Rb Utrecht 230812 speedboat-ongeval tijdens bedrijfsuitje; schending zorgplicht; aansprakelijkheid ogv art. 7:658 en 7:611 BW
- Meer over dit onderwerp:
Rb Utrecht 230812 speedboat-ongeval tijdens bedrijfsuitje; schending zorgplicht; aansprakelijkheid ogv art. 7:658 en 7:611 BW
- kosten begroot en toegewezen tzv opstellen en indienen verzoekschrift € 3.494,25; tzv aanvullende wkzh € 3.304,90; wettelijke rente afgewezen
2. De feiten
2.1. [verzoeker], geboren op [1969], is sinds 1 april 1997 in dienst bij Randstad op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. In september 2008 was [verzoeker] in de functie van senior-intercedente werkzaam op de regiovestiging te Nijmegen, onderdeel Randstad Techniek. Sinds eind april 2011 verricht [verzoeker] haar werkzaamheden op de regiovestiging te Nieuwegein.
2.2. Jaarlijks wordt voor Randstad Techniek een landelijke personeelsdag
georganiseerd. Deze dag bevat (vrijwel) altijd een - tot de dag zelf geheimgehouden - actief en competitief onderdeel. Een dergelijke dag vond ook plaats op zaterdag 27 september 2008 te Kerkdriel en had dat jaar de naam ‘Powerdag’ gekregen. Voor de organisatie had Randstad evenementenbureau [evenementenbureau 1] ingeschakeld.
2.3. Op het intranet van Randstad (RandstadNet) zijn in de periode voorafgaand aan deze
personeelsdag diverse aankondigingen verschenen.
Op 29 juli 2008 is de volgende aankondiging geplaatst:
“De Techniek sportdag staat gepland op zaterdag 27 september! Noteer deze datum in je agenda en laat je verrassen door een sensationeel programma. Wat gaan we doen? Dat blijft geheim.
• Wordt het spraakmakend?
• Is er stevige training vooraf vereist?
• Zit er uitdaging in het programma?
• Moeten grenzen worden verlegd
• Is het anders dan anders
• Maken extreme krachten zich meester over ons
• Is een flinke dosis teamspirit een vereiste
• Snelheid geboden?
• Het enige juiste antwoord op al deze vragen is: JA!!!
Bij brief van 22 september 2008 heeft Randstad, althans ([medewerker Randstad Techniek] van) Randstad Techniek, [verzoeker] het volgende geschreven:
“Aankomende zaterdag 27 september gaat het gebeuren; de Powerdag techniek. Dit jaar zal ons weer veel spektakel ten deel vallen. Uiteraard verklappen we nog niets over de exacte invulling van het programma. Laat je vooral verrassen. Het belooft in ieder geval een spraakmakende dag te worden. (…)
Tips en benodigdheden:
- sportieve/outdoor kleding
- stevig schoeisel
- extra set kleding
- eventueel zwemkleding (…)”
2.4. Het actieve deel van de Powerdag, waaraan ongeveer tachtig van de tachtig à negentig uitgenodigde werknemers van Randstad Techniek deelnamen, bestond onder meer uit het varen over de rivier de Maas met een zogenaamde RIB-boot (Rigid Inflatable Boat; hierna ook: speedboot). De deelnemers werden daarmee naar een andere (aanleg)plaats vervoerd. Deze speedboottocht was uitbesteed aan het bedrijf [evenementenbureau 2] Evenementen Organisatie dat twee RIB-boten tot haar beschikking had. De RIB-boot waarop [verzoeker] en tien van haar collega’s zich bevonden werd bestuurd door [eigenaar Sevan], eigenaar van [evenementenbureau 2]. Voorafgaand aan de speedboottocht heeft [eigenaar Sevan] de deelnemers een instructie gegeven en aan ieder van hen een zwemvest en een skibril (als veiligheidsbril) uitgereikt. [eigenaar Sevan] heeft zwangere vrouwen en mensen met rugklachten aangeraden niet mee te gaan. De speedboot bevatte tien zitplaatsen die alle van een rugsteun en aan de voorzijde van een handgreep/beugel waren voorzien. De zitplaatsen waren achterelkaar geplaatst in twee rijen van vijf.
