Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Leeuwarden 210906 boomstronk 20 cm boven wegdek; onveilige verkeerssituatie; kelderluikcriteria

Rb Leeuwarden 21-09-06 boomstronk 20 cm boven wegdek; onveilige verkeerssituatie; kelderluikcriteria, eigen schuld 50%
Bij de beantwoording van de vraag of er tegen een onveilige verkeerssituatie had moeten worden gewaarschuwd, moet worden vooropgesteld dat alleen in het licht van de omstandigheden van het geval kan worden beoordeeld of en in hoeverre bij het bestaan van een situatie die voor anderen bij niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid gevaarlijk is, de eis kan worden gesteld dat bepaalde veiligheidsmaatregelen worden genomen met het oog op de mogelijkheid dat die oplettendheid en voorzichtigheid niet zullen worden betracht. Daarbij dient niet alleen te worden gelet op de mate van waarschijnlijkheid waarmee de niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid kan worden verwacht, maar ook op de hoegrootheid van de kans dat daaruit ongevallen ontstaan, op de ernst die de gevolgen daarvan kunnen hebben, en op de mate van bezwaarlijkheid van de te nemen veiligheidsmaatregelen. (vgl. HR 5 november 1965, NJ 1966, 136). In gevallen waarin sprake is van een voor een bepaalde categorie van weggebruikers onveilige verkeerssituatie geldt deze regel evenzeer, waaruit voortvloeit dat de wegbeheerder, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, ter voorkoming van gevaar voor personen of zaken, veiligheidsmaatregelen behoort te treffen, waarbij mede in aanmerking dient te worden genomen dat niet alle verkeersdeelnemers steeds de nodige voorzichtigheid en oplettendheid zullen betrachten. (vgl HR 20 maart 1992, NJ 1993, 547).

6.  Naar het oordeel van de kantonrechter was er bij de onderhavige boomstronk sprake van een situatie die voor parkerende automobilisten bij niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid gevaarlijk was. De boomstronk bevond zich in een plantvak direct naast een parkeerplaats, waarbij het plantvak slechts was omgeven door een betonnen rand van geringe hoogte. De boomstronk zelf had bovendien nog maar een hoogte van 20 centimeter. De zichtbaarheid van de boomstronk en het plantvak was dan ook beperkt. Onder die omstandigheden is het denkbaar dat een parkerende automobilist die bij het inparkeren c.q. wegrijden uit het parkeervak niet de vereiste voorzichtigheid en oplettendheid betracht met zijn auto in aanraking komt met de boomstronk. Een en ander levert een potentieel gevaarlijke situatie op.

7.  Vervolgens komt de vraag aan de orde of aan Gemeente Heerenveen de eis kan worden gesteld dat er veiligheidsmaatregelen hadden moeten worden genomen, gelet op de de mogelijkheid dat niet de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid werden betracht. Deze vraag dient naar het oordeel van de kantonrechter bevestigend te worden beantwoord. Hierbij is in de eerste plaats van belang dat -naar OVZ onbetwist heeft gesteld- er al eerder aanrijdingen van auto's met de boomstronk hadden plaatsgevonden. Ten tweede is van belang dat een botsing van een auto met een boomstronk van deze hoogte tot aanzienlijke schade aan de voor-, achter- of onderkant van de auto kan leiden. Ten slotte overweegt de kantonrechter dat het nauwelijks bezwaarlijk was om veiligheidsmaatregelen te nemen. Gemeente Heerenveen had, gelijk de buurtbewoners na eerdere aanrijdingen hadden gedaan, het plantvak met de boomstronk op eenvoudige wijze kunnen markeren, bijvoorbeeld met behulp van een roodwit lint en paaltjes.

8.  Nu Gemeente Heerenveen, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, veiligheidsmaatregelen had dienen te nemen met het oog op de mogelijkheid dat automobilisten bij het parkeren naast het plantvak niet de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid in acht zouden nemen, en zij dit heeft nagelaten, heeft zij een op haar rustende zorgplicht geschonden, waarmee zij onrechtmatig heeft gehandeld jegens [x]. Dit onrechtmatig handelen kan krachtens schuld aan haar worden toegerekend. De onbekendheid van Gemeente Heerenveen met de eerdere aanrijdingen met de boomstronk disculpeert haar niet. Vereist is slechts dat Gemeente Heerenveen bekendheid had met de mogelijkheid van gevaar, in geval van een gevaarlijke situatie. Gelet op het hiervoor onder rechtsoverweging 6 overwogene had Gemeente Heerenveen zich van de potentieel gevaarlijke situatie voor parkerende automobilisten ter plaatse van de boomstronk bewust moeten zijn.

9.  Gezien het vorenstaande zou Gemeente Heerenveen in beginsel verplicht zijn de door haar onrechtmatig handelen veroorzaakte schade aan de auto van [x] te vergoeden.
De kantonrechter is evenwel van oordeel dat het door Gemeente Heerenveen gevoerde eigen schuld verweer doel treft. De ontstane schade aan de auto is mede een gevolg van een omstandigheid die aan [x] kan worden toegerekend. Van [x] had mogen worden verwacht dat hij zijn auto in c.q. binnen het daarvoor bestemde parkeervak had geparkeerd. Blijkens de overgelegde foto's was het parkeervak ter plaatse ruim genoeg bemeten om de auto binnen dit vak te parkeren. Van enige noodzaak om een deel van de auto buiten dit parkeervak -boven de boomstronk- te parkeren, is in het geheel niet gebleken. Daarnaast moet het aannemelijk worden geacht dat [x] bij het inrijden van het parkeervak vanaf de Marktweg het plantvak met daarin de boomstronk heeft gezien althans redelijkerwijs heeft kunnen zien. Dit geldt te meer nu de aanrijding blijkens de overgelegde registratieset van de politie bij daglicht heeft plaatsgevonden, bij droog weer. Een en ander leidt tot de conclusie dat [x] onvoorzichtig heeft gehandeld door zijn auto te parkeren op de wijze zoals hij dat gedaan heeft, met de voorkant boven de boomstronk. Hierdoor valt het te verklaren dat [x] bij het wegrijden vanaf de parkeerplaats de boomstronk heeft geraakt. Indien [x] zijn auto keurig binnen het parkeervak had geparkeerd, was de kans op een aanrijding met de boomstronk aanzienlijk kleiner geweest.

10.  De nalatigheid van Gemeente Heerenveen bij het treffen van veiligheidsmaatregelen en de onvoorzichtigheid van [x] bij het inparkeren van en wegrijden met de auto uit het parkeervak tegen elkaar afwegend, komt de kantonrechter tot de slotsom dat Gemeente Heerenveen 50% van de schade van [x] dient te vergoeden.
LJN AY8699