Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Noord-Nederland 191016 val van pony bij springen; bij springen is pony instrument van berijder, geen eigen energie van het dier; manege niet aansprakelijk

Rb Noord-Nederland 191016 val van pony bij springen; bij springen is pony instrument van berijder, geen eigen energie van het dier; manege niet aansprakelijk;
- kosten gevorderd en begroot op 24 uur x € 250,- + 21% + 6% + griffierecht, totaal € 8.037,05

2 De feiten

2.1.
Voor de beoordeling van het geschil acht de rechtbank de navolgende feiten van belang.

2.2.
[verzoekster] , geboren 3 oktober 1993, is begonnen met paardrijden toen zij zeven jaar oud was. In de middelbare school tijd heeft zij gedurende enkele jaren niet gereden. [verzoekster] heeft een eigen pony gehad.

2.3.
Op 19 januari 2011 heeft (een van) de ouder(s) van de toen 17-jarige [verzoekster] , [verzoekster] ingeschreven voor groepslessen bij [verweersters] . Het ondertekende inschrijfformulier vermeldt dat [verweersters] geen enkele aansprakelijkheid aanvaardt. [verzoekster] is door [verweersters] ingedeeld in de gevorderden groep.

2.4.
Op 4 januari 2012 is [verzoekster] tijdens een groepsles (van 5 of 6 amazones) een ongeval overgekomen. [verzoekster] reed die dag op de aan [verweersters] toebehorende pony Likorette, een pony waarop zij reeds eerder had gereden. De les stond onder leiding van de vaste en tot het geven van de les bevoegde instructrice, mevrouw [A] (hierna te noemen [A] ). De les begon met oefeningen in stap, draf en galop en aan het eind van de les werd, zoals gebruikelijk om de twee à drie weken, gesprongen. Dit springen werd geleidelijk opgebouwd, waarbij [verzoekster] met Likorette zonder problemen de hindernissen nam. Aan het eind van de les werd een klein parcours gereden. Tijdens de dubbelsprong weigerde Likorette de tweede hindernis te nemen. [verzoekster] is hierdoor (voorover) van de pony af gevallen en met haar hoofd op de hindernis terecht gekomen. [verzoekster] droeg ten tijde van het ongeval een cap voorzien van het veiligheidskeurmerk.

2.5.
[A] was getuige van het ongeval. [verzoekster] kan zich van de periode tussen het moment dat zij op de eerste hindernis van de dubbelsprong af reed en de val niets meer herinneren. [verzoekster] was na het ongeval duizelig en ze had een bloedneus en een schrammetje op haar neus. Ze is met haar vader naar de huisarts gegaan.

2.6.
Op 19 januari 2012 heeft [verweersters] een ongevallenregistratieformulier ingevuld. Dit formulier is ingevuld door [A] en mevrouw [verweerster 2] (verweerster sub 2). Door hen is respectievelijk vermeld 'Van het paard gevallen bij het springen. Tegen de hindernis aan' en 'Tijdens het springen van een dubbelsprong ondersteunde de ruiter het paard niet en liet de teugels losser en gaf geen been, dus stopte het paard.'. Als factor die mogelijk heeft bijgedragen aan het ontstaan van de blessure is aangekruist 'slechte communicatie ruiter-paard'.

2.7.
[verzoekster] is in verband met de klachten die ze had na de val in juni 2012 doorverwezen naar een revalidatiearts. De klinische revalidatie van 24 oktober 2012 tot en met 31 januari 2013 bij Revalidatiecentrum Friesland is gevolgd door een poliklinische revalidatie. Per 15 december 2013 is aan [verzoekster] een Wajong-uitkering toegekend. De (huidige) klachten van [verzoekster] bestaan onder meer uit hoofdpijn en een verminderde (cognitieve) belastbaarheid.

