RBNHO 200820 wg-er aansprakelijk voor pallet op hand heftruckchauffeur, vanwege mogelijke ES (oid...) geen veroordeling tot vergoeding schade
- Meer over dit onderwerp:
RBNHO 200820 wg-er aansprakelijk voor pallet op hand heftruckchauffeur, vanwege mogelijke ES (oid...) geen veroordeling tot vergoeding schade
kosten verzocht en toegewezen 11 x 225,00 + 21% = € 2994,75
2.
De feiten
2.1.
[verzoeker] is werknemer van Bos.
2.2.
Bos Logistics is een full service logistieke dienstverlener. Zij leveren transportoplossingen voor lucht- en zeevracht.
2.3.
Op 20 augustus 2020 (2018 red. LSA LM) heeft een arbeidsongeval plaatsgevonden waarbij [verzoeker] betrokken was. Op dat moment was [verzoeker] werkzaam als heftruckchauffeur en heeft een pallet op zijn rechterhand gekregen. [verzoeker] heeft daardoor zijn wijsvinger en pink van zijn rechterhand gebroken. Na het ongeval werkt [verzoeker] , omdat hij geen heftruck meer kan besturen, op de HR afdeling van Bos en plakt stickers.
2.4.
Bij brief van 22 januari 2020 heeft [verzoeker] Bos voor het eerst aansprakelijk gesteld voor zijn schade ontstaan door het ongeval.
2.5.
In een e-mail van 18 maart 2020 heeft [ZZ] (hierna: [ZZ] ), destijds manager HR bij Bos, aan mr. Benamar het volgende geschreven:
“Hiermee bevestig ik de aansprakelijkheid voor het bedrijfsongeval van onze medewerker ( ... ) [verzoeker] .
Deze zaak is aangemeld en in behandeling bij onze verzekeraar. Wellicht heeft de heer [verzoeker] (gedeeltelijk) blijvend letsel opgelopen, als gevolg van het ongeval in de loods.
Misschien kunt u aangeven wat er nu wordt geclaimd. ( ... )”
2.6.
In het medisch advies van 30 april 2020 van drs. D.AW. van der Heijden is opgenomen:
“[verzoeker] heeft een vegetatieve ontregeling van zijn rechterhand overgehouden aan het letsel. ( ... ) De mobiliteit van de rechter hand met name de vingers is zeer fors beperkt. Er zijn blijvende contracturen in de PIP’s en DIP’s van alle vingers ontstaan. Door de persisterende beperking van de dominerende rechter hand is er een zeer beperkte handfunctie rechts. Er wordt geen verdere verbetering in de handfunctie verwacht. Cliënt blijft beperkt in ADL. Er zijn geen behandelopties. ( ... )”
3
Het geschil
3.1.
[verzoeker] verzoekt – samengevat – bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
voor recht te verklaren dat Bos aansprakelijk is voor de door [verzoeker] geleden en te lijden materiële en immateriële schade als gevolg van het bedrijfsongeval op 20 augustus 2018 en dat Bos gehouden is om deze schade te vermeerderen met de wettelijke rente volledig te vergoeden;
voor recht te verklaren dat Bos op een adequate wijze dient mee te werken aan de afwikkeling van de letselschadezaak en op adequate wijze, d.w.z. maandelijks [verzoeker] dient te bevoorschotten met een redelijk bedrag tot aan het moment dat een eindregeling is bereikt;
Bos te bevelen om [verzoeker] te bevoorschotten op zijn schade met een bedrag van € 20.000,- (€ 10.000,- materiële schade en € 10.000,- immateriële schade) te voldoen binnen veertien dagen na de datum van de beschikking;
Bos te bevelen tot betaling aan mr. Benamar een bedrag van € 2.132,63 (inclusief 21% BTW) ten titel van buitengerechtelijke kosten;
Bos te veroordelen in de kosten van dit deelgeschil conform de begroting van 11 uur ad € 2.994,75, te vermeerderen met griffierecht;
Bos te bevelen om de kosten van het opvragen van medische informatie ad € 50,58 (inclusief 21% BTW) te voldoen;
Bos te bevelen om de kosten voor de medische advisering ad € 381,15 (inclusief 21% BTW) te voldoen.
3.2.
Aan deze verzoeken legt [verzoeker] het volgende ten grondslag. Sinds het bedrijfsongeval functioneert zijn rechterhand niet meer. Hij kan enkel zijn duim bewegen, niets met de hand vasthouden en geen vuist maken. [verzoeker] heeft veel pijn in zijn rechterhand en ervaart sinds het ongeval psychische klachten. Volgens de medisch adviseur is er sprake van een medische eindtoestand. De medisch adviseur adviseert een traumatologische expertise om in kaart te brengen welke schade [verzoeker] aan het ongeval heeft overgehouden. Bos heeft de schadebehandeling niet (goed) opgepakt en hult zich steeds in stilzwijgen. [verzoeker] hoopt met het deelgeschil Bos te dwingen te reageren op zijn verzoeken.