Tijdens de speedboottocht werd de eerste tien minuten rustig gevaren en daarna sneller. Er werden bewust golven van andere boten opgezocht om daarover heen te springen, er werden draaien van 180 graden gemaakt en de twee RIB-boten van [evenementenbureau 2] voeren zijdelings langs elkaar of kruisten naar elkaar toe om elkaars boeg- of hekgolven te kunnen raken. De boot waarop [verzoeker] zich bevond is op enig moment met een grote klap in/tegen een golf (tot stilstand) gekomen na over een andere golf te zijn gesprongen waarbij [eigenaar Sevan] verrast werd door de aanwezigheid van nog een - hoge - golf. Meerdere opvarenden zijn daarbij van hun plek gevallen dan wel zijn tegen elkaar of tegen de rugleuningen voor of achter hen gebotst. [verzoeker] heeft met haar linkerschouder een stang van de boot geraakt en is met haar hoofd tegen een collega gebotst die schuin voor of naast haar zat. [verzoeker] is enige seconden buiten bewustzijn geraakt. Na het ongeval is een aantal werknemers met een ambulance naar het ziekenhuis vervoerd. Ook de politie is ter plaatse geweest en heeft proces-verbaal (‘aanvaring’, ‘verhoor verdachte’ en ‘verhoor getuige(n)’) opgemaakt. [eigenaar Sevan] is daarin als verdachte aangemerkt van het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel en het als schipper niet alle voorzorgsmaatregelen nemen ter voorkoming daarvan.
2.5. Per e-mail van 27 oktober 2008 heeft [medewerker Randstad Techniek] van Randstad aan de werknemers die zich bevonden op de boot waarmee het ongeval was gebeurd, het volgende bericht:
“Zoals vorige week bericht, kom ik terug op het aansprakelijkheidsverhaal. Voor alle geleden schade of te lijden schade in de toekomst zal Randstad voor vergoeding zorg dragen. Je hoeft je hierover dus geen zorgen te maken.”
2.6. [verzoeker] ervaart sinds het ongeval pijnklachten (en beperkingen) aan de nek, rug, en (naar de kantonrechter begrijpt) linkerarm en linkerschouder. Hoewel zij aanvankelijk op of omstreeks 20 oktober 2008 weer volledig aan het werk is gegaan, is zij kort nadien weer geheel/gedeeltelijk uitgevallen voor het verrichten van de werkzaamheden.
2.7. Bij brief van 13 januari 2009 heeft [verzoeker] Randstad aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden en te lijden schade als gevolg van het haar overkomen ongeval op 27 september 2008. Bij brief van 4 maart 2009 heeft Randstad de aansprakelijkheid afgewezen en erop gewezen dat Randstad [evenementenbureau 1] inmiddels aansprakelijk heeft gesteld. Bij brief van
9 april 2010 heeft de verzekeraar van Randstad, ACE European Group Limited, de aansprakelijkheid van Randstad wederom afgewezen. [verzoeker] en Randstad hebben nadien diverse malen gecorrespondeerd teneinde een minnelijke regeling te treffen. Dit is niet gelukt.
2.8. Per 1 september 2011 heeft [verzoeker] vanwege lichamelijke klachten de omvang van haar arbeidsovereenkomst met Randstad teruggebracht van 28 naar 21 uren per week.
3. Het deelgeschil
3.1. [verzoeker] verzoekt - na nadere concretisering van haar verzoek ter zitting aangaande de kosten van deze procedure - de kantonrechter bij beschikking:
1. te beslissen en voor recht te verklaren dat Randstad jegens [verzoeker] aansprakelijk is voor het ongeval d.d. 27 september 2008 en voor de daaruit voor [verzoeker] voortvloeiende schade;
2. de kosten voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift in deze procedure te begroten op € 3.494,25 inclusief BTW en Randstad te veroordelen tot betaling van dit bedrag aan [verzoeker], te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 mei 2012 (zijnde de datum van indiening van het verzoekschrift) tot de voldoening;
3. de aanvullende werkzaamheden (zoals het bestuderen van het verweerschrift, het voorbereiden van de mondelinge behandeling en het verlenen van rechtsbijstand ter zitting) te begroten op € 3.304,90 inclusief BTW en Randstad te veroordelen tot betaling van dit bedrag aan [verzoeker].