2.8.
De rechtsbijstandverlener van [verzoekster] , Univé, heeft bij brief van 6 juni 2013 [verweersters] aansprakelijk gesteld voor het door [verzoekster] geleden letsel op grond van artikel 6:179 BW.

2.9.
De rechtsbijstandsverzekeraar van [verweersters] , ASR, heeft onderzoek gedaan en in dat kader [A] gehoord. Op 2 juni 2014 heeft [A] (ten overstaan van mr. P. Zwijnepoel van Assuraad Advocaten) een verklaring afgelegd. Deze verklaring luidt (voor zover hier van belang):

Voorafgaande aan het ongeval reed [verzoekster] (rb: [verzoekster]) op Likorette, een vrouwelijke pony. [verzoekster] reed meestal op Likorette en dit was eigenlijk haar vaste pony. (…..)
(…..)
Ten tijde van het ongeval van [verzoekster] stond ik op een afstand van 3 tot 4 meter van de tweede hindernis. De eerste hindernis nam Likorette goed, maar voor de tweede hindernis weigerde zij. Nadat [verzoekster] met Likorette de eerste hindernis had genomen, ging het tempo wat terug. De pony ging wat langzamer lopen, en op dat moment had [verzoekster] meer 'been' moeten geven. Tevens waren de teugels teveel gevierd. Als dit gebeurt, dan krijgt de pony de vrijheid om bijvoorbeeld naar links of naar rechts te duiken en niet rechtdoor te gaan. (…..)
Nadat [verzoekster] met Likorette over de eerste hindernis was gesprongen kwam Likorette uit galop. Ik zag, zoals ik al eerder aangaf, dat de pony langzamer ging lopen en heb gezegd, staande naast de hindernis, dat [verzoekster] meer 'been' moest geven. Dit heeft [verzoekster] niet voldoende of te laat gedaan. Nadat Likorette reeds wat langzamer was gaan lopen, is de pony vrij abrupt gestopt. Volgens mij schoot [verzoekster] toen links langs de pony en is zij tegen de ligger aan gekomen. Ten tijde van het ongeval droeg [verzoekster] haar cap en laarzen. (…..) Na de ligger te hebben geraakt, is zij meteen weer opgestaan. [verzoekster] had een bloedneus en een schrammetje op haar neus. (…..)
Na het ongeval is [verzoekster] niet buiten bewustzijn geweest.
(…..)
Hetgeen hier is gebeurd, zie ik als een ruitersfout. [verzoekster] had meer 'been' moeten tegen en beter met de teugels moeten sturen.

2.10.
ASR heeft bij brief van 17 juni 2014 de aansprakelijkheid van [verweersters] afgewezen.

3 Het standpunt van [verzoekster]

3.1.
[verzoekster] verzoekt de rechtbank te bepalen dat [verweersters] aansprakelijk is voor het ongeval van 4 januari 2012 dat is veroorzaakt door hun pony. Tevens verzoekt [verzoekster] de rechtbank om het percentage van die aansprakelijkheid te bepalen. Tot slot vordert [verzoekster] de kosten aan de zijde van [verzoekster] te begroten en toe te wijzen.

3.2.
[verzoekster] stelt dat de vraag die voorligt, zijnde de vraag of [verweersters] aansprakelijk is voor de door [verzoekster] geleden schade, zal bijdragen aan het tot stand komen van een vaststellingsovereenkomst. Het letsel heeft ingrijpende gevolgen voor haar studie en haar sociale leven en de schade wegens onder meer studievertraging en verlies aan verdienvermogen alsmede immateriële schade zal volgens [verzoekster] zeker meer dan
€ 25.000,- bedragen.

3.3.
Volgens [verzoekster] is [verweersters] aansprakelijk voor de door haar geleden en nog te lijden schade op grond van artikel 6:179 BW. Het is volgens [verzoekster] de eigen energie van Likorette geweest die tot het ongeval heeft geleid. Het abrupte stoppen met de uitvoering van de sprong was op eigen initiatief van Likorette en het onberekenbare element is daarin gelegen, aldus [verzoekster] . [verzoekster] heeft Likorette geen opdracht gegeven om te stoppen. [verzoekster] betwist dat zij een ruitersfout zou hebben gemaakt.

