffer 7]

Materiële schade

Ten aanzien van de gevorderde reiskosten naar het ziekenhuis in Mallorca ter hoogte van € 45,66, de ziektekosten ter hoogte van € 385,-, en de reiskosten naar het ziekenhuis in Nederland ter hoogte van € 22,80 van de benadeelde partij [slachtoffer 7] geldt dat zij allemaal voldoende zijn onderbouwd, en in rechtstreeks verband staan tot de door verdachte gepleegde strafbare feiten, zodat zij voor vergoeding in aanmerking komen.

De rechtbank is van oordeel dat vordering van de benadeelde partij die ziet op het horloge ter hoogte van € 119,- onvoldoende is onderbouwd, in die zin dat het rechtstreeks verband tussen de strafbare feiten en de schade onvoldoende is komen vast te staan. Het zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren indien de benadeelde partij in dit stadium van de procedure alsnog in de gelegenheid zou worden gesteld om nader bewijs in te brengen. In zoverre kan de benadeelde partij daarom niet in zijn vordering worden ontvangen en kan hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Immateriële schade

De gevorderde immateriële schade ligt op grond van het bepaalde in artikel 6:106 lid 1 sub b BW voor toewijzing gereed, omdat de benadeelde partij door het gepleegde geweld lichamelijk letsel heeft opgelopen in de vorm van onder meer een gebroken duim, en de benadeelde partij door het forse geweld op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Gelet op de aard van het letsel en de normschending, alsmede de hoogte van de schadevergoedingen die doorgaans in soortgelijke zaken worden toegewezen, acht de rechtbank een toewijzing van de gevorderde € 3.000,- billijk.

Proceskosten

Verdachte zal ook worden veroordeeld in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt ter hoogte van € 130,- aan reiskosten van en naar de rechtbank. Anders dan de verdediging heeft gesteld vormt het bepaalde uit artikel 238 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) geen beletsel voor het toekennen van deze reiskosten. Dit komt voort uit het feit dat de benadeelde partij uitsluitend zijn eigen reiskosten vordert, en daarbij niet ook vergoeding vordert van kosten van zijn gemachtigde advocaat.

Eigen schuld

De rechtbank zal op de toe te wijzen schade geen eigen schuld-correctie toepassen in de zin van het bepaalde in artikel 6:101 BW, nu niet is gebleken van een gedraging aan de zijde van de benadeelde partij waardoor zijn schade (mede) zou zijn ontstaan.

[slachtoffer 8]

Materiële schade

De rechtbank is van oordeel dat vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 8] die ziet op de beschadigde kleding ter hoogte van € 150,- onvoldoende is onderbouwd, in die zin dat het rechtstreeks verband tussen het strafbare feit en de schade onvoldoende is komen vast te staan. Het zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren indien de benadeelde partij in dit stadium van de procedure alsnog in de gelegenheid zou worden gesteld om nader bewijs in te brengen. In zoverre kan de benadeelde partij daarom niet in zijn vordering worden ontvangen en kan hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Immateriële schade

De gevorderde immateriële schade ligt op grond van het bepaalde in artikel 6:106 lid 1 sub b BW voor toewijzing gereed, omdat de benadeelde partij door het gepleegde geweld lichamelijk letsel heeft opgelopen aan zijn neus en hoofd. Gelet op de aard van het letsel en de hoogte van de schadevergoedingen die doorgaans in soortgelijke zaken worden toegewezen, acht de rechtbank toewijzing van een vergoeding van € 1.000,- billijk. Het overige gevorderde deel zal worden afgewezen.

Proceskosten

Verdachte zal ook worden veroordeeld in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt ter hoogte van € 91,20 aan reiskosten van en naar de rechtbank. Anders dan de verdediging heeft gesteld vormt het bepaalde uit artikel 238 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) geen beletsel voor het toekennen van deze reiskosten. Dit komt voort uit het feit dat de benadeelde partij uitsluitend zijn eigen reiskosten vordert, en daarbij niet ook vergoeding vordert van kosten van zijn gemachtigde advocaat.

