Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof Arnhem 040308 ruzie tussen tweelingzussen, hondenbeet; div. schadeposten

Hof Arnhem 040308 ruzie tussen tweelingzussen, hondenbeet; div. schadeposten
1. Tegen de weergave van de vaststaande feiten onder overweging 1 van het beroepen vonnis is geen grief ontwikkeld, zodat ook het hof van die feiten uit zal gaan. Op grond van die feiten en hetgeen overigens in dit geding als gesteld en niet betwist als vaststaand kan worden aangemerkt gaat het om het volgende:

- Partijen zijn (tweeling)zussen en hebben reeds vele jaren ruzie;
- Op 15 februari 2004 heeft tussen partijen een vechtpartij plaatsgevonden, waarvan over en weer aangifte is gedaan. De lezingen die partijen geven met betrekking tot het ontstaan en het verloop van de vechtpartij zijn grotendeels tegengesteld.
- Tijdens de vechtpartij is [geïntimeerde] in haar linkerarm en rechterbeen gebeten door [de hond], de hond van [appellant] die in de buurt was en los liep.
- [geïntimeerde] heeft zich na de vechtpartij laten behandelen bij de afdeling spoedeisende hulp van het Zuiderzeeziekenhuis te Lelystad. Zij heeft daarna nog regelmatig de polikliniek van bedoeld ziekenhuis bezocht in verband met het bijtletsel. Daarnaast heeft zij op 21 januari 2005, op 24 maart 2005 en op 25 juli 2005 bezoeken gebracht aan [de plastisch chirurg], plastisch chirug in de Isala Klinieken te Zwolle. Tijdens het bezoek aan deze arts op 24 maart 2005 zijn littekencorrecties uitgevoerd. Naar aanleiding van het bezoek op 25 juli 2005 heeft deze arts aangegeven dat er sprake was van "Goede littekens."

2. Het hof constateert dat gesteld noch gebleken is dat derden getuige zijn geweest van de vechtpartij, zodat de ware toedracht daarvan niet is komen vast te staan.
[appellant] heeft weliswaar in hoger beroep aangeboden een negental getuigen te doen horen, maar nu niet is aangegeven waar dat bewijsaanbod specifiek betrekking op heeft, zal het hof dat als te algemeen passeren. [geïntimeerde] heeft in beroep in het geheel geen bewijs aangeboden. (...)

6. De overgelegde foto's (productie 6 bij de dagvaarding in eerste aanleg) laten duidelijk zien hoe ernstig [geïntimeerde] door de hond in de linkerarm en het rechterbeen is gebeten. In dat licht bezien komt het het hof alleszins aannemelijk voor dat [geïntimeerde] onherstelbare schade aan haar jas en broek heeft geleden, zodat vervanging daarvan in de rede ligt. Ter onderbouwing van haar claim op dit punt heeft [geïntimeerde] een tweetal nota's uit 2001 (productie 14 bij de inleidende dagvaarding) overgelegd, welke - naar het hof begrijpt en niet door [appellant] is weersproken - betrekking hebben op de aanschaf van de betrokken jas en broek. Mede gelet op het tijdsverloop (nieuw voor oud) zal het hof de schade aan jas en broek ex aequo et bono bepalen op € 200,--.

7. Dat er sprake is van voldoende causaal verband tussen het bijtincident op 15 februari 2004 en de behandeling die [geïntimeerde] in 2005 bij Meerkanten heeft ondergaan is onvoldoende onderbouwd. Het hof oordeelt de inhoud van de overgelegde brief van de psycholoog [de psycholoog] (productie 16 bij de inleidende dagvaarding) daartoe onvoldoende, nu daaruit volgt dat de relatie tussen [geïntimeerde] en haar tweelingzuster [appellant] reeds lang voor het bijtincident was verstoord en ook de psycholoog aangeeft dat niet eenduidig valt vast te stellen of de beschreven problematiek door het bijtincident is veroorzaakt. Dat er sprake is van voldoende causaal verband tussen het bijtincident en het bezoek van [geïntimeerde] aan de orthomanuele arts op 14-5-2004, is onvoldoende gesteld, laat staan gebleken.

8. Met het overleggen van de afsprakenkaart (productie 7 bij de inleidende dagvaarding) heeft [geïntimeerde] voldoende aangetoond dat zij in verband met het incident op 15-02-2004 en vervolgens nog tien keer het ziekenhuis in Lelystad heeft bezocht. Het hof is op grond daarvan van oordeel dat 378 km voor vergoeding komen. Daarenboven komen de gereisde kilometers in verband met de bezoeken aan de plastische chirurg voor vergoeding in aanmerking, zij het dat [geïntimeerde] slechts aanspraak heeft gemaakt op de kosten in verband met de bezoeken op 21-01-2005 en op 24-03-2005, zijnde in totaal 140 km.
Resumerend komen derhalve 418 autokilometers voor vergoeding in aanmerking, oftewel - conform het door [geïntimeerde] zelf gehanteerde tarief à € 0,20 - een bedrag groot € 83,60. (...)