4. Het standpunt van [verweersters]

4.1.
[verweersters] stelt zich primair op het standpunt dat het verzoek van [verzoekster] om te bepalen dat [verweersters] aansprakelijk is zich niet leent voor een deelgeschilprocedure. Er zijn geen onderhandelingen gevoerd, de feitelijke toedracht van het ongeval is in debat en de beantwoording van de voorliggende vragen zal niet bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst.

4.2.
Subsidiair stelt [verweersters] zich op het standpunt dat zij niet aansprakelijk is voor de door [verzoekster] geleden schade op grond van artikel 6:179 BW, nu er sprake is van een ruitersfout. Voor het geval er wel sprake zou zijn van aansprakelijkheid van [verweersters] , beroept [verweersters] zich op de eigen schuld van [verzoekster] .

4.3.
Tot slot betwist [verweersters] de (omvang van) de door [verzoekster] gevorderde kosten ex artikel 6:96 lid 2 BW.

5 De beoordeling

5.1.
De deelgeschilprocedure biedt betrokkenen bij een geschil over letsel- of overlijdensschade in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase een eenvoudige en snelle toegang tot de rechter ter bevordering van de totstandkoming van een minnelijke regeling.
Bij de beoordeling van het deelgeschil moet de rechtbank zich de vraag stellen of de bijdrage van de verzochte beslissing aan de mogelijke totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst zodanig is dat deze opweegt tegen de kosten en het tijdsverloop van de procedure. Een deelgeschil waarvan te verwachten is dat de beantwoording van die vraag te kostbaar is en veel tijd in beslag zal nemen, bijvoorbeeld omdat bewijsvoering nodig zal zijn, zal zich minder snel lenen voor een deelgeschilprocedure.

5.2.
Naar het oordeel van de rechtbank leent het onderhavige geschil zich met betrekking tot de aansprakelijkheidsvraag voor een deelgeschilprocedure. [verweersters] heeft weliswaar aangevoerd dat tussen partijen geen onderhandelingen zijn gevoerd, doch zulks is naar het oordeel van de rechtbank inherent aan het feit dat de verzekeraar van [verweersters] , nadat zij een onderzoek had ingesteld, de aansprakelijkheid van de hand heeft gewezen. Een oordeel van de rechtbank over de aansprakelijkheid van [verweersters] kan in dit geval dan ook bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Dat er nog vele deelgeschillen in deze zaak denkbaar zijn, zoals [verweersters] heeft aangevoerd, betekent niet dat de vraag over de aansprakelijkheid zich niet leent voor een deelgeschilprocedure. Dit is in kader van de onderhandelingen over een vaststellingsovereenkomst immers de eerste hindernis die genomen moet worden. Evenmin staat het dreigement van [verweersters] dat zij tot in hoogste instantie door zal procederen indien de rechtbank van oordeel is dat zij aansprakelijk is, niet aan de ontvankelijkheid van het verzoek van [verzoekster] in de weg.

5.3.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat voor de primaire vraag, namelijk of [verweersters] aansprakelijk is voor de door [verzoekster] geleden en nog te lijden schade op grond van artikel 6:179 BW, de toedracht van het ongeval voldoende vaststaat en dat nader onderzoek en nadere bewijslevering niet noodzakelijk zijn. Naar het oordeel van de rechtbank is doorslaggevend dat Likorette weigerde de hindernis te nemen, tengevolge waarvan [verzoekster] van Likorette is gevallen en met haar hoofd op de hindernis terecht is gekomen.