3.3.
Bos voert verweer. Zij stelt dat de toedracht van het ongeval niet bekend is. Zij stelt dat zij niet de beschikking heeft over alle e-mailcorrespondentie en daarom niet te weten in welk kader [ZZ] , inmiddels ex-werknemer van Bos, erkend heeft dat er een bedrijfsongeval heeft plaatsgevonden. Ook is niet bekend of Amlin verzekeringsdekking biedt. Bos betwist de hoogte van de materiële en immateriële schade.
3.4.
De kantonrechter zal hierna, indien en voor zover nodig, nader ingaan op de standpunten van partijen.
4
De beoordeling
Bevoegdheid
4.1.
Op grond van artikel 1019x lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dient een verzoek in een deelgeschil te worden gedaan aan de rechter die vermoedelijk bevoegd zal zijn van de zaak kennis te nemen, indien deze ten principale aanhangig wordt gemaakt. Indien de zaak door de kantonrechter moet worden behandeld en beslist, wordt het verzoek gedaan aan de kantonrechter. Vaststaat dat tussen [verzoeker] enerzijds en Bos anderzijds sprake is van een arbeidsovereenkomst, zodat op basis van artikel 93 sub c Rv de kantonrechter bevoegd is van het geschil kennis te nemen.
Inhoudelijke beoordeling
4.2.
De deelgeschilprocedure biedt betrokkenen bij een geschil over letsel- of overlijdensschade in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase een eenvoudige en snelle toegang tot de rechter, ter bevordering van de totstandkoming van een minnelijke regeling. De aansprakelijkheidsvraag kan in een deelgeschil aan de orde komen. De aansprakelijkheid betreft een geschil aan het begin van het traject van onderhandelingen en een oordeel van de kantonrechter over de aansprakelijkheidsvraag kan, afhankelijk van de overige omstandigheden van het geval, het beginpunt zijn voor buitengerechtelijke onderhandelingen over de overige geschilpunten over (bijvoorbeeld) het causaal verband tussen het ongeval en de gestelde schade en/of de omvang van de schade. Net als bij andere deelgeschillen zal moeten worden beoordeeld of de bijdrage van de verzochte beslissing aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst zodanig is dat dit opweegt tegen de kosten en het tijdsverloop van de procedure.
4.3.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat er op 20 augustus 2018 een bedrijfsongeval heeft plaatsgevonden waarbij [verzoeker] betrokken is geraakt. [verzoeker] voert daartoe aan dat hij werkzaam was op een heftruck en pallets uit een vrachtwagen diende te lossen. Onder één van de pallets zat een balk waardoor het [verzoeker] niet lukte de heftruck onder de pallet te krijgen. Bij een poging om de balk te verwijderen is de pallet op de rechterhand van [verzoeker] gevallen. Daarbij zijn de pink en de wijsvinger van deze hand gebroken, aldus [verzoeker] . Deze toedracht van het ongeval is door Bos niet betwist. Bij e-mail van 18 maart 2020 heeft [ZZ] , namens Bos, de aansprakelijkheid voor het bedrijfsongeval van [verzoeker] erkend. Dat Bos niet weet in welk kader [ZZ] de aansprakelijkheid voor het bedrijfsongeval heeft erkend, doet aan deze erkenning niet af. Op de zitting is aan de orde gekomen dat de erkenning tot gevolg kan hebben dat de verzekeraar van Bos, Amlin, geen dekking verleent voor de schade voortkomend uit het ongeval. In de onderhavige zaak is de verzekeraar echter niet als partij betrokken. Gelet op deze omstandigheden dient het eerste verzoek van [verzoeker] te worden toegewezen voor zover dat ziet op de verklaring voor recht dat Bos aansprakelijk is voor de door [verzoeker] geleden en te lijden schade als gevolg van het bedrijfsongeval.
4.4.
