Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Gelderland 111016 hond loopt verzoekster ondersteboven; geen eigen schuld ondanks waarschuwingen; bezitter hond aansprakelijk

Rb Gelderland 111016 hond loopt verzoekster ondersteboven; geen eigen schuld ondanks waarschuwingen; bezitter hond aansprakelijk 
- afwijzing kosten nu deze door rechtsbijstandverzekeraar worden gedragen

2.7.
Het verzoek strekt ertoe dat de rechtbank, op de voet van artikel 1019w Rv,
- voor recht zal verklaren dat [verweerder] en/of Zevenwouden aansprakelijk zijn c.q. is voor de door [verzoekster] geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade als gevolg van het door de hond van [verweerder] veroorzaakte ongeval op 9 mei 2013,
- althans voor recht zal verklaren dat [verweerder] en/of Zevenwouden voor een door de rechtbank in goede justitie te bepalen percentage aansprakelijk zijn c.q. is voor de door [verzoekster] geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade als gevolg van het door de hond van [verweerder] veroorzaakte ongeval op 9 mei 2013,
met begroting van en veroordeling van [verweerder] en Zevenwouden in haar kosten bij de behandeling van dit verzoek.

2.8.
Voor zover van belang zal het verweer van [verweerder] en Zevenwouden hierna aan de orde komen.

2.9.
Niet in geschil is dat [verweerder] , als bezitter van de hond die tegen [verzoekster] is aangerend, in beginsel op de voet van artikel 6:179 BW (risico)aansprakelijk is voor de schade die deze hond bij [verzoekster] heeft aangericht.

2.10.
[verweerder] en Zevenwouden werpen in de eerste plaats op dat [verzoekster] haar recht heeft verwerkt om een beroep te doen op artikel 6:179 BW, omdat zij heeft aanvaard dat het loslaten van [hond 2] door van [verweerder] voor haar eigen risico zou komen. In dat verband is het volgende van belang.

2.11.
Ook indien veronderstellenderwijs wordt aangenomen dat, zoals [verweerder] en Zevenwouden stellen en [verzoekster] betwist, [verweerder] [hond 2] pas heeft losgelaten nadat hij [verzoekster] op het drukke karakter van [hond 2] had gewezen en de voorwaarde had gesteld dat het loslaten voor eigen risico van [verzoekster] zou komen, slaagt dit verweer niet. Het loslaten was erop gericht dat de drie honden vrijelijk met elkaar konden ravotten, zo volgt uit de schriftelijke verklaringen van zowel [naam 1] als [verweerder] , welke verklaringen verweerders op dat punt niet hebben betwist. Bij risico’s in dat verband moet hoofdzakelijk worden gedacht aan hetgeen de betrokken honden elkaar zouden kunnen aandoen, niet aan gevaren voor toekijkende personen. In deze omstandigheden en zonder verdere toelichting door [verweerder] en Zevenwouden, heeft [verzoekster] door het aanvaarden van de voorwaarde bij [verweerder] hooguit het gerechtvaardigde vertrouwen kunnen wekken dat zij eventuele schade aan [hond 1] zelf zou dragen, niet dat zij afzag van een eventuele aanspraak op vergoeding van eigen letselschade, een bepaald verstrekkende aanname.

2.12.
Aansprakelijkheid van [verweerder] en vergoedingsplicht van [verweerder] en Zevenwouden staan hiermee vast. Vervolgens is de vraag of de vergoedingsplicht vanwege eigen schuld op de voet van artikel 6:101 BW moet worden verminderd, zoals [verweerder] en Zevenwouden stellen en [verzoekster] betwist. In dat verband geldt het volgende.

2.13.
Voor het aannemen van eigen schuld is vereist dat de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan [verzoekster] kan worden toegerekend. De vraag is dan of [verzoekster] zich anders heeft gedragen dan een redelijk mens onder de gegeven omstandigheden zou doen.

2.14.
[verweerder] en Zevenwouden stellen in dit verband dat [verzoekster] , ondanks waarschuwingen voor het risico daarvan, bij [verweerder] is blijven aandringen op het loslaten van [hond 2] , dat [verzoekster] bewust, dan wel uit onoplettendheid niet is uitgeweken voor [hond 2] , en dat [hond 1] in het geheel ook een rol speelde omdat de drie honden achter elkaar aan renden.