Eigen schuld

De rechtbank zal op de toe te wijzen schade geen eigen schuld-correctie toepassen in de zin van het bepaalde in artikel 6:101 BW, nu niet is gebleken van een gedraging aan de zijde van de benadeelde partij waardoor zijn schade (mede) zou zijn ontstaan. De klap die de benadeelde partij eerder aan een medeverdachte heeft gegeven kan in de omstandigheden van dit geval niet worden aangemerkt als een gedraging die de schade (mede) heeft veroorzaakt.

10.4.3.
Slachtoffers [bar] ’

Verdachte heeft, samen met medeverdachten [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] , openlijk in vereniging geweld gepleegd tegen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] .

Hij is dus, samen met die medeverdachten, hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die de nabestaanden van [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 5] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] daardoor hebben geleden.

[slachtoffer 5]

Materiële schade

Ten aanzien van de gevorderde kosten van de AirBnB op Mallorca ter hoogte van € 157,68, en de kosten van het vliegticket van Mallorca naar Amsterdam ter hoogte van € 145,01 van de benadeelde partij [slachtoffer 5] geldt dat zij voldoende zijn onderbouwd, en in rechtstreeks verband staan tot het door verdachte gepleegde strafbare feit, zodat zij voor vergoeding in aanmerking komen.

In de vordering van de toekomstige schade, te weten het gevorderde eigen risico van de zorgverzekering over 2022 en 2023 ter hoogte van € 770,- zal de benadeelde partij door de rechtbank niet ontvankelijk worden verklaard, nu niet vaststaat dat die schade werkelijk zal worden geleden.

De kosten van de huurauto ter hoogte van € 56,65 zullen worden afgewezen nu deze niet zijn onderbouwd.

De rechtbank is van oordeel dat vorderingen van de benadeelde partij die zien op de huurkosten van de woning ter hoogte van € 2.292,15, alsmede de laminaatvloer ter hoogte van € 645,90 onvoldoende zijn onderbouwd, in die zin dat het rechtstreeks verband tussen het strafbare feit en deze schade onvoldoende is komen vast te staan. Het zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren indien de benadeelde partij in dit stadium van de procedure alsnog in de gelegenheid zou worden gesteld om nader bewijs in te brengen. In zoverre kan de benadeelde partij daarom niet in zijn vorderingen worden ontvangen en kan hij die vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Immateriële schade

De gevorderde immateriële schade ligt op grond van het bepaalde in artikel 6:106 lid 1 sub b BW voor toewijzing gereed, omdat de benadeelde partij door het gepleegde geweld lichamelijk letsel heeft opgelopen aan onder meer zijn hoofd, en de benadeelde partij door het forse geweld tegen de groep waarbij iemand uit de groep ( [slachtoffer 1] ) is omgekomen, op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De benadeelde partij is door het geweld bewusteloos geraakt en werd er na het bijkomen mee geconfronteerd dat een vriend door hetzelfde geweld in coma was geraakt en daarna is overleden. De rechtbank is van oordeel dat laatstgenoemde omstandigheden bijdragen aan de aantasting in de persoon en daarmee de immateriële schade vergroten. Gelet op de aard van het letsel en de normschending, alsmede de hoogte van de schadevergoedingen die doorgaans in soortgelijke zaken worden toegewezen, acht de rechtbank een toewijzing van de gevorderde € 5.000,- billijk.

Proceskosten

Verdachte zal ook worden veroordeeld in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

Eigen schuld

De rechtbank zal op de toe te wijzen schade geen eigen schuld-correctie toepassen in de zin van het bepaalde in artikel 6:101 BW, nu niet is gebleken van een gedraging aan de zijde van de benadeelde partij waardoor zijn schade (mede) zou zijn ontstaan. Het gedrag van de benadeelde partij voorafgaand aan de strafbare feiten kan, wat er verder ook van zij, niet worden aangemerkt als een gedraging die de schade (mede) heeft veroorzaakt.