3.2. [verzoeker] legt aan haar verzoek primair ten grondslag dat Randstad als werkgever van [verzoeker] haar zorgplicht als bedoeld in artikel 7:658 lid 1 BW heeft geschonden. Subsidiair, voor zover wordt geoordeeld dat artikel 7:658 BW niet van toepassing is, heeft [verzoeker] aan haar vordering ten grondslag gelegd dat Randstad jegens haar aansprakelijk is op grond van artikel 7:611 BW. Randstad heeft te weinig zorg betracht ter voorkoming van de schade van [verzoeker].
3.3. Randstad voert verweer.
3.4. Op wat partijen verder over en weer hebben aangevoerd wordt hierna - voor zover relevant - nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. [verzoeker] heeft het verzoek gebaseerd op de Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade (artikel 1019w - 1019cc Rv).
4.2. Indien een persoon een ander aansprakelijk houdt voor schade die hij lijdt door dood of letsel kan op grond van artikel 1019w lid 1 Rv de rechter worden verzocht te beslissen over een geschil omtrent of in verband met een deel van hetgeen ter zake tussen hen rechtens geldt en waarvan de beëindiging kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Gezien het bepaalde in artikel 1019z Rv wordt het verzoek afgewezen voor zover de verzochte beslissing onvoldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst.
4.3. Hetgeen partijen verdeeld houdt is de vraag of Randstad aansprakelijk is voor het [verzoeker] tijdens de personeelsdag op 27 september 2008 overkomen ongeval en gehouden is de voor [verzoeker] daaruit voortvloeiende schade te vergoeden. Beantwoording van deze vraag kan naar het oordeel van de kantonrechter bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst en daarmee aan de verdere afwikkeling.
Aansprakelijkheid
4.4. Artikel 7:658 lid 1 BW bepaalt dat de werkgever verplicht is de lokalen, werktuigen en gereedschappen waarin of waarmee hij de arbeid doet verrichten, op zodanige wijze in te richten en te onderhouden alsmede voor het verrichten van de arbeid zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt.
Op grond van het bepaalde in artikel 150 Rv dient te werknemer te stellen en bij betwisting te bewijzen dat hij schade heeft geleden tijdens de uitvoering van zijn werkzaamheden. Indien dit laatste komt vast te staan is de werkgever aansprakelijk, tenzij hij aantoont dat hij zijn zorgplicht voor de veiligheid van de werkomgeving van de werknemer is nagekomen dan wel dat de werknemer zich schuldig heeft gemaakt aan opzet of bewuste roekeloosheid (artikel 7:658 lid 2 BW).
4.5. [verzoeker] heeft gesteld dat zij in de uitoefening van haar werkzaamheden schade heeft geleden. De personeelsdag was volgens [verzoeker] een onlosmakelijk deel van het dienstverband en van de daaronder vallende werkzaamheden. De dag diende in de eerste plaats een bedrijfsmatig doel, namelijk het versterken van de onderlinge band tussen de werknemers ter verbetering van hun prestaties bij de uitvoering van hun reguliere werkzaamheden. Randstad heeft dit weersproken. Het tijdstip van de activiteiten (zaterdag), de plaats (buiten kantoor, op de Maas), de inhoud van het programma (puur recreatief), de omstandigheid dat er geen beloning tegenover stond en het vrijwillige karakter van de dag en de tocht wijzen hierop.
