Overslaan en naar de inhoud gaan

RBLIM 270825 vraagstelling psychiater t.z.v. aansprakelijkheid GGZ-instelling voor psychose en plegen 3 moorden

RBLIM 270825 vraagstelling psychiater t.z.v. aansprakelijkheid GGZ-instelling voor psychose en plegen 3 moorden
- Rapport berispte deskundigen moet aan door rechtbank benoemde psychiater en verzekeraar worden verstrekt

zie ook:ECLI:NL:TGZCTG:2025:73

in vervolg op:
RBLIM 181224 aanpassing vraagstelling psychiater t.z.v. aansprakelijkheid GGZ-instelling voor psychose en plegen 3 moorden
- calamiteitenrapport hoeft niet in het geding gebracht te worden
- benoeming van deskundige die werkzaam is voor samenwerkingspartner van aangesproken partij heeft niet de voorkeur
- rb komt terug op tussenvonnis: ook achteraf opgestelde verklaring van behandelaar kan bij de beoordeling betrokken worden

2De verdere beoordeling

Rapport [naam rapporteur 1] en [naam rapporteur 2] en beslissingen Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg

2.1.1.

[eiser] verzoekt de rechtbank om deels terug te komen van haar beslissing om de in het kader van de strafrechtelijke procedure door psychologen en psychiaters opgemaakte rapporten toe te voegen aan het dossier2. Meer specifiek wenst [eiser] dat het rapport van rapporteurs [naam rapporteur 1] en [naam rapporteur 2]3 niet aan Centramed en de te benoemen deskundige ter kennis wordt gesteld. Ter onderbouwing daarvan voert [eiser] aan dat de rapporteurs op 23 april 2025 door het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (hierna: Centraal Tuchtcollege) zijn berispt vanwege hun betrokkenheid bij het rapport4. Subsidiair verzoekt [eiser] de rechtbank om aan de te benoemen deskundige een afschrift te sturen van de tuchtrechtelijke beslissing(en).

2.1.2.

Centramed maakt primair bezwaar tegen het feit dat [eiser] een akte heeft genomen waarin hij andere zaken aan de orde stelt dan de deskundigenbenoeming. Daarvoor is volgens Centramed in dit stadium van de procedure geen ruimte of gelegenheid meer. Subsidiair verzet Centramed zich tegen het verzoek van [eiser] , stellende dat deze procedure niet gaat over het onderzoek door de rapporteurs in het kader van de strafzaak, het rapport van dat onderzoek of het oordeel van het Centraal Tuchtcollege over dat rapport. Centramed voert in dit kader aan dat het Centraal Tuchtcollege niet heeft geoordeeld over de inhoud van het onderzoek.

2.1.3.

De rechtbank zal de akte van [eiser] accepteren omdat het daarin opgenomen verzoek aan de hand van de uitspraken van het Centraal Tuchtcollege, gelet op het moment dat deze uitspraken zijn gedaan, niet eerder gedaan had kunnen worden. Het verzoek zal echter worden afgewezen. De deskundige moet de beschikking hebben over alle mogelijk relevante informatie. Deze kan vervolgens zelf beslissen of kennisneming daarvan relevant is voor de beantwoording van de vragen. Derhalve moet, naast de twee andere strafrechtelijke rapportages, de rapportage van [naam rapporteur 1] en [naam rapporteur 2] aan de deskundige ter beschikking worden gesteld. De rechtbank heeft, vooruitlopend daarop, al beslist dat [eiser] dit rapport in het geding moet brengen. Naar nu is gebleken heeft [eiser] dit rapport wel overgelegd aan de rechtbank maar niet aan Centramed (zonder de rechtbank daarover te informeren). Dit dient dus alsnog te geschieden. Doet [eiser] dat wederom niet, zal de rechtbank daaraan de gevolgen verbinden die zij geraden acht.5

2.2.

Centramed heeft in haar antwoordakte gesteld dat er geen reden is om de uitspraken van het Centraal Tuchtcollege onderdeel te maken van onderhavige procedure. Het staat [eiser] in beginsel vrij alle stukken die hij van belang acht aan het procesdossier toe te voegen. Of die stukken relevant zijn voor het deskundigenonderzoek en/of de verdere beoordeling door de rechtbank, is vervolgens aan de deskundige respectievelijk de rechtbank.

Aanvullen medisch dossier?

2.3.