[slachtoffer 4]

Materiële schade

Ten aanzien van de gevorderde kosten van de AirBnB op Mallorca ter hoogte van € 157,68, de kosten van het bootticket van Mallorca naar Ibiza ter hoogte van € 87,66, de kosten van het vliegticket van Ibiza naar Amsterdam ter hoogte van € 152,45, de kosten van het hotel in Palma de Mallorca ter hoogte van € 56,63, en de kosten van de taxi naar het ziekenhuis op Mallorca ter hoogte van € 32,- van de benadeelde partij [slachtoffer 4] geldt dat zij voldoende zijn onderbouwd, en in rechtstreeks verband staan tot het door verdachte gepleegde strafbare feit, zodat zij voor vergoeding in aanmerking komen.

In de vordering van de toekomstige schade, te weten het gevorderde eigen risico van de zorgverzekering over 2022 en 2023 ter hoogte van € 770,- zal de benadeelde partij door de rechtbank niet ontvankelijk worden verklaard, nu niet vaststaat dat die schade werkelijk zal worden geleden.

De kosten van de huurauto ter hoogte van € 56,65 zullen worden afgewezen nu deze niet zijn onderbouwd.

De kosten voor de kleding voor de begrafenis van [slachtoffer 1] ter hoogte van € 109,94 zullen worden afgewezen nu het rechtstreeks verband tussen bewezen verklaarde strafbare feit en de schade ontbreekt.

De rechtbank is van oordeel dat vordering van de benadeelde partij die ziet op de gederfde inkomsten ter hoogte van € 11.175,15 onvoldoende is onderbouwd. Het zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren indien de benadeelde partij in dit stadium van de procedure alsnog in de gelegenheid zou worden gesteld om nader bewijs in te brengen. In zoverre kan de benadeelde partij daarom niet in zijn vordering worden ontvangen en kan hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Immateriële schade/Schokschade

De vorderding tot schokschade zal worden afgewezen, omdat aan de criteria voor toewijzing ervan niet wordt voldaan. In het bijzonder is onvoldoende gebleken van een zodanige aard en hechtheid van de relatie tussen de benadeelde partij en [slachtoffer 1] dat schokschade kan worden toegewezen.

De gevorderde immateriële schade ligt op grond van het bepaalde in artikel 6:106 lid 1 sub b BW voor toewijzing gereed, omdat de benadeelde partij door het forse geweld tegen de groep waarbij iemand uit de groep ( [slachtoffer 1] ) is omgekomen, op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De benadeelde partij is er, na het geweld tegen hemzelf, mee geconfronteerd dat een vriend door hetzelfde geweld in coma was geraakt en daarna is overleden. De rechtbank is van oordeel dat laatstgenoemde omstandigheid bijdraagt aan de aantasting in de persoon en daarmee de immateriële schade vergroot. Gelet op de aard van de normschending, alsmede de hoogte van de schadevergoedingen die doorgaans in soortgelijke zaken worden toegewezen, acht de rechtbank een toewijzing van € 3.000,- billijk. Voor het overige wordt de vordering afgewezen.

Proceskosten

Verdachte zal ook worden veroordeeld in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

Eigen schuld

De rechtbank zal op de toe te wijzen schade geen eigen schuld-correctie toepassen in de zin van het bepaalde in artikel 6:101 BW, nu niet is gebleken van een gedraging aan de zijde van de benadeelde partij waardoor zijn schade (mede) zou zijn ontstaan.

[slachtoffer 2]

Materiële schade

Ten aanzien van de gevorderde kosten van de AirBnB op Mallorca ter hoogte van € 157,68, de kosten van het bootticket van Mallorca naar Ibiza ter hoogte van € 87,66, de kosten van het vliegticket van Ibiza naar Amsterdam ter hoogte van € 152,45, de kosten van het hotel in Palma de Mallorca ter hoogte van € 56,63, de kosten van de taxi van het ziekenhuis op Mallorca ter hoogte van € 40,-, en de kosten voor het opvragen van de medische informatie ter hoogte van € 31,14 van de benadeelde partij [slachtoffer 2] geldt dat zij voldoende zijn onderbouwd, en in rechtstreeks verband staan tot het door verdachte gepleegde strafbare feit, zodat zij voor vergoeding in aanmerking komen.