5.4.
De vraag of [verweersters] op grond van het bepaalde in artikel 6:179 BW aansprakelijk is voor de door [verzoekster] geleden schade dient naar het oordeel van de rechtbank ontkennend te worden beantwoord. Dit artikel bepaalt dat de bezitter van een dier aansprakelijk is voor de door het dier aangerichte schade. De grondslag voor de risicoaansprakelijkheid krachtens dit artikel is gelegen in het gevaar dat schuilt in de eigen energie van het dier en het onberekenbare element dat in die energie ligt opgesloten. Dit brengt mee dat voor toepassing van het artikel nodig is dat de schade veroorzaakt is door een eigen gedraging van het dier, waarbij het dier dus niet 'als instrument handelt van de persoon, die hem berijdt of leidt' (Toelichting-Meijers op art. 6030208 NBW) (zie HR d.d. 23 februari 1990, NJ 1990/365, Zengerle/Blezer). Naar het oordeel van de rechtbank is er in het onderhavige geval geen sprake van een onberekenbaar element dat in de eigen energie van het dier ligt opgesloten. De rechtbank acht daartoe het volgende redengevend.
[verzoekster] , als berijder van Likorette, wilde dat Likorette over de hindernis zou springen. Aangezien een pony over het algemeen niet uit zichzelf over een hindernis zal springen, heeft het nadere aansturing nodig van de berijder, en is het doorlopend afhankelijk van diens instructies. Bij de uitvoering van een dergelijke, bijzondere, verrichting handelt de pony als het ware als instrument van de berijder, een berijder die op haar beurt het instrument bespeelt.
Dat Likorette, zoals uit de stukken blijkt en onvoldoende weerlegd is, vóór het de tweede hindernis nam langzamer ging lopen, onvoldoende sturing kreeg en vervolgens, vrij abrupt, tot stilstand kwam, is naar het oordeel van de rechtbank niet te beschouwen als een onberekenbaar gevolg van de eigen energie, maar als een te verwachten gedraging, veroorzaakt door de berijder. Likorette heeft onvoldoende aansturing gekregen waardoor zij de hindernis niet op de beoogde wijze heeft genomen.
Aldus kan niet geoordeeld worden dat het ongeval is veroorzaakt door het onberekenbare element dat in de eigen energie van een dier ligt opgesloten, waartegen een gelaedeerde jegens de bezitter van een dier dient te worden beschermd. Van feiten of omstandigheden die in het onderhavige geval tot een ander oordeel zouden moeten leiden, is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken.

5.5.
Nu [verweersters] naar het oordeel van de rechtbank niet aansprakelijk is voor de door [verzoekster] geleden schade, behoeft het verzoek om het percentage van de aansprakelijkheid te bepalen, waaronder de vraag in hoeverre [verzoekster] een ruitersfout heeft gemaakt, geen bespreking.

5.6.
Ook als een verzoek op grond van artikel 1019z Rv wordt afgewezen, dient de rechtbank de kosten van deze deelgeschillenprocedure in beginsel te begroten op grond van artikel 1019aa Rv, tenzij de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld. De rechtbank is van oordeel dat van dat laatste geen sprake is.
Van de zijde van [verzoekster] zijn de kosten tot de zitting begroot op ruim 24 uur tegen een tarief van € 250,- exclusief 21% btw en 6% kantoorkosten, bij elkaar een bedrag van€ 7.749,05. De rechtbank acht dit redelijk, zowel wat het aantal bestede uren als het uurtarief betreft. De door de advocaat van [verzoekster] gedeclareerde uren zijn, zo blijkt uit de overgelegde specificatie, gemaakt ten behoeve van het onderhavige deelgeschil. De kosten zullen daarom worden begroot op € 7.749,05 te vermeerderen met een bedrag ad € 288,- aan griffierecht, zijnde in totaal € 8.037,05. Nu de aansprakelijkheid van [verweersters] niet vast staat, wijst de rechtbank het verzoek van [verzoekster] om [verweersters] te veroordelen in deze kosten, af. ECLI:NL:RBNNE:2016:4641