4.6. De kantonrechter stelt voorop dat ongevallen tijdens door de werkgever georganiseerde (ontspannende) activiteiten aanleiding kunnen geven tot aansprakelijkheid op grond van artikel 7:658 BW (o.a. Rechtbank Utrecht 3 september 1997, JAR 2000, 13; Hof ’s Hertogenbosch 22 juni 2004, JAR 2004, 237). Daarvoor is echter vereist dat de activiteiten zijn aan te merken als door de werknemer te verrichten werkzaamheden. Tussen de activiteiten en de door de werknemer te verrichten werkzaamheden dient derhalve een voldoende nauw verband te bestaan. Ten aanzien van het criterium ‘in de uitoefening van zijn werkzaamheden’ ex artikel 7:658 lid 1 BW geldt in het algemeen een ruim toepassingsgebied (HR 30 november 2007, NJ 2009, 329).
4.7. Vast staat dat voor de aan Randstad Techniek verbonden werknemers van Randstad Nederland B.V. ieder jaar een personeelsdag wordt georganiseerd. Randstad heeft weliswaar aangevoerd dat de op 27 september 2008 georganiseerde activiteiten puur recreatief waren, dat geen sprake was van inhoudelijke programmaonderdelen en dat er geen verband werd gelegd met de dagelijkse werkzaamheden, zij heeft niet, althans niet voldoende gemotiveerd, weersproken dat het organiseren van de jaarlijkse personeelsdag het versterken van de onderlinge band en de teamspirit tussen de werknemers ten doel had en daarmee het bedrijfsbelang diende. Dit wordt bevestigd door de door Randstad overgelegde overeenkomst d.d. 26 juni 2008 tussen haar en [evenementenbureau 1]. Hierin staat als doel en opdrachtomschrijving ten aanzien van de dag vermeld: “De dag staat in het teken van elkaar beter leren kennen, samenwerking en vooral ook een hoge dosis fun.” Daar komt bij dat de personeelsdag landelijk was georganiseerd en dat de diverse regiokantoren zich voorafgaand aan de dag als teams dienden te presenteren (zoals blijkt uit het door [verzoeker] overgelegde bericht van RandstadNet d.d. 3 september 2008) en op de dag zelf (weer) als teams tegen elkaar zouden strijden (RandstadNet bericht d.d. 3 september 2008). Daarnaast heeft Randstad weliswaar weersproken dat zij heeft ‘aangedrongen’ op deelname, dat zij dit wenselijk achtte, zoals door [verzoeker] is gesteld, is voldoende aannemelijk geworden, evenals de omstandigheid dat deelname door de werknemers in ieder geval als een sociale verplichting zal zijn ervaren, althans vanuit de werkgever als zeer wenselijk werd gezien. Vanaf eind juli 2008 verschenen diverse berichten op RandstadNet waarin deelname impliciet lijkt te worden aangenomen. Dat de individuele werknemers zich moesten opgeven voor de personeelsdag blijkt nergens. Het rayon was het (deelnemende) team blijkens het bericht op RandstadNet d.d. 3 september 2008. Ook de uitnodigingsbrief van [medewerker Randstad Techniek] (afgedrukt op het briefpapier van het regiokantoor Diemen, hetgeen ook de vestigingsplaats is van Randstad Nederland B.V.) aan [verzoeker] van 22 september 2008 maakt geen melding van opgave. Blijkens de tekst werd [verzoeker] ‘verwacht’ in Kerkdriel en was haar bijdrage ‘onmisbaar’. Vrijwel alle uitgenodigde werknemers zijn ook op de personeelsdag verschenen.
Onder deze omstandigheden is naar het oordeel van de kantonrechter een voldoende relevante band tussen de personeelsdag en de door [verzoeker] te verrichten werkzaamheden aanwezig. Dat het actieve en recreatieve programma afweek van de dagelijkse werkzaamheden van [verzoeker] maakt dit niet anders. Dit geldt te meer nu van algemene bekendheid is dat een breed netwerk van belang is bij het uitoefenen van de werkzaamheden als (senior) intercedent. Afbreuk aan het voorgaande doet evenmin de omstandigheid dat de personeelsdag op een zaterdag plaatsvond. De reden daarvoor kan immers ook gelegen zijn in het (belang van de werkgever bij het) voorkomen van het onbemand zijn van het (onderdeel Randstad Techniek van het) regiokantoor op een werkdag.
