Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Breda 160108 gevecht tussen paarden; onzorgvuldig handelen paardenpension?

Rb Breda 160108 gevecht tussen paarden; onzorgvuldig handelen paardenpension?
3.1
Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weersproken, alsmede op grond van de niet bestreden inhoud van de producties, het volgende vast:
a. eiseres heeft haar paard, genaamd Pina Colada, sinds 2 juli 2006 ondergebracht in een paardenpension te Zevenbergschen Hoek tegen betaling van een bedrag van € 150,- per maand aan huur en verzorging;
b. nadien is tussen partijen een schriftelijke overeenkomst tot stand gekomen;
c. op 17 oktober 2006 heeft eiseres de toepasselijke algemene voorwaarden geparafeerd en ondertekend;
d. op 23 november 2006 is het paard Pina Colada bij een ander(e) paard/pony in de buitenbak van het paardenpension geplaatst, waarna beide dieren in gevecht zijn geraakt en Pina Colada wegens een trap van het andere paard/pony beenletsel heeft opgelopen zoals omschreven in het keuringsrapport van de dierenarts d.d. 7 december 2006, bestaande uit (onder meer) een fractuur mediaal griffelbeen en dislocatie naar mediodistaal, twee grote fragmenten en één klein fragment; (...)

3.2 Eiseres grondt haar vordering tot schadevergoeding van in totaal een bedrag van € 1.009,38 op de stelling dat gedaagde in strijd met de vereiste zorgvuldigheid heeft gehandeld door Pina Colada bij een ander(e) paard/pony in de bak te plaatsen, terwijl eiseres heeft verzocht en gewaarschuwd om Pina Colada niet samen met andere paarden te stallen. Eiseres stelt dat gedaagde aansprakelijk is voor het letsel dat Pina Colada heeft opgelopen ten gevolge van het gevecht tussen beide paarden en de daaruit voortvloeiende (gevolg)schade. Gedaagde zou volgens eiseres voorts onzorgvuldig hebben gehandeld door na het incident tussen de paarden geen dierenarts in te schakelen en dagelijks met Pina Colada te gaan wandelen. Volgens eiseres kan gedaagde zich niet beroepen op de algemene voorwaarden waarin aansprakelijkheid voor (gevolg)schade wordt uitgesloten dan wel beperkt, nu deze bedingen onredelijk bezwarend zijn en eiseres de vernietigbaarheid daarvan heeft ingeroepen. Voorts maakt eiseres aanspraak op vergoeding van de door haar gemaakte buitengerechtelijke kosten ad € 300,- alsmede op voldoening van de wettelijke rente over de gevorderde schadevergoeding vanaf 15 december 2006 tot aan de dag der algehele voldoening. (...)

3.5 Voor zover eiseres met haar stelling, dat gedaagde aansprakelijk is voor het letsel van Pina Colada en de daaruit voortvloeiende (gevolg)schade, heeft bedoeld, dat op gedaagde in diens hoedanigheid van betrokkene bij de bedrijfsvoering van het paardenpension een kwalitatieve aansprakelijkheid rust, dan kan zij in deze stelling niet worden gevolgd. Gesteld noch gebleken is, dat het schadeveroorzakende paard/pony in eigendom toebehoort aan gedaagde dan wel aan diens echtgenote als exploitant van het paardenpension. Art. 6:179 BW bepaalt, dat op de bezitter van een dier in beginsel de kwalitatieve (risico)aansprakelijkheid rust voor de schade die het dier heeft aangericht, ook indien hem in dat kader geen enkel verwijt kan worden gemaakt. Uit de artikelen 3:107 en 3:108 BW vloeit voort, dat op de exploitant van een dierenpension geen kwalitatieve aansprakelijkheid ex art. 6:179 BW rust, nu diegene niet kan worden aangemerkt als bezitter van het paard, daar hij beoordeeld naar verkeersopvattingen geen pretentie heeft rechthebbende te zijn. Diens over het paard uitgeoefende macht moet worden gekwalificeerd als houden voor een ander. Het vorenstaande geldt eveneens voor gedaagde als betrokkene bij de bedrijfsvoering van het dierenpension dat door zijn echtgenote wordt geëxploiteerd. Uit art. 6:181 lid 1 BW volgt weliswaar, dat wanneer een dier wordt gebruikt in de uitoefening van een bedrijf, de (risico)aansprakelijkheid ex art. 6:179 BW rust op degene die dit bedrijf uitoefent, doch uit de parlementaire geschiedenis blijkt, dat onder het bedrijfsmatig gebruiken van dieren in de zin van art. 6:181 BW, niet moet worden begrepen het bedrijfsmatig bewaren (stallen) van dieren voor een ander, zodat op de exploitant van een dierenpension geen kwalitatieve aansprakelijkheid rust. Een dergelijke kwalitatieve aansprakelijkheid rust derhalve evenmin op gedaagde die feitelijk is betrokken bij de bedrijfsvoering van het onderhavige paardenpension.

