Hof Den Haag 311007 art. 6:162 BW; eigenaar hoge boom niet aansprakelijk voor omwaaien boom bij stor
- Meer over dit onderwerp:
Hof Den Haag 311007 art. 6:162 BW; eigenaar hoge boom niet aansprakelijk voor omwaaien boom bij zware storm
2. Het gaat in deze zaak, kort gezegd, om de vraag of Interbuilding aansprakelijk is voor de schade, veroorzaakt door het op 27 oktober 2002 bij een zware storm omwaaien van een in de achtertuin van Interbuilding staande Italiaanse populier (verder: de boom). Deze boom is in de achtertuin van [appellante] terechtgekomen en heeft daar schade veroorzaakt. De rechtbank heeft geen aansprakelijkheid van Interbuilding aanwezig geoordeeld en heeft de vordering afgewezen. [appellante] komt hier met haar grieven in hoger beroep tegen op. (...)
6. Naar het oordeel van het hof vergt de zorgplicht (ingevolge artikel 6:162 lid 2 BW) van de bezitter van een hoge, boven de huizen uitstekende, boom zoals in dit geval, dat hij deze boom met een zekere regelmaat laat inspecteren. Interbuilding heeft onbestreden aangevoerd dat de boom sinds 1999 op structurele wijze door een hovenier werd onderhouden c.q verzorgd. In zoverre heeft Interbuilding aan haar zorgplicht voldaan.
Dit zou anders kunnen zijn indien komt vast te staan dat Interbuilding wist, althans had behoren te weten, van dusdanige gebreken aan de boom dat het risico op omvallen/omwaaien hierdoor (aanzienlijk) werd vergroot. De stelplicht en eventuele bewijslast hiervan rust op [appellante].
Het hof verwerpt de stelling dat het een feit van algemene bekendheid is dat met klimop bedekte bomen ziek zijn. [appellante] heeft ook niet aangegeven waarop dit is gebaseerd.
Ook gaat het hof voorbij aan de foto’s, overgelegd als prod. 7 bij memorie van grieven, nu deze dateren van een aanzienlijke tijd na de storm en nu, gelet op de gemotiveerde betwisting door Interbuilding, niet is komen vast te staan dat deze dezelfde boom betreffen. De bewijslast van dit laatste rust op [appellante], die echter terzake geen voldoende concreet bewijs heeft aangeboden.
De verklaring van de hovenier van [appellante] (prod 9 Mvgr.), die kennelijk in 2005 de op de genoemde foto’s staande boom heeft bekeken, wordt op dezelfde gronden gepasseerd. Hier wordt nog aan toegevoegd dat deze foto’s en verklaring bovendien niets zeggen over de bij Interbuilding indertijd bestaande wetenschap.
De omstandigheid dat in 1998 de wenselijkheid van het toppen van de bomen zou zijn uitgesproken, zegt weinig over de reden hiervan. In ieder geval hoeft dit niet te betekenen dat dit te maken had met het risico van omwaaien. Het als productie 5 bij inleidende dagvaarding overgelegde briefje zegt hier in ieder geval niets over. Dit geldt ook voor de aan mevrouw [de buurvrouw] verleende vergunning voor het knotten van vier Italiaanse populieren door de deelgemeente [X]. Het hof merkt over deze vergunning bovendien nog op dat deze de populieren van mevrouw [de buurvrouw] betreft en dat deze populieren in redelijke staat werden bevonden.
De gestelde waarschuwingen van meerdere buurtbewoners zijn niet nader geconcretiseerd. Het hof gaat hieraan voorbij.
Rest de brief van mevrouw [de buurvrouw] van 21 april 2005. Niet geheel duidelijk is of [appellante] thans beoogt aan te bieden mevrouw [de buurvrouw] als getuige te doen horen over de inhoud van deze brief. Zo dit de bedoeling mocht zijn dan zal dit aanbod worden gepasseerd, omdat het daarin gestelde niet bijdraagt aan de onderbouwing van de stelling dat Interbuilding was gewaarschuwd voor, althans wist of behoorde te weten dat er sprake was van, het gevaar van omwaaien van de boom. In de brief is over het contact met de (inmiddels overleden) heer [de werknemer] van Interbuilding immers slechts gesteld dat het een goed idee leek gezamenlijk te toppen. Dit lijkt te wijzen op de met een gezamenlijke uitvoering gemoeide geringere kosten, niet op het gevaarsaspect. Voorzover is gesproken over de door de ambtenaar van [X] uitgesproken wenselijkheid van toppen is deze stelling eveneens ontoereikend, nu niet is aangegeven wat aan deze gestelde wenselijkheid ten grondslag lag.
7. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat er geen grond is voor aansprakelijkheid van Interbuilding. De grieven falen, althans hoeven verder niet afzonderlijk te worden besproken. Het bestreden vonnis zal bekrachtigd worden, met veroordeling van [appellante] in de kosten van het hoger beroep. LJN BB6980