[eiser] stelt dat hem is gebleken dat het door Centramed in het geding gebrachte medisch dossier over zijn behandeling bij Mondriaan niet compleet is. Meer specifiek doelt [eiser] daarbij op (de vragenlijst behorende bij) het zogenoemde DIVA-onderzoek waarnaar in het medisch dossier wordt verwezen. [eiser] verzoekt de rechtbank om Centramed te bevelen de ontbrekende stukken in het geding te brengen. Centramed stelt dat het medisch dossier zoals overgelegd wel compleet is en verwijst voor wat betreft het DIVA-onderzoek naar pagina’s 46 en 47. [eiser] heeft vervolgens aangevoerd dat aldaar wordt verwezen naar het uitgevoerde onderzoek, maar dat de in dat kader door [eiser] en zijn vader ingevulde vragenlijst(en) ontbreken. Ook maken de aantekeningen die mogelijk zijn gemaakt van gesprek dat is gevoerd na het invullen van de vragenlijsten, geen onderdeel uit van het overgelegde medisch dossier, aldus [eiser] .

2.4.

De rechtbank is het met [eiser] eens dat uit de beschrijving van het DIVA-onderzoek zoals opgenomen in het overgelegde medisch dossier, kan worden afgeleid dat er (in ieder geval) vragenlijsten beschikbaar moeten zijn (geweest) welke nog niet zijn overgelegd. De rechtbank zal het aan de deskundige overlaten om te bepalen of het bij de beantwoording van de aan de deskundige te stellen vragen noodzakelijk is om kennis te nemen van de vragenlijsten en – indien opgemaakt – de aantekeningen van het in het kader van het DIVA-onderzoek gevoerde gesprek. Is dat het geval, dan zal Centramed deze stukken aan de deskundige, [eiser] en de rechtbank moeten laten toekomen.

De deskundige

2.5.

Partijen hebben gezamenlijk psychiater dr. H. Knegtering als te benoemen deskundige voorgedragen. Dr. Knegtering heeft verklaard bereid te zijn om als deskundige te worden benoemd. De rechtbank zal daartoe overgaan. De deskundige heeft het voorschot begroot op een bedrag van € 4.362,90 (inclusief btw). Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om hierop te reageren. Zij hebben geen bezwaar gemaakt tegen de begroting van het voorschot. De rechtbank zal het voorschot vaststellen op het door de deskundige begrote bedrag. In het tussenvonnis van 24 april 2024 is al beslist dat [eiser] het voorschot op de kosten van de deskundige moet betalen.

2.6.

Aan de deskundige zullen de in de tussenvonnissen van 18 december 2024 en 2 april 2025 vastgestelde vragen worden gesteld. In het kader van het overleg en debat over de deskundigenbenoeming en het deskundigenonderzoek zijn eerder in de procedure aanvullende beslissingen genomen. Deze zullen gemakshalve hierna worden herhaald.

2.6.1.

De vraagstelling bevat hoofdvragen en daarnaast subvragen. Het is niet de bedoeling dat de deskundige zich beperkt tot de beantwoording van de subvragen. De in de vraagstelling opgenomen subvragen betreffen volgens de rechtbank vragen die in ieder geval aan de orde moeten komen bij de beantwoording van de hoofdvragen. Als de deskundige voor de beantwoording van de hoofdvragen ook andere subvragen of onderwerpen relevant acht, staat het de deskundige vrij ook die andere subvragen te beantwoorden of onderwerpen te betrekken bij de beantwoording van de hoofdvragen.6

2.6.2.

Het is aan de deskundige om te bepalen of het in het kader van zijn onderzoek nodig is om kennis te nemen van de psychiatrische en psychologische rapporten die zijn opgemaakt in het kader van de strafrechtelijke procedure (productie 18 tot en met 20 van [eiser] ).7Terzake het rapport dat is opgesteld door [naam rapporteur 1] en [naam rapporteur 2] (productie 20 [eiser] ) heeft [eiser] opgemerkt dat het Centraal Tuchtcollege een berisping heeft opgelegd aan de opstellers van het rapport. De rechtbank zal vooralsnog geen oordeel geven over de bruikbaarheid van het rapport. Evenmin zal de rechtbank de deskundige verbieden kennis te nemen van dit rapport. Wel zal de rechtbank de deskundige opdragen om te vermelden bij welke onderdelen hij het rapport van [naam rapporteur 1] en [naam rapporteur 2] heeft gebruikt ter onderbouwing van zijn conclusies/antwoorden8.