4.8. Nu ook het begrip ‘arbeidsplaats’ in artikel 7:658 lid 1 BW ruim kan worden omschreven (HR 12 december 2008, NJ 2009, 332), doet ook de omstandigheid dat de personeelsdag niet op de (feitelijke) werkvloer van Randstad was georganiseerd niet af aan de toepasselijkheid van artikel 7:658 BW. Onder het begrip ‘arbeidsplaats’ valt iedere plaats die in verband met het verrichten van arbeid wordt of pleegt te worden gebruikt.
4.9. De omvang van de zorgplicht hangt samen met de zeggenschap die de werkgever heeft ten aanzien van de werkplek en de mogelijkheid tot het treffen van maatregelen aangaande de uitoefening van de werkzaamheden aldaar en het geven van aanwijzingen om te voorkomen dat de werknemer schade lijdt.
Vaststaat dat Randstad, althans Randstad Techniek, de personeelsdag op 27 september 2008 heeft georganiseerd en (nu niet anders is gesteld of gebleken) gefinancierd. De feitelijke organisatie heeft Randstad overgelaten aan organisatiebureau [evenementenbureau 1], die de speedboottocht weer heeft uitbesteed aan [evenementenbureau 2], maar niet gezegd kan worden dat Randstad op deze organisatie en de uitvoering van de activiteiten geen invloed had. Immers, [evenementenbureau 1] is door Randstad ingeschakeld en Randstad heeft zich bij overeenkomst d.d. 26 juni 2008 akkoord verklaard met het door [evenementenbureau 1] voorgestelde programma (productie 1 bij het verweerschrift), te weten het ‘Extreme Power Event’ te Kerkdriel dat ‘garant (staat) voor veel PK’s, kracht en snelheid’. In de overeenkomst is ook opgenomen dat het programma is gebaseerd op de doelstellingen, wensen en doelgroep van de opdrachtgever en dat het draaiboek twee weken van tevoren wordt doorgesproken met de opdrachtgever. Benadrukt is verder dat bij [evenementenbureau 1] ‘de grens mag opgezocht worden’ (maar dat eroverheen gaan geen optie is), dat de personeelsdag voor Randstad Techniek altijd uitdagend en bijzonder dient te zijn en dat de groep van Randstad Techniek al heel wat gewend is. Als vervoersactiviteit staat in de overeenkomst reeds de ‘RIB Raid’ vermeld, met welke ‘4x4 op het water’ ‘met 700pk een snelheid van 100 km/uur kan worden bereikt’. Randstad heeft derhalve bewust gekozen voor de speedboottocht. Overigens is ook niet gesteld of gebleken dat het nadien niet meer mogelijk was nadere aanwijzingen te geven (aan [evenementenbureau 1] dan wel aan [evenementenbureau 2]) ten aanzien van de uitvoering van de activiteiten in verband met de veiligheid van de werknemers.