2.15.
Dit zijn naar het oordeel van de rechtbank geen omstandigheden die aan [verzoekster] kunnen worden toegerekend in de hiervoor bedoelde zin. Daartoe wordt het volgende overwogen.

2.16.
De ratio van de – risico – aansprakelijkheid op grond van artikel 6:179 BW is gelegen in het gevaar dat in de eigen energie van het dier schuilt en het onberekenbare element dat daarin is gelegen. De wetgever heeft een beroep op eigen schuld ook mogelijk geacht bij aansprakelijkheid op grond van artikel 6:179 BW. Daarbij is onder meer gedacht aan door het dier aangerichte schade die mede te wijten is aan onvoorzichtigheid of roekeloosheid van de benadeelde. Als voorbeelden worden genoemd de bezoeker van een dierentuin die door eigen onvoorzichtigheid wordt gebeten of en jongen die een dier ophitst en er door wordt gekwetst. (PG Nieuw BW, Boek 6, Kluwer Deventer 1981, p. 765.) Tegen deze achtergrond is het volgende van belang.

2.17.
Gesteld noch gebleken is dat [verzoekster] bekend was met het concrete gedrag van [hond 2] . Gesteld is slechts dat [verweerder] in algemene zin aan [verzoekster] heeft aangegeven dat [hond 2] druk was, niet dat deze hond, eenmaal losgelaten, in volle vaart tegen personen kon aanrennen. Bij gebrek aan wetenschap ter zake van dit bijzondere gevaar voor kwetsuren is het aandringen op loslaten van [hond 2] , het loslaten van [hond 1] , en het niet uitwijken niet als abnormaal gedrag te kwalificeren. Het is juist het gevaar van de onberekenbaarheid van de eigen energie van een dier dat zich hier heeft verwezenlijkt en met het oog waarop art. 6:179 BW is ingevoerd. (Vgl. Rb. Amsterdam, 6 juni 2012, ECLI:NL:RBAMS:2012:BW9368.) Het gestelde aandringen op loslaten van [hond 2] , het loslaten van [hond 1] en het niet uitwijken levert dan ook geen eigen schuld op.

2.18.
[verweerder] en Zevenwouden hebben subsidiair een beroep gedaan op ‘medeschuld’. Voor zover zij daarmee doelen op een toepassing van artikel 6:101 BW waarbij de vergoedingsplicht gedeeltelijk vervalt, strandt dat verweer op de hierboven aangegeven gronden. Voor zover zij daarmee op de toepassing van artikel 6:103 BW doelen gaat dat verweer niet op. Hier is geen sprake van de situatie dat op ieder van twee of meer personen een verplichting tot vergoeding van dezelfde schade rust.

2.19.
De slotsom is dat [verweerder] voor de schade volledig aansprakelijk is en Zevenwouden ook, in die zin dat Zevenwouden de schade volledig dient te vergoeden, in welke zin [verzoekster] het petitum van het verzoekschrift tijdens de mondelinge behandeling heeft verduidelijkt.

2.20.
Ter zake van de kosten aan de zijde van [verzoekster] bij de behandeling van dit verzoek is het volgende van belang.
Vast staat dat [verzoekster] is verzekerd tegen de kosten van rechtsbijstand en dat deze kosten ook daadwerkelijk worden gedragen door haar rechtsbijstandsverzekeraar. Niet valt dan in te zien waarom deze kosten voor [verzoekster] een schadepost vormen. [verzoekster] heeft in dit verband nog aangevoerd dat zij op grond van de polisvoorwaarden gehouden is de kosten op de aansprakelijke partij te verhalen. Gesteld noch gebleken is echter dat [verzoekster] daartoe door haar rechtsbijstandsverzekeraar in staat is gesteld, bijvoorbeeld door middel van cessie of een procesvolmacht. Het verzoek is in zoverre dan ook niet toewijsbaar. ECLI:NL:RBGEL:2016:7165