Rb Arnhem 230311 [gedaagde] heeft, teneinde zijn echtgenote te ontzetten, [eiser] geslagen; vergoedingsplicht komt te vervallen
- Meer over dit onderwerp:
Rb Arnhem 230311 [gedaagde] heeft, teneinde zijn echtgenote te ontzetten, [eiser] geslagen; vergoedingsplicht komt te vervallen
2.5. Op grond van deze feiten oordeelt de rechtbank allereerst dat sprake is van eigen schuld aan de zijde van [eiser]. Hieruit volgt immers in voldoende mate dat de aanleiding van de door [gedaagde] aan [eiser] uitgedeelde klap was gelegen in het door [eiser] jegens de echtgenote van [gedaagde] uitgeoefende geweld. [gedaagde] heeft, teneinde zijn echtgenote te ontzetten, [eiser] geslagen. Daarmee is sprake van aan [eiser] toerekenbare omstandigheden die mede de schade hebben veroorzaakt. De rechtbank ziet geen aanleiding om vast te stellen in welke mate de op [gedaagde] rustende vergoedingsplicht dient te worden verminderd omdat de billijkheid in dit geval met zich brengt dat die vergoedingsplicht geheel komt te vervallen. Voor dat oordeel is het volgende van belang. Zoals gezegd is de aanleiding voor de door [gedaagde] uitgedeelde klap geweest het meermalen slaan door [eiser] van [gedaagde sub 2]. De reden voor die geweldsuitbarsting van [eiser] kan op grond van hetgeen in deze zaak naar voren is gekomen hooguit zijn gelegen in het verplaatsen door [gedaagde sub 2] van deuren van [eiser] c.s. die op de erfgrens stonden. Van belang is daarbij echter dat vaststaat dat [gedaagde sub 2] tot tweemaal toe heeft gevraagd de rotzooi op te ruimen, waarop [eiser] c.s. in het geheel niet hebben gereageerd. Het door [eiser] vervolgens uitgeoefende geweld kan tegen die achtergrond ten minste disproportioneel worden genoemd. Dit geldt te meer nu [eiser] [gedaagde sub 2] meer dan eenmaal heeft geslagen terwijl het hem vrij snel duidelijk moet zijn geweest dat [gedaagde sub 2] geen tegenstand bood. In dat kader speelt ook een rol dat sprake is van een wezenlijk verschil in leeftijd - [eiser] is thans 52 jaar en [gedaagde sub 2] 65 jaar -, en lengte: [eiser] is 1.82 meter lang en [gedaagde sub 2] 1.57 meter. Die verschillen hebben onvermijdelijk ook tot gevolg dat sprake was van een aanzienlijk verschil in fysieke kracht. De gedragingen van [eiser] moeten tegen die achtergrond als aanzienlijk ernstiger worden beschouwd en dienen hem zwaarder te worden verweten dan de gedraging van [gedaagde], die enkel ter bescherming zijn echtgenote een klap uitdeelde. Wanneer daarbij ten slotte nog wordt betrokken dat - zo leidt de rechtbank uit het door [eiser] c.s. overgelegde rapport van dr. Edixhoven af - het letsel aan de linkeronderarm vrijwel volledig is hersteld en dat er hooguit sprake is van zeer geringe blijvende beperkingen in het algemeen dagelijks leven, eist de billijkheid naar het oordeel van de rechtbank dat de vergoedingsplicht van [gedaagde] geheel komt te vervallen.
2.6. Dat oordeel, alsmede hetgeen in het vorige vonnis onder 2.6. is beslist, leidt ertoe dat de vorderingen in conventie geheel zullen worden afgewezen. [eiser] c.s. worden als de merendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten, waaronder de nakosten. LJN BP9425