Uit het verzoekschrift en uit hetgeen tijdens de zitting is besproken, blijkt dat Bos tot eind juni/ begin juli 2020 de behandeling van de aanspraak van [verzoeker] op schadevergoeding niet (goed) heeft opgepakt. Dat is ter zitting ook uitdrukkelijk erkend. Tot het moment van de zitting hadden tussen partijen nog geen onderhandelingen plaatsgevonden. Tijdens de zitting is namens Bos uitdrukkelijk gesteld dat de behandeling van aanspraak van [verzoeker] op schadevergoeding thans wel zal worden opgepakt. Gelet op deze toezegging en het feit dat Bos thans wel op de hoogte is van de vordering van [verzoeker] , heeft [verzoeker] geen belang bij toewijzing van zijn tweede verzoek dat Bos op adequate wijze dient mee te werken aan afwikkeling van de letselschadezaak. Daarvan staat nog los het feit dat een dergelijke verzoek niet afdwingbaar is.
4.5.
Gelet op het, niet betwiste, letsel van [verzoeker] staat voor de kantonrechter wel vast dat [verzoeker] schade lijdt. Of de volledige schade van [verzoeker] door Bos dient te worden vergoed staat nog niet vast. Partijen hebben nog geen standpunt ingenomen over de inhoud van de zorgplicht van Bos als werkgever en de mogelijke eigen schuld van [verzoeker] als werknemer, zodat de kantonrechter afwijst het verzoek te bepalen dat Bos gehouden is om de schade van [verzoeker] volledig te vergoeden.
Bos heeft tijdens de zitting de verzochte voorschotten voor materiële en immateriële schade gemotiveerd betwist. Partijen hebben over de hoogte van deze schade nog geen onderhandelingen met elkaar gevoerd. Ook is tijdens de zitting namens [verzoeker] erkend dat de definitieve schade nog niet kan worden vastgesteld en dat daarvoor een traumachirurg benaderd dient te worden. Onder deze omstandigheden wijst de kantonrechter de verzochte voorschotten aan materiële en immateriële schadevergoeding af.
Kosten van het deelgeschil
4.6.
De kantonrechter dient op grond van artikel 1019aa lid 1 Rv de kosten van de procedure te begroten en daarbij alle redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking te nemen, ook indien een verzoek niet volledig wordt toegewezen. Bij de begroting van de kosten dient de kantonrechter de dubbele redelijkheidstoets te hanteren; zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn. Dit betekent dat indien een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen.
4.7.
De kantonrechter is van oordeel dat [verzoeker] het deelgeschil terecht is gestart. Door Bos is op de mondelinge behandeling erkend dat zij de schadebehandeling niet goed heeft opgepakt en het onderhavige deelgeschil heeft er voor gezorgd dat de Bos op de hoogte is van de verzoeken van [verzoeker] en ook heeft toegezegd deze verzoeken voortvarend te zullen behandelen.
4.8.
[verzoeker] verzoekt Bos te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 2.132,63 inclusief BTW voor de werkzaamheden van mr. Benamar tot 1 mei 2020 (tegen een uurtarief van € 225,- exclusief BTW) en van € 2.994,75 voor de werkzaamheden vanaf 1 mei 2020 (11 uur tegen het tarief van € 225,- exclusief BTW en te vermeerderen met griffierecht). Het betreft een totaal bedrag van € 5.127,38, te vermeerderen met griffierecht.
4.9.
Bos verzet zich tegen deze door [verzoeker] begrote kosten en stelt dat dient te worden uitgegaan van een tarief van € 200,- per uur omdat mr. Benamar geen LSA-opleiding heeft afgerond. Zij acht zes uren voor de voorbereiding van de mondelinge behandeling en de mondelinge behandeling en nawerk te veel.
4.10.
Naar het oordeel van de kantonrechter zijn de door [verzoeker] begrote kosten redelijk en geldt dat ook voor de tijd gemoeid met de zitting en het nawerk daarvan. De kantonrechter acht het uurtarief ook redelijk en begroot de kosten dan ook € 5.127,38 inclusief 21% BTW en met het door [verzoeker] betaalde griffierecht van € 499,-. De kantonrechter zal Bos veroordelen tot betaling van deze kosten aan [verzoeker] en niet aan mr. Benamar aangezien [verzoeker] partij is in deze procedure.
4.11.
Omdat in deze beschikking Bos aansprakelijk zal worden gesteld voor de door [verzoeker] geleden schade als gevolg van het bedrijfsongeval van 20 augustus 2018 zal de kantonrechter het verzoek om Bos in de begrote kosten te veroordelen toewijzen.
4.12.
[verzoeker] heeft voorts verzocht te bepalen dat Bos de kosten van het opvragen van medische informatie ad € 50,58 (inclusief 21% BTW) en de kosten voor de medische advisering ad € 381,15 (inclusief 21% BTW) dient te voldoen. Tegen dit verzoek is geen verweer gevoerd, zodat de kantonrechter ook dit verzoek zal toewijzen. ECLI:NL:RBNHO:2020:6625