Overslaan en naar de inhoud gaan

RBMNE 180418 mishandeling met gebitsletsel voorshands bewezen vanwege verklaring in ondertekende onderhandse akte; tegenbewijs toegestaan

RBMNE 180418 mishandeling met gebitsletsel voorshands bewezen vanwege verklaring in ondertekende onderhandse akte; tegenbewijs toegestaan

2. De feiten
 
2.1. [ eiser ] ging in de nacht van 24 op 25 augustus 2013 uit in Bunschoten. Toen hij vanuit het uitgaansgedeelte naar huis liep kwam hij een groep mensen tegen. [ eiser ] liep naar een neef van hem, die aan de buitenkant van de groep stond. Vervolgens liep hij ongeveer twee meter de groep in om te kijken wat er aan de hand was. Hij werd toen in zijn gezicht geslagen. [ eiser ] voelde meteen dat er iets mis was met zijn gebit. Direct daarna zag hij [ gedaagde ]. [ eiser ] is naar huis gelopen en hij is diezelfde nacht naar de tandarts gegaan voor een noodbehandeling.

2.2. Op 25 augustus 2013 heeft [ eiser ] aangifte gedaan van mishandeling door [ gedaagde ]. Na het doen van aangifte is [ eiser ] naar huis gegaan. Toen hij thuis kwam waren zijn moeder, [ gedaagde ] en de moeder van [ gedaagde ] daar ook. Er is toen een verklaring (hierna: de verklaring) ondertekend door hem en [ gedaagde ] met de volgende inhoud:

2.3.
Hierbij verklaar ik: [ gedaagde ]

Dat ik voor alle kosten op zal draaien die door mij veroorzaakt zijn tijdens een vechtpartij in de nacht van 24 op 25 augustus en letsel heeft veroorzaakt bij [ eiser ]. Tand er uit 2 tanden los.
[ gedaagde ]                       [ eiser ]
'handtekening'                    'handtekening'

2.3. [ eiser ] heeft zijn aangifte tegen [ gedaagde ] vervolgens ingetrokken.

3. Het geschil

3.1. [ eiser ] vordert om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I.    voor recht te verklaren dat [ gedaagde ] onrechtmatig heeft gehandeld jegens hem;
II.   [ gedaagde ] te veroordelen tot betaling van schadevergoeding aan hem ter zake van geleden materiële schade ter hoogte van € 6.813,67;
III.  [ gedaagde ] te veroordelen tot betaling van een smartengeldvergoeding aan hem van € 3.000,00;
IV.  - zoals hij ter zitting heeft verklaard - [ gedaagde ] te veroordelen tot betaling van toekomstige schade aan hem van € 11.539,00, tenzij zich vóór 21 augustus 2018 tandheelkundige complicaties voordoen zoals genoemd in productie 3 bij de dagvaarding;
V.   [ gedaagde ] te veroordelen in de buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 875,00;
VI.  - [ gedaagde ] te veroordelen in de proceskosten en de nakosten.

3.2. [ eiser ] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [ gedaagde ] hem in de nacht van 24 op 25 augustus 2013 heeft mishandeld. Als gevolg hiervan heeft hij schade aan zijn gebit opgelopen, waarbij hij vier tanden heeft verloren. [ eiser ] heeft vervolgens diverse tandheelkundige/implantologische behandelingen moeten ondergaan.

3.3. [ gedaagde ] concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [ eiser ] in de proceskosten. Hij betwist dat hij [ eiser ] heeft mishandeld. Hij betoogt dat hij de verklaring onder druk van zijn moeder heeft getekend. Hij had namelijk een voorwaardelijke gevangenisstraf openstaan en zijn moeder was bang dat hij die alsnog moest uitzitten.

4. De beoordeling

4.1. Tussen partijen is in geschil of [ eiser ] in de nacht van 24 op 25 augustus 2013 is mishandeld door [ gedaagde ]. De kantonrechter stelt voorop dat het op grond van de hoofdregel van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) op de weg van [ eiser ] ligt om de mishandeling met feiten en omstandigheden te onderbouwen en, indien nodig, te bewijzen.

4.2. De door [ eiser ] overgelegde verklaring is aan te merken als een onderhandse akte. Op grond van artikel 157 lid 2 Rv levert een onderhandse akte dwingend bewijs op van hetgeen er in die akte is verklaard. Het wordt daarom voorshands bewezen geacht dat [ gedaagde ] [ eiser ] heeft mishandeld. De akte vermeldt immers: "alle kosten (...) die door mij veroorzaakt zijn tijdens een vechtpartij (...) en letsel heeft veroorzaakt bij  [ eiser ]". Hiertegen staat gelet op artikel 151 lid 2 Rv tegenbewijs open. Tegenbewijs moet worden onderscheiden van het bewijs in het kader van de bewijslastomkering van artikel 150 Rv. Bij bewijs in het kader van een bewijslastomkering gaat het om bewijs van het tegendeel. Voor het slagen van tegenbewijs is het daarentegen voldoende dat het door de andere partij geleverde bewijs erdoor wordt ontzenuwd.

4.3. [ gedaagde ] heeft zowel in zijn conclusie van antwoord als ter zitting betwist dat hij [ eiser ] heeft mishandeld. Daarnaast heeft hij in zijn conclusie van antwoord een algemeen. bewijsaanbod gedaan. De kantonrechter vat dit op als een verzoek om tegenbewijs te mogen leveren. Vaste rechtspraak is dat een aanbod om tegenbewijs te leveren (anders dan bij een 'gewoon' bewijsaanbod) niet behoeft te worden gespecificeerd (zie bijvoorbeeld Hoge Raad 29 april 2011, NJ 2011/189). Daarbij is het niet nodig dat bij een bewijsaanbod met zoveel woorden wordt vermeld dat het tegenbewijs betreft (zie Hoge Raad 3 november 2006, ECLI:NL:HR:2006:AY7458). De kantonrechter zal [ gedaagde ] dan ook toestaan om tegenbewijs te leveren.

4.4. Indien [ gedaagde ] het tegenbewijs (mede) wenst te leveren door schriftelijke stukken of andere gegevens, dient hij deze afzonderlijk bij akte in het geding te brengen. Indien [ gedaagde ] het tegenbewijs wil leveren door het doen horen van getuigen, dient hij dit in de akte te vermelden en de verhinderdata op te geven van alle partijen en van de op te roepen getuigen. De kantonrechter zal dan vervolgens een dag en uur voor een getuigenverhoor bepalen.

4.5. Partijen moeten bij de getuigenverhoren in persoon aanwezig zijn. Indien een partij zonder gegronde reden niet verschijnt, kan dit nadelige gevolgen voor die partij hebben.

4.6. De kantonrechter verwacht dat het verhoor per getuige 45 minuten zal duren. Als [ gedaagde ] verwacht dat het verhoor van een getuige langer zal duren dan de hiervoor vermelde duur, kan dat in de te nemen akte worden vermeld.

Met dank aan dhr. mr. P.J.A. van Kleef, DAS Advocaten voor het inzenden van deze uitspraak. 

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2024/RBMNE-180418