In de vordering van de toekomstige schade, te weten het gevorderde eigen risico van de zorgverzekering over 2022 en 2023 ter hoogte van € 1.270,- zal de benadeelde partij door de rechtbank niet ontvankelijk worden verklaard, nu niet vaststaat dat die schade werkelijk zal worden geleden.

De rechtbank is van oordeel dat vordering van de benadeelde partij die ziet op de gederfde inkomsten ter hoogte van € 8.800,- onvoldoende is onderbouwd. Het zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren indien de benadeelde partij in dit stadium van de procedure alsnog in de gelegenheid zou worden gesteld om nader bewijs in te brengen. In zoverre kan de benadeelde partij daarom niet in zijn vordering worden ontvangen en kan hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Immateriële schade/schokschade

De vorderding tot schokschade zal worden afgewezen, omdat aan de criteria voor toewijzing ervan niet wordt voldaan. In het bijzonder is onvoldoende gebleken van een zodanige aard en hechtheid van de relatie tussen de benadeelde partij en [slachtoffer 1] dat schokschade kan worden toegewezen.

De gevorderde immateriële schade ligt op grond van het bepaalde in artikel 6:106 lid 1 sub b BW voor toewijzing gereed, omdat de benadeelde partij door het forse geweld tegen de groep waarbij iemand uit de groep ( [slachtoffer 1] ) is omgekomen, op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De benadeelde partij is er, na het geweld tegen hemzelf, mee geconfronteerd dat een vriend door hetzelfde geweld in coma was geraakt en daarna is overleden. De rechtbank is van oordeel dat laatstgenoemde omstandigheid bijdraagt aan de aantasting in de persoon en daarmee de immateriële schade vergroot. Gelet op de aard van de normschending, alsmede de hoogte van de schadevergoedingen die doorgaans in soortgelijke zaken worden toegewezen, acht de rechtbank een toewijzing van € 3.000,- billijk. Voor het overige wordt de vordering afgewezen.

Proceskosten

Verdachte zal ook worden veroordeeld in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

Eigen schuld

De rechtbank zal op de toe te wijzen schade geen eigen schuld-correctie toepassen in de zin van het bepaalde in artikel 6:101 BW, nu niet is gebleken van een gedraging aan de zijde van de benadeelde partij waardoor zijn schade (mede) zou zijn ontstaan.

[slachtoffer 3]

Materiële schade

Ten aanzien van de gevorderde kosten van de AirBnB op Mallorca ter hoogte van € 157,68, de kosten van het bootticket van Mallorca naar Ibiza ter hoogte van € 87,66, de kosten van het vliegticket van Ibiza naar Amsterdam ter hoogte van € 152,45 en de kosten van het hotel in Palma de Mallorca ter hoogte van € 56,63van de benadeelde partij [slachtoffer 3] geldt dat zij voldoende zijn onderbouwd, en in rechtstreeks verband staan tot het door verdachte gepleegde strafbare feit, zodat zij voor vergoeding in aanmerking komen.

In de vordering van de toekomstige schade, te weten het gevorderde eigen risico van de zorgverzekering over 2022 en 2023 ter hoogte van € 1.248,- zal de benadeelde partij door de rechtbank niet ontvankelijk worden verklaard, nu niet vaststaat dat die schade werkelijk zal worden geleden.

Immateriële schade/Schokschade

De vorderding tot schokschade zal worden afgewezen, omdat aan de criteria voor toewijzing ervan niet wordt voldaan. In het bijzonder is onvoldoende gebleken van een zodanige aard en hechtheid van de relatie tussen de benadeelde partij en [slachtoffer 1] dat schokschade kan worden toegewezen.