4.10. Op grond van het voorgaande wordt dan ook geconcludeerd dat de personeelsdag van Randstad Techniek op 27 september 2008 valt onder het bepaalde in artikel 7:658 lid 1 BW. Vervolgens is aan de orde de vraag of Randstad aan haar uit dit artikel voortvloeiende zorgplicht heeft voldaan. Naar het oordeel van de kantonrechter is dit niet het geval. Het met een hoge snelheid (tot 100 kilometer per uur) varen met een speedboot, het daarbij bewust opzoeken van golven van andere boten en vervolgens daarover heen springen, het maken van draaien van 180 graden en het zijdelings langs elkaar varen of naar elkaar toe kruisen van twee speedboten is een evident gevaarlijke, althans risicovolle activiteit, hetgeen Randstad wist of redelijkerwijs moet hebben geweten. In haar verweerschrift noemt Randstad ook dat er een risico was en dat (de deelnemers) bekend was wat dat risico was. In ieder geval is niet gesteld of gebleken dat Randstad, althans [evenementenbureau 1] die als hulppersoon van Randstad in de zin van artikel 6:76 BW moet worden aangemerkt, niet op de hoogte was van de bijzondere verrichtingen die zouden worden uitgevoerd tijdens de speedboottocht. [evenementenbureau 1] heeft immers [evenementenbureau 2] voorafgaand aan de personeelsdag bezocht en de speedboten geïnspecteerd. Dat geconstateerd is - ook door de politie - dat de boten voldeden aan de eisen om daarmee met hoge snelheid te varen maakt het voorgaande niet anders. En alhoewel [eigenaar Sevan] een instructie heeft gegeven voorafgaand aan de boottocht en een zwemvest en veiligheidsbril heeft uitgereikt, is niet gebleken hoe verder , afgezien van de rugleuning en de beugel, is voorzien in bescherming van de werknemers tegen het - niet uit te sluiten - risico zoals zich dat in de onderhavige zaak heeft voorgedaan. Blijkens de door de politie na het ongeval opgemaakte en bij het verzoekschrift overgelegde processen-verbaal is er door [eigenaar Sevan] vooral op gewezen dat de deelnemers zich goed moesten vasthouden aan de beugel en met hun knieën de klap op de golven moesten opvangen. Na het ongeval klaagden echter diverse opvarende over pijn aan de rug, nek en ledematen en over hoofdpijn (naast [verzoeker] ook onder meer [opvarende 1], [opvarende 2], [opvarende 3] en [opvarende 4]) doordat zij bij het ongeval ergens tegenaan zijn gebotst zijn of van hun zitplaats zijn geworpen.
Hoewel Randstad er verder op heeft gewezen dat zij duidelijke afspraken heeft gemaakt met [evenementenbureau 1] over de veiligheid van de personeelsactiviteiten en [evenementenbureau 1] zich daarvoor heeft ingespannen, blijkt niet anders dan dat Randstad is afgegaan op de algemene mededelingen van [evenementenbureau 1] in de overeenkomst van 26 juni 2008 dat zij geen concessies doet op het gebied van veiligheid en begeleiding en dat zij in staat is een optimale veiligheid voor de deelnemers te garanderen. Enige specifieke instructie van Randstad is gesteld noch gebleken. Ook is niet nader verwoord wat [evenementenbureau 1] met [evenementenbureau 2], althans met [eigenaar Sevan], heeft besproken tijdens haar inspectiebezoek.
De getroffen veiligheidsvoorzieningen waren onvoldoende om [verzoeker] (en andere werknemers) afdoende te beschermen tegen het letsel zoals zij dat heeft opgelopen. De kantonrechter is van oordeel dat Randstad had moeten afzien van het (doen) organiseren van de speedboottocht òf er op had moeten toezien dat dit niet op zodanige wijze gestalte zou krijgen als thans het geval was. Randstad had bijvoorbeeld (in haar contract met [evenementenbureau 1]) het springen op de golven kunnen verbieden en uitsluitend rustig varen kunnen voorschrijven, althans varen op een zodanige wijze dat niet langer sprake was van een meer dan theoretische kans dat een ongeval zou kunnen plaatsvinden met potentieel ernstige gevolgen. Dat [verzoeker] ook zelf had kunnen afzien van de speedboottocht of haar hand had kunnen opsteken als de boot te snel voer, zoals Randstad heeft gesteld, maakt een en ander niet anders. Verwezen wordt naar de onder 4.7 genoemde sociale verplichting, het team- en competitieverband en de omstandigheid dat de deelnemers niet wisten wat hen precies die (Power)dag te wachten stond. [verzoeker] heeft in dit kader onweersproken gesteld niet eerder blootgesteld te zijn aan de krachten en inwerkingen die kunnen ontstaan bij het op hoge snelheid over golven springen en/of daardoor geblokkeerd worden zodat voor haar ook niet voorzienbaar was dat een ongeval als het onderhavige zich zou kunnen voordoen.