3.6
Met betrekking tot de stelling van eiseres, dat gedaagde heeft gehandeld in strijd met de vereiste zorgvuldigheid, geldt het volgende. De vraag of de veroorzaking van schade door het in het leven roepen of laten voortbestaan van een gevaar onrechtmatig is, dient te worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden van het geval, waaronder de grootte van de kans op een ongeval, de kenbaarheid van het gevaar, de ernst van de mogelijke gevolgen daarvan en de mate van bezwaarlijkheid van te nemen voorzorgsmaatregelen. Eiseres erkent bij conclusie van repliek dat voldaan is aan haar verzoek om Pina Colada alleen te stallen, daar het paard alleen in een box stond. Gedaagde heeft bij conclusie van antwoord onweersproken gesteld, dat Pina Colada, op verzoek van eiseres, om te socialiseren altijd met vier andere paarden en twee pony’s in de wei heeft gestaan. Volgens eiseres was echter duidelijk dat Pina Colada als dominante merrie niet met ieder (willekeurig) ander paard in één wei kon staan en zij stelt dat gedaagde onzorgvuldig heeft gehandeld door Pina Colada te plaatsen in de buitenbak met een ander(e) paard/pony. In tegenstelling tot hetgeen eiseres kennelijk meent, doet niet reeds de enkele mogelijkheid van een ongeval, als verwezenlijking van aan een bepaald gedrag inherent gevaar, dat gedrag onrechtmatig zijn. Zodanig gevaarscheppend gedrag is slechts onrechtmatig indien de mate van waarschijnlijkheid van een ongeval (het oplopen van ernstig letsel door toedoen van een ander(e) paard/pony) als gevolg van dat gedrag (het plaatsen van Pina Colada bij een ander(e) paard/pony in een buitenbak) zo groot is, dat de dader zich naar maatstaven van zorgvuldigheid van dat gedrag had moeten onthouden. Het enkele feit dat Pina Colada een dominante merrie is die een keer eerder een pony heeft aangevallen, brengt niet met zich mee, dat gedaagde meer risico voor verwonding heeft genomen indien hij Pina Colada bij een ander(e) paard/pony in een buitenbak heeft geplaatst dan onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs verantwoord was. Weliswaar kan de omstandigheid dat paarden/pony’s gezamenlijk in een buitenbak worden geplaatst een inherent risico van een ongeval en/of (het elkander toebrengen van) schade met zich meebrengen, doch dit betekent echter nog niet dat het plaatsen van Pina Colada in een buitenbak met een ander(e) paard/pony een zodanig aanmerkelijke kans op een ongeval met dergelijke ernstige gevolgen in zich bergt, dat gedaagde de risico's daarvan had behoren in te beperken. Andere feiten en omstandigheden waaruit dit zou blijken zijn door eiseres onvoldoende gesteld noch anderszins gebleken. Gedaagde heeft evenmin onzorgvuldig gehandeld door na het incident tussen de paarden geen dierenarts in te schakelen. Immers rust in de eerste plaats op eiseres als eigenaresse van het paard de zorgplicht om al dan niet een dierenarts te consulteren. Gedaagde heeft onweersproken gesteld, dat eiseres direct na het incident tussen de paarden daarvan op de hoogte is gesteld. Eiseres stelt bij conclusie van repliek zelf, dat de precieze verwonding in eerste instantie niet door de dierenarts kon worden vastgesteld. Onder deze omstandigheden kan niet worden geconcludeerd, dat op gedaagde een (bijzondere) zorgplicht rustte om uit eigener beweging een dierenarts in te schakelen nu onvoldoende is gesteld of anderszins is gebleken, dat Pina Colada bij gebreke daarvan aan een groter gevaar werd blootgesteld dan onder de gegeven omstandigheden verantwoord was en waarop gedaagde bedacht had moeten zijn. Nu eiseres zelf stelt, dat de dierenarts in eerste instantie onder meer stalrust en tweemaal een half uur wandelen per dag heeft voorgeschreven, kan het dagelijks wandelen met Pina Colada - daargelaten of dit door gedaagde is geïnitieerd, hetgeen hij betwist - onder de gegeven omstandigheden niet als onzorgvuldig handelen worden aangemerkt. Uit het vorenoverwogene vloeit voort, dat gedaagde niet heeft gehandeld in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betamelijk is, zodat de vordering van eiseres reeds op die grond moet worden afgewezen. De overige geschilpunten tussen partijen behoeven derhalve geen (nadere) bespreking en beslissing meer.
LJN BC2035