De gevorderde immateriële schade ligt op grond van het bepaalde in artikel 6:106 lid 1 sub b BW voor toewijzing gereed, omdat de benadeelde partij door het forse geweld tegen de groep waarbij iemand uit de groep ( [slachtoffer 1] ) is omgekomen, op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De benadeelde partij is er, na het geweld tegen hemzelf, mee geconfronteerd dat een vriend door hetzelfde geweld in coma was geraakt en daarna is overleden. De rechtbank is van oordeel dat laatstgenoemde omstandigheid bijdraagt aan de aantasting in de persoon en daarmee de immateriële schade vergroot. Gelet op de aard van de normschending, alsmede de hoogte van de schadevergoedingen die doorgaans in soortgelijke zaken worden toegewezen, acht de rechtbank een toewijzing van € 3.000,- billijk. Voor het overige wordt de vordering afgewezen.

Proceskosten

Verdachte zal ook worden veroordeeld in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

Eigen schuld

De rechtbank zal op de toe te wijzen schade geen eigen schuld-correctie toepassen in de zin van het bepaalde in artikel 6:101 BW, nu niet is gebleken van een gedraging aan de zijde van de benadeelde partij waardoor zijn schade (mede) zou zijn ontstaan.

10.4.4
Nabestaanden van [slachtoffer 1]

[benadeelde 2] en [benadeelde 1] , ouders van [slachtoffer 1]

De ouders van [slachtoffer 1] vorderen (mede namens zijn broer) een bedrag van € 28.648,11 aan letselschade van [slachtoffer 1] welke vordering door vererving onder algemene titel op hen is overgegaan. Dit bedrag valt uiteen in een ziekenhuisdaggeldvergoeding ter hoogte van € 155,-, reis- en verblijfkosten Mallorca van zijn ouders en vriendin ter hoogte van € 3.743,11 en immateriële schade (smartengeld) ter hoogte van € 24.750,- voor de periode die [slachtoffer 1] in het ziekenhuis heeft gelegen zonder kwaliteit van leven.

Voorts vorderen de ouders van [slachtoffer 1] een bedrag van € 40.452,52 aan overlijdensschade, bestaande uit affectieschade ter hoogte van € 35.000,- (tweemaal € 17.500,-) en uitvaartkosten ter hoogte van € 5.452,52.

Op grond van artikel 6:95 lid 2 BW kan een vordering ter zake immateriële schade onder algemene titel overgaan als de gerechtigde aan de wederpartij heeft medegedeeld op de vergoeding aanspraak te maken. De rechtbank is van oordeel dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid (artikel 6:2 BW) onaanvaardbaar zou zijn indien verdachte zich erop zou kunnen beroepen dat [slachtoffer 1] , die na het door de groep van verdachte toegebrachte letsel niet meer bij bewustzijn is geweest, geen mededeling heeft gedaan dat hij aanspraak maakt op vergoeding van door hem geleden immateriële schade.

Materiële schade (al dan niet vererfd)

Ten aanzien van de gevorderde ziekenhuisdaggeldvergoeding ter hoogte van € 155,-, de reis- en verblijfkosten Mallorca van [slachtoffer 1] zijn ouders en vriendin ter hoogte van € 3.743,11, en de uitvaartkosten ter hoogte van € 5.452,52 geldt dat zij voldoende zijn onderbouwd, en in rechtstreeks verband staan tot het door verdachte gepleegde strafbare feit, zodat zij voor vergoeding in aanmerking komen.

Voor de gevorderde reis- en verblijfskosten op Mallorca geldt dat [slachtoffer 1] in het ziekenhuis niet meer in staat was zijn eigen belangen te behartigen, zodat zijn ouders en vriendin moesten komen om dat voor hem te doen. De als gevolg daarvan gemaakte kosten zijn te kwalificeren als kosten gemaakt wegens zaakwaarneming (artikel 6:198 BW) die, hoewel zij in eerste instantie zijn gedragen door de ouders van [slachtoffer 1] , op grond van artikel 6:200 BW voor rekening van [slachtoffer 1] kwamen, en derhalve door de erfgenamen van [slachtoffer 1] als materiële schade kunnen worden gevorderd en moeten worden vergoed.

Immateriële schade (al dan niet vererfd)

De gevorderde immateriële schade van [slachtoffer 1] ligt op grond van het bepaalde in artikel 6:106 lid 1 sub b BW voor toewijzing gereed, omdat verdachte door het gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel is toegebracht, ten gevolge waarvan hij na vijf dagen in het ziekenhuis uiteindelijk is komen te overlijden. De rechtbank acht toewijzing van de gevorderde € 24.750,- billijk.