4.11. Het voorgaande brengt mee dat Randstad aansprakelijk is voor het [verzoeker] overkomen ongeval en gehouden is tot vergoeding van de voor haar daaruit voortvloeiende schade, zodat de door [verzoeker] gevorderde verklaring voor recht zal worden toegewezen.
Daaraan wordt toegevoegd dat ook indien toepasselijkheid van artikel 7:658 BW in de onderhavige zaak niet aan de orde zou zijn, de onder 4.7., 4.9. en 4.10 vermelde omstandigheden zouden leiden tot toewijzing van de gevorderde verklaring voor recht op grond van aansprakelijkheid van Randstad ex artikel 7:611 BW. Een werkgever die voor zijn personeel een activiteit organiseert of doet organiseren waaraan een (bijzonder) risico op schade voor de deelnemende werknemers verbonden is, is ook uit hoofde van de eisen van goed werkgeverschap gehouden de ter voorkoming van die schade redelijkerwijs van hem te verlangen zorg te betrachten (HR 17 april 2009, JAR 2009, 128, zie ook Rb Amsterdam 8 januari 2003, JAR 2004, 108). Randstad heeft in dit kader nog aangevoerd dat zij ervan uit ging dat haar werknemers onder een collectieve ongevallenverzekering van [evenementenbureau 1] vielen zoals vermeld in de overeenkomst tussen Randstad en [evenementenbureau 1]. Nog los van de vraag of het bestaan van een dergelijke verzekering invloed heeft op het door Randstad voldaan zijn aan haar zorgplicht kan deze stelling zaak Randstad niet baten omdat zij - op zich al in strijd met artikel 7:611 BW - op geen enkele wijze de aard en inhoud van de betrokken polisvoorwaarden heeft gecontroleerd, aan [verzoeker] ook geen enkele uitkering onder de desbetreffende polis is gedaan en op grond van hetgeen ter gelegenheid van de mondelinge behandeling is aangevoerd door partijen ook niet verwacht wordt dat een dergelijke uitkering nog zal plaatsvinden.
Tot slot wijst de kantonrechter erop dat de e-mail van [medewerker Randstad Techniek] van Randstad van 27 oktober 2008 waarin wordt vermeld dat alle geleden en nog te lijden schade als gevolg van het ongeval op 27 september 2008 door Randstad zal worden vergoed moeilijk anders kan worden gelezen dan dat deze e-mail ook ziet op vergoeding van de schade die [verzoeker] thans stelt te lijden. Een beperking tot de schade zoals die ‘in de beginperiode’ werd geleden, zoals Randstad heeft aangevoerd, blijkt daaruit niet.
Kosten deelgeschil
4.12. De kantonrechter dient op grond van artikel 1019aa Rv de kosten van de behandeling van het verzoek aan de zijde van [verzoeker] te begroten en dient daarbij de redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking te nemen. Naar het oordeel van de kantonrechter is het redelijk dat [verzoeker] wat betreft deze procedure juridische bijstand heeft ingeroepen en is voldoende onderbouwd hoe de declaratie van de juridische kosten is opgebouwd. De kosten (in het bijzonder het tarief van de gemachtigde van [verzoeker]) en de aan de zaak bestede tijd komen de kantonrechter niet bovenmatig voor. Randstad heeft hiertegen ook geen verweer gevoerd. De kantonrechter begroot deze kosten aan de zijde van [verzoeker] dan ook op € 3.494,25 inclusief BTW voor het opstellen en het indienen van het verzoekschrift in deze procedure en op € 3.304,90 inclusief BTW voor de onder 3.1. genoemde aanvullende werkzaamheden. De gevorderde wettelijke rente wordt afgewezen. Niet gesteld of gebleken is dat [verzoeker] de kosten gemaakt in verband met het indienen van het verzoekschrift (en de behandeling daarvan) reeds daadwerkelijk heeft betaald.
Het hiervoor begrote bedrag van in totaal € 6.799,15 inclusief BTW zal als kostenveroordeling worden uitgesproken in het dictum van deze beschikking. LJN BY1855