Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof Arnhem-Leeuwarden 130916 Vordering tot schadevergoeding uit hoofde van onrechtmatige daad. Gestelde mishandeling. Bewijsopdracht

Hof Arnhem-Leeuwarden 130916 Vordering tot schadevergoeding uit hoofde van onrechtmatige daad. Gestelde mishandeling. Bewijsopdracht.

2.
De feiten

2.1
Het hof gaat in hoger beroep uit van de volgende feiten.

2.2
[geïntimeerde] en [appellant] zijn bekenden van elkaar. Op 22 januari 2013 heeft [geïntimeerde] [appellant] bij diens woning bezocht.

2.3
Op 25 januari 2013 heeft [geïntimeerde] aangifte gedaan van eenvoudige mishandeling, gepleegd door [appellant] op 22 januari 2013. Het proces-verbaal van aangifte luidt, voor zover van belang, als volgt:
"Ik doe aangifte van mishandeling. (…) Op dinsdag, 22 januari 2013, bevond ik mij bij de woning van een kennis, die bij mij als [appellant] bekend staat. Ik had via een zogenaamd app-bericht met hem afgesproken. Ik zou bij hem langskomen en ik mocht in zijn tuin wachten, had hij gezegd. Ik heb op hem gewacht aan de voorzijde van de woning. Hier bevindt zich een soort voortuin. Het was ergens tussen 12:00 uur en 13:00 uur dat ik [appellant] , zijn vriendin [vriendin] en hun kindje [kindje] aan zag komen lopen. [kindje] is een meisje van een jaar oud en lag op dat moment in een kinderwagen. Zij liepen via de achterom naar de achtertuin om de woning in te gaan. Ik liep met hen mee.
(…)
Toen ik in de achtertuin stond zag ik ineens aan het gedrag en de gezichtsuitdrukking van [appellant] dat hij kwaad was. (…) Omdat ik zag dat [appellant] kwaad werd wilde ik weggaan. Wij stonden in de achtertuin en ik wilde naar de poort lopen. [vriendin] was al naar binnen gegaan en de baby stond nog in de kinderwagen in de tuin. Toen ik bij de poort kwam zag ik dat deze dichtgedaan was. Ik stond op dat moment met mijn rug naar [appellant] toe. Vanuit het niets kreeg ik een harde trap tegen mijn rug aan. Ik voelde een hevige pijn in mijn onderrug, richting de linkerkant van mijn lichaam. Ik heb niet gezien met welk been hij mij geraakt heeft. Door de trap raakte ik uit balans. Ik draaide me om en ik riep naar hem: "He, wat doe je nou? Waar ben je mee bezig?" Ik hoorde [appellant] zeggen: "Ga niet weg, we gaan praten". Ik vroeg hem : "Waar gaan we dan over praten?" (…) Ik zag dat [appellant] zijn rechterarm in de richting van mijn hoofd bracht. Ik zag dat hij zijn rechterhand gebald had tot een vuist. Voordat ik het in de gaten had raakte zijn vuist mij met kracht in mijn gezicht. Hij raakte mij precies in de streek rond mijn mond en mijn neus, aan de linkerzijde. Ik voelde een hevige pijn links van mijn neus. Ik voelde dat ik bloedde uit mijn mond dat er iets mis was met de brug, die ik in mijn bovengebit heb. Ik voelde allerlei kleine scherpe stukjes op mijn tong."

2.4
De partner van [appellant] , [vriendin] (hierna: [vriendin] ) heeft een ongedateerde schriftelijke verklaring afgelegd waarin zij, voor zover van belang, het volgende heeft verklaard:

"(…) [geïntimeerde] [hof: [geïntimeerde] ] stond op ons te wachten bij de voordeur. Hij liep op ons af toen hij ons zag aankomen. Maar hij deed dat op agressieve wijze, waarna mijn vriend [appellant] zei we moeten even omlopen doe nou maar rustig. We waren met de kinderwagen dus daarom lopen we altijd via de achterkant. Er lag sneeuw en ijs in onze tuin. We hebben namelijk een afdakje waar het water vanaf loopt op de grond terecht komt en ijs vormt. Daar moet je voorzichtig lopen. Ik had de kinderwagen daar iets voor neergezet en me vriend [appellant] deed de deur open. Waarna ik naar binnen liep met boodschappen [geïntimeerde] kwam daarna heel hard langs de kinderwagen lopen en gleed door zijn agressieve gedrag uit. Waarna mijn vriend hem nog geholpen heeft. Wij konden ook niet zien dat die letsel opgelopen zou hebben door de val alleen dat die wat bloed had op zijn lip. (…) Hij zou problemen hebben aan zijn gebit door de val die hij heeft gemaakt in onze achtertuin. Wij hebben aangeboden het via de verzekering te willen regelen omdat wij dachten dat het ging om iets kleins. En aangezien het in ons huis was gebeurt wij daar voor verzekerd waren. Maar toen kwam hij met belachelijke dingen en verhalen dat wij iets hadden. Daar gaan wij niet mee akkoord we willen best helpen maar niet door middel van leugens en bedrog.(…)"


Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

3.1
[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg een verklaring voor recht gevorderd dat [appellant] onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld en aldus aansprakelijk is voor de schade die hij als gevolg van die onrechtmatige daad heeft geleden. Voorts heeft [geïntimeerde] primair gevorderd [appellant] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 3.073,64, te vermeerderen met wettelijke rente te rekenen vanaf 22 januari 2013. Subsidiair heeft [geïntimeerde] schadevergoeding nader op te maken bij staat gevorderd.

3.2
De kantonrechter heeft in het vonnis waarvan beroep de vorderingen van [geïntimeerde] toegewezen, omdat deze niet door [appellant] zijn weersproken.


De beoordeling van de grieven en de vordering

(... red LSA-LM.)

4.8
Op grond van het vorenstaande komt het hof tot de conclusie dat het bewijs dat [geïntimeerde] tot dusver heeft bijgebracht, onvoldoende is om aan te kunnen nemen dat [appellant] onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld. Het hof neemt daarbij nog in aanmerking dat, zoals door [appellant] onweersproken is gesteld, na de aangifte van [geïntimeerde] geen vervolging van [appellant] heeft plaatsgevonden.

4.9
[geïntimeerde] heeft in zijn memorie van antwoord aangeboden zijn stellingen nader te bewijzen door het horen van mevrouw [X] , die kan verklaren het letsel te hebben geconstateerd en die heeft vernomen hoe dit letsel en de schade tot stand zijn gekomen. Het hof acht dit bewijsaanbod voldoende gespecificeerd en de te bewijzen feiten ter zake dienend. [geïntimeerde] zal derhalve worden toegelaten tot bewijslevering door het horen van getuigen. ECLI:NL:GHARL:2016:7320