2.6.3.

Eveneens is het aan de deskundige om te bepalen of het in het kader van zijn onderzoek nodig is om kennis te nemen van de vragenlijsten die zijn ingevuld in het kader van het DIVA-onderzoek en – indien opgemaakt – van de aantekeningen van het ten behoeve van dat onderzoek gevoerde gesprek. Is dat het geval, dan zal Centramed deze stukken moeten verstrekken.9

2.6.4.

De deskundige mag het handelen van de behandelaars enkel beoordelen op basis van informatie die de behandelaars ten tijde van de behandeling ter beschikking stond of die zij hadden behoren te hebben. De bijsluiter voor dex-amfetamine op de website geneesmiddeleninformatiebank.nl, waarnaar mr. Pennino verwijst op pagina 12 van zijn spreekaantekeningen, is van latere datum en moet dus buiten beschouwing blijven10. Centramed heeft als productie 2 en 3 verklaringen overgelegd van medewerkers van Mondriaan over het verloop van de behandeling van [eiser] . Deze verklaringen zijn opgesteld nadat bekend is geworden dat [eiser] drie mensen heeft vermoord. Als de deskundige deze verklaringen betrekt bij de beantwoording van de vragen, dient hij dat te vermelden in zijn rapport.11

Slotopmerkingen

2.7.

[eiser] is in zijn akte na tussenvonnis d.d. 2 april 2025 van [eiser] van
30 april 2025 nog ingegaan op – kort gezegd – de rol van psychiater [naam psychiater] , verbonden aan Mondriaan. Daar is echter geen rechtsgevolg aan gekoppeld, zodat de rechtbank aan de opmerkingen voorbij gaat.

2.8.

Het Openbaar Ministerie heeft bij brief van 5 juni 2025 de rechtbank bericht dat het OM geen conclusie zal nemen. Een kopie van deze brief heeft de rechtbank op 11 juni 2025 aan partijen toegezonden.

2.9.

Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3De beslissing

De rechtbank

bevel deskundigenbericht

3.1.

beveelt een onderzoek door een deskundige voor de beantwoording van de onder 3.2. vermelde vragen, met inachtneming van wat onder 2.7.1. tot en met 2.7.4. is vermeld en van de volgende inleidende opmerkingen:

In deze zaak staat het handelen van Mondriaan, in het bijzonder van de bij de behandeling van [eiser] betrokken behandelaars, ter discussie. Uw onderzoek(s-rapport) heeft als doel dat de rechter/jurist over het handelen van de betrokken hulpverleners kan oordelen; is er juist gehandeld door de behandelaars? Het handelen van de betrokken behandelaar moet de rechter toetsen aan een norm die geduid wordt als de norm van het goed hulpverlenerschap. Die norm vereist kennis van de medisch professionele standaard en de manier waarop de betrokken behandelaar de geneeskundige behandeling heeft verricht. Om die toets te kunnen doen, is het noodzakelijk dat de rechter door u als medische deskundige wordt voorgelicht, om zo voorzien te worden van feitelijke informatie over de medische praktijk en het handelen van de betrokken behandelaar. U wordt als medisch deskundige niet gevraagd om te oordelen over de aansprakelijkheid. Bij uw beoordeling moet u dan ook uit gaan van objectieve maatstaven. Leeftijd, rang en ervaring van de behandelaar zijn voor de toets niet van belang.

In dit kader worden u onderstaande vragen gesteld. Het zal niet mogelijk zijn om alle vragen met zekerheid te beantwoorden. Van u wordt ook niet gevraagd zekerheid te geven. Wel wordt gevraagd of u, vanuit uw kennis en ervaring op uw vakgebied, de geformuleerde vragen wilt beantwoorden, naar de stand van de wetenschap op het moment waarop de geneeskundige behandeling plaats had, uw antwoorden te motiveren en zo mogelijk te verwijzen naar relevante literatuur.

Het begrip ‘medisch professionele standaard’ moet u steeds opvatten als het geheel van regels en normen waaraan de hulpverlener is gehouden, die blijken uit de opleiding(s-eisen) voor medici, inzichten en ervaring uit de geneeskundige praktijk, wetenschappelijke literatuur, protocollen en gedragsregels.

Diagnose

Hoofdvraag 1:

- Mocht een redelijk handelend behandelaar bij [eiser] de diagnose ADHD stellen?