Op grond van artikel 6:108 lid 3 BW hebben nabestaanden ook recht op vergoeding van ander nadeel dan vermogensschade (affectieschade). Conform artikel 1 van het Besluit vergoeding affectieschade (overlijden door een misdrijf van een meerderjarig uitwonend kind) zal aan beide ouders worden toegewezen het gevorderde bedrag van € 17.500,-, dus in totaal € 35.000,-.

Proceskosten

Verdachte zal ook worden veroordeeld in de proceskosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

[benadeelde 3] , vriendin van [slachtoffer 1]

Materiële schade

[benadeelde 3] vordert een bedrag van € 287.652,- aan gederfd levensonderhoud. Voor toewijzing van dit bedrag moet op grond van artikel 6:108 lid 1 sub c BW komen vast te staan dat zij in gezinsverband samenwoonde met [slachtoffer 1] . [benadeelde 3] heeft weliswaar gesteld dat hiervan sprake was, maar de verdediging heeft dit gemotiveerd betwist. Gelet op die betwisting – en op wat door de benadeelde partij ter onderbouwing van haar stelling naar voren is gebracht – staat het op dit moment onvoldoende vast dat [slachtoffer 1] en [benadeelde 3] inderdaad in gezinsverband samenwoonden. Er zal op dit punt (nadere) bewijslevering nodig zijn. Het zou echter een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren indien de benadeelde partij in dit stadium van de procedure alsnog in de gelegenheid zou worden gesteld om nader bewijs in te brengen. In zoverre kan de benadeelde partij daarom niet in haar vordering worden ontvangen en kan zij dit deel van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Immateriële schade

De gevorderde immateriële schade ligt op grond van het bepaalde in artikel 6:108 lid 3 BW (deels) voor toewijzing gereed, omdat de [benadeelde 3] als nabestaande recht heeft op vergoeding van affectieschade. Conform artikel 1 van het Besluit vergoeding affectieschade zal aan [benadeelde 3] worden toegewezen een bedrag van € 17.500,-. Dit is het bedrag dat op grond van dit besluit toekomt aan een persoon die ten tijde van de gebeurtenis in een zodanige nauwe persoonlijke relatie tot de overledene staat, dat uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeit dat hij voor de toepassing van lid 3 als naaste wordt aangemerkt. [benadeelde 3] had € 20.000,- gevorderd. Dit is het bedrag dat op grond van het besluit toekomt aan de levensgezel die met de overledene een gezamenlijke huishouding voerde. Gelet op wat hiervoor op dit punt bij de materiële schade is overwogen, zal [benadeelde 3] in het gedeelte van € 2.500,- van haar vordering, niet ontvankelijk worden verklaard en zal worden bepaald dat zij ook dit deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Proceskosten

Verdachte zal ook worden veroordeeld in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel ten aanzien van alle vorderingen

De toegewezen bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de schadeveroorzakende gebeurtenis, te weten 14 juli 2022. Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partijen – ten aanzien van de verschillende toegewezen materiële en immateriële schadeposten – aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, op de wijze zoals hieronder is opgenomen.

De rechtbank overweegt hierbij dat het jeugdrecht niet van toepassing wordt verklaard, zodat zij geen aanleiding ziet om af te wijken van het gebruikelijke aantal dagen gijzeling, zoals opgenomen in de oriëntatiepunten die door het in de organisatie van de Rechtspraak bestaande Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) zijn vastgesteld. De rechtbank houdt hierbij rekening met de maximumduur van 1 jaar (360 dagen) gijzeling per schadevergoedingsmaatregel, waarbij de samenloopregeling van artikel 57 en 58 van het Wetboek van Strafrecht in acht wordt genomen. Die maximale duur van de gijzeling zal naar rato van de hoogte van de toegewezen bedragen over de verschillende maatregelen worden verdeeld. ECLI:NL:RBMNE:2022:4619