Overslaan en naar de inhoud gaan

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao 300516 bewijsopdracht mishandeling

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao 300516 bewijsopdracht mishandeling


De feiten

2.1.
De volgende feiten zullen in dit geding als tussen partijen vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten blijken uit overgelegde stukken en/of volgen uit stellingen van partijen voor zover deze door de ene partij zijn aangevoerd en door de andere partij zijn erkend of niet dan wel onvoldoende gemotiveerd zijn betwist.

2.2.
Partijen zijn buren van elkaar en hebben een geschil met elkaar over het op straat parkeren waardoor gedaagde hinder ondervindt.

2.3.
Op 17 april 2013 heeft zich een incident voorgedaan. Partijen hebben over en weer aangifte gedaan bij de politie.

2.4.
Bij brief van 5 maart 2014 hebben eisers gedaagde aangemaand tot betaling van een bedrag ter zake geleden en nog te lijden schade.

2.5.
De officier van justitie heeft op 31 oktober 2014 gedaagde ingelicht dat de zaak tegen hem geseponeerd wordt. In de sepot-brief staat daarover:
“(…) [eisers] en (…) [eisers] hebben op 17 april 2013 aangifte van mishandeling gedaan tegen u.
De politie heeft onderzoek ingesteld om te achterhalen wat er zich op die bewuste dag precies heeft afgespeeld. Uit het onderzoek bent u en verschillende getuigen gehoord. Uit onderzoek blijkt dat het om een burenruzie ging die uit de hand is gelopen. Hierbij waren u, (…) en (…) [eisers] betrokken in een handgemeen.
Wat het erop neerkomt is dat (…) [eisers] een groot aandeel in de ruzie en het handgemeen heeft gehad, waardoor het oplopen van enig lichaamlijk letsel en/of pijn ten gevolge hiervan, niet, althans niet in zijn geheel aan u kan worden verweten. Na beoordeling van voormeld proces-verbaal, heb ik daarom besloten op gronden aan het algemeen belang ontleend van vervolging af te zien, hetgeen betekent dat de zaak tegen u zal worden geseponeerd (…)”.

2.6.
In een andere procedure tussen gedaagde en eisers (en een derde), geregistreerd onder nummer 69808/2014, zijn partijen een parkeerregeling overeengekomen.

2.7.
Gedaagde heeft niet voldaan aan de in 2.4. bedoelde aanmaning.


Het geschil

3.1.
Eisers vorderen, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van gedaagde tot betaling van het bedrag van NAF. 145.420,= vermeerderd met de wettelijke rente, met veroordeling van gedaagde in de proceskosten.
3.2.
Eisers leggen aan de vordering naast de vaststaande feiten ten grondslag dat gedaagde eiseres met gebalde vuist tegen haar gezicht heeft geslagen ten gevolge waarvan zij met haar gezicht op de grond viel. Hierdoor heeft zij schade geleden bestaande uit de volgende posten:
Kosten kaak chirurgische ingreep NAF. 9.445,=
Reiskosten 2.112,=
Kosten speciaal etenswaren 824,=
Waarde kwijtgeraakte goederen 1.300,=
Honorarium advocaten 3.795,=
Huurderving 40.000,=
Verloren time share 62.944,=
Immateriele schade eiser 10.000,=
Immateriele schade eiseres 15.000,=
Totaal 145.420,=
Ondanks aanmaning heeft gedaagde nagelaten om dit bedrag aan eisers te betalen.

3.3.
Gedaagde betwist de vordering.

3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.


De beoordeling

4.1.
Aan hun vordering leggen eisers kort gezegd onrechtmatige daad ten grondslag.

4.2.
Gedaagde betwist gemotiveerd dat hij eiseres heeft geslagen.

4.3.
Voor zover gedaagde beoogt zich te beroepen op de sepot beslissing overweegt het gerecht dat weliswaar een in kracht van gewijsde gegaan op tegenspraak gewezen vonnis waarbij de strafrechter hier te lande bewezen heeft verklaard dat iemand een feit heeft begaan dwingend bewijs oplevert, doch een sepotbeslissing niet. Wel geeft de sepot beslissing aan dat het een lastige klus zal zijn voor eisers om bewijs te leveren. Dit punt is ter zitting ook als zodanig besproken.

4.4.
Nu op grond van artikel 129 Rv op eisers de bewijslast van hun stelling, dat gedaagde onrechtmatig jegens eisers heeft gehandeld doordat hij met gebalde vuist tegen het gezicht van eiseres heeft geslagen, rust, zullen zij tot die bewijslevering worden toegelaten. Van eisers wordt verwacht dat zij zich uitlaten over de wijze waarop de bewijslevering zal plaatsvinden.

4.5.
Als eisers in die bewijslevering zouden slagen, dan dient nader ingegaan te worden op de gestelde schadeposten. Indien eisers niet in die bewijslevering zouden slagen, dan wordt de vordering afgewezen.

4.6.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.


De beslissing

Het Gerecht:

5.1.
draagt eisers op te bewijzen dat gedaagde op 17 april 2013 onrechtmatig jegens eisers heeft gehandeld doordat gedaagde met gebalde vuist tegen het gezicht van eiseres heeft geslagen;ECLI:NL:OGEAC:2016:18