Subvragen:

- Wilt u bij de beantwoording van deze vraag in ieder geval ingaan op de verhouding tussen het resultaat van de verrichte diagnostiek, het door de behandelaar van [eiser] verkregen klinisch beeld en de door [eiser] verstrekte informatie? Hebben het klinisch beeld en de door [eiser] verstrekte informatie, voor zover u kunt nagaan, bijgedragen aan de diagnose en was dat te verdedigen, mede in het licht van de verrichte diagnostiek?

- Is het voor het beantwoorden van de hoofdvraag relevant dat [eiser] jegens zijn behandelaars verklaarde dat zijn klachten na het gebruik van dex-amfetamine waren afgenomen?

Dex-amfetamine

Hoofdvraag 2:

- Aannemend dat de diagnose ADHD door een redelijk handelend behandelaar kon worden gesteld: is gehandeld als een redelijk handelend behandelaar door dex-amfetamine voor te schrijven? Waren er contra-indicaties op grond waarvan desondanks afgezien had moeten worden van het voorschrijven van dex-amfetamine?

Subvragen:

- Wilt u bij de beantwoording van deze vraag in ieder geval ingaan op de door [eiser] genoemde contra-indicatie, zijnde (het vermoeden althans benoemen van) een psychose in september en/of november 2018?

- Wilt u in dit kader ook ingaan op het feit dat in het Farmacotherapeutisch Kompas een psychose als contra-indicatie voor het voorschrijven van dex-amfetamine wordt genoemd. Wordt daarmee gedoeld op een psychose ten tijde van het voorschrijven/gebruik van dex-amfetamine of wordt (daarnaast of in plaats daarvan) gedoeld op (een) eerdere doorgemaakte psychose(s)? Maakt het daarbij verschil of een mogelijk eerdere psychose zich een enkele keer heeft voorgedaan of dat er meer psychotische episodes zijn geweest?

- Wilt u bij beantwoording van deze vraag ook ingaan op het medicatieconsult dat voorafgaand aan het voorschrijven van dex-amfetamine met [eiser] is gevoerd en hetgeen daarbij is besproken, onder meer met betrekking tot contra-indicaties?

Hoofdvraag 3:

- Aannemend dat een redelijk handelend behandelaar dex-amfetamine had mogen voorschrijven: had er daarnaast, gelet op in ieder geval de psychische ontregeling in september 2018 en de suïcidepoging in november 2018, een antipsychoticum (zoals Olanzapine) voorgeschreven moeten worden?

Hoofdvraag 4:

- Gold (ten tijde van de behandeling) voor het voorschrijven van dex-amfetamine (anderszins) een protocol/binnen de beroepsgroep van psychiaters vastgesteld voorschrift en, zo ja, hoe luidde dit? Hebben de behandelaars zich daaraan gehouden?

Monitoring

Hoofdvraag 5:

- Is de situatie van [eiser] gedurende de behandeling door Mondriaan, startend na het voorschrijven van dex-amfetamine, voldoende gemonitord?

Subvragen:

- Heeft Mondriaan voldoende onderzocht wat de effecten waren bij [eiser] van het gebruik van dex-amfetamine en daarop adequaat gehandeld?

- Heeft Mondriaan adequaat gehandeld naar aanleiding van de contacten die er volgens het medisch dossier zijn geweest tussen [eiser] en medewerkers van Mondriaan en tussen de ouders en zus van [eiser] en medewerkers van Mondriaan?

- Diende Mondriaan, mede gelet op de vrijwillige behandeling van [eiser] , te onderzoeken of [eiser] naast de dex-amfetamine drugs gebruikte?

- Is het feit dat [eiser] verklaarde dat zijn klachten na het gebruik van dex-amfetamine waren afgenomen relevant in dit kader?

Oorzakelijk verband

Hoofdvraag 6:

Kunt u een uitspraak doen over de waarschijnlijkheid dat [eiser] handelde onder invloed van een psychose toen hij op 4 en 7 mei 2019 in totaal drie mensen van het leven beroofde?

Subvragen:

- Wat vindt u van de stelling van [eiser] dat zijn gedrag kort voorafgaand aan de levensdelicten wijst op een psychose ten tijde van het plegen van de delicten?

- Wat vindt u van de stelling van Mondriaan dat niet kan worden vastgesteld, dan wel als vaststaand kan worden aangenomen, dat [eiser] handelde onder invloed van een psychose, gelet op de contacten met zijn behandelaars kort voor en na de delicten, waarin hij volgens Mondriaan niet heeft laten blijken van met angst gepaard gaande waanvoorstellingen, en andere door u relevant geachte informatie die blijkt uit het medisch dossier?

Hoofdvraag 7:

- Aannemend dat [eiser] , toen hij op 4 en 7 mei 2019 in totaal drie mensen van het leven beroofde, handelde onder invloed van een psychose: kunt u een uitspraak doen over de waarschijnlijkheid dat deze psychose ook zou zijn ontstaan als Mondriaan [eiser] een andere (betere) behandeling had gegeven?

Subvragen:

- Kunt u een uitspraak doen over de kans dat een eventuele psychose is veroorzaakt door de voorgeschreven dex-amfetamine?

- Kunt u andere mogelijke oorzaken noemen die een eventuele psychose bij [eiser] (kunnen) hebben geluxeerd?

Tot slot

Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechtbank volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?

3.3.

benoemt tot deskundige: (etc. red. LSA LM)

Dr. H. Knegtering , psychiater verbonden aan [naam organisatie]

adres: [adres]

telefoon: [telefoonnummer]

e-mailadres: [e-mailadres]

het voorschot

3.4.

stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op € 4.362,90 (inclusief btw),

3.5.

bepaalt dat [eiser] het voorschot moet overmaken binnen twee weken na de datum van de nog te ontvangen nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,

3.6.

draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,

het onderzoek

3.7.

bepaalt dat [eiser] zijn procesdossier in afschrift aan de deskundige dient te doen toekomen;

3.8.

bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats;

3.9.

wijst de deskundige er op dat:

  • -

    de deskundige voor aanvang van het onderzoek dient kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie);

  • -

    de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn;

3.10.

bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien deze daarom verzoekt, de deskundige toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek;

het schriftelijk rapport

3.11.

wijst de deskundige er op dat:

  • -

    uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd;

  • -

    dat de deskundige [eiser] in de gelegenheid moet stellen om gebruik te maken van zijn inzage- en blokkeringsrecht als bedoeld in artikel 7:464 lid 2 onder b BW en, indien [eiser] als eerste kennis wenst te nemen van het deskundigenrapport, een concept van dat rapport aan [eiser] (eventueel onder gesloten couvert via zijn advocaat) moet toesturen en [eiser] daarbij een termijn van twee weken moet bieden om aan te geven of [eiser] gebruik wil maken van zijn blokkeringsrecht (waarbij [eiser] zich van commentaar op het concept moet onthouden);

  • -

    dat, indien [eiser] binnen die termijn mededeelt gebruik te maken van zijn blokkeringsrecht, de deskundige de werkzaamheden onmiddellijk moet staken en dit aan de rechtbank moet mededelen;

  • -

    dat, indien [eiser] geen gebruik maakt van zijn inzage- of blokkeringsrecht, de deskundige het concept van het deskundigenrapport aan de advocaten van partijen moet toezenden;

3.12.

bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan de advocaten van partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren;

3.13.

draagt de deskundige op om uiterlijk vier maanden na het schriftelijk bericht van de griffier over de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend rapport in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, met een gespecificeerde declaratie,

overige bepalingen

3.14.

draagt de griffier op om de zaak op de rol te plaatsen:

- als het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is ontvangen: voor akte uitlating voortprocederen van beide partijen op een termijn van twee weken of

- na ontvangst ter griffie van het rapport: voor conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van [eiser] op een termijn van vier weken,

3.15.

houdt iedere verdere beslissing aan

1verwerkt op de rol van 11 juni 2025

2rechtsoverweging 4.17. van het tussenvonnis van 24 april 2024

3productie 20 van [eiser]

4producties 22 en 23 van [eiser]

5artikel 22 lid 4 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zoals geldend bij aanvang van deze procedure

6rechtsoverweging 4.13. van het tussenvonnis van 24 april 2024

7rechtsoverweging 4.17. van het tussenvonnis van 24 april 2024

8rechtsoverweging 2.44. van het tussenvonnis van 18 december 2024

9rechtsoverweging 2.4. van dit vonnis

10rechtsoverweging 4.17. van het tussenvonnis van 24 april 2024

11rechtsoverweging 2.47. van het tussenvonnis van 18 december 2024

 

Rechtbank Limburg 27 augustus 2025, ECLI:NL:RBLIM:2025:8355