Overslaan en naar de inhoud gaan

RBROT 241025 Wg-er aansprakelijk voor ongeval met terminaltrekker en (niet gekeurde) translifter bij lossen schip

RBROT 241025 Wg-er aansprakelijk voor ongeval met terminaltrekker en (niet gekeurde) translifter bij lossen schip
- causaliteit tussen klachten en ongeval kan in schadestaatprocedure aan de orde komen

1De procedure

1.1.

Hiervoor wordt verwezen naar het incidenteel vonnis van 20 september 2024 (geen publicatie bekend, red. LSA LM) en de daarin genoemde processtukken. Bij dat vonnis is [eiser] veroordeeld om een ongeschoond afschrift van zijn huisartsenjournaal over de periode van 27 juli 2021 tot de datum van het tussenvonnis aan CLdN te verstrekken.

1.2.

Na het tussenvonnis zijn de volgende proceshandelingen verricht:

- de aanvullende producties 8 en 9 van [eiser] ;

  • -

    het e-mailbericht van [eiser] van 4 november 2024, waarbij hij de aanvullende informatie van zijn huisarts in het geding heeft gebracht;

  • -

    de conclusie van antwoord van CLdN, met de producties 1 t/m 11;

  • -

    de akte overlegging aanvullende producties van [eiser] , met producties 10 t/m 14;

  • -

    de akte overlegging aanvullende productie van CLdN, met productie 13;

  • -

    het proces-verbaal van de gerechtelijke plaatsopneming van 20 mei 2025;

  • -

    de brief van de gemachtigde van CLdN van 30 mei 2025, met opmerkingen van CLdN daarop;

  • -

    de akte na descente van [eiser]

  • -

    de antwoordakte na descente van CLdN, met producties 14 en 15;

  • -

    de rolbeslissing van 8 augustus 2025;

  • -

    de antwoordakte van [eiser] , genomen op de rolzitting van 9 september 2025, met producties 15 en 16;

  • -

    de brief van de gemachtigde van CLdN van 10 september 2025.

1.3.

Op 25 maart 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij was [eiser] met zijn gemachtigde aanwezig. Namens CLdN waren aanwezig de heer [persoon A] (terminal manager) en mevrouw [persoon B] (HR-adviseur), bijgestaan door de gemachtigde.

1.4.

Op 20 mei 2025 heeft een gerechtelijke plaatsopneming plaatsgevonden. Van die plaatsopneming is een proces-verbaal opgemaakt, dat deel uitmaakt van de processtukken.

1.5.

Na de descente hebben partijen de hiervoor bedoelde processtukken genomen, waarna de uitspraak van het vonnis vervolgens, na aanhouding op de rol van 10 oktober 2025, nader is bepaald op vandaag.

2De beoordeling

Waar gaat deze zaak over?

2.1.

[eiser] is bij CLdN in dienst (geweest) als terminal-medewerker 3, dit betreft de hoogste categorie. Onderdeel van de werkzaamheden van [eiser] was het laden en lossen van containers op (zee)schepen. De containers met een gewicht van circa 25 ton per stuk worden op (en van) het schip gereden met behulp van een zogeheten terminaltrekker, waar een translifter aan is gekoppeld. De terminaltrekker trekt de translifter en op de cassette van de translifter kunnen containers geplaatst worden. De translifter is voorzien van een zogeheten tanktopstandknop waardoor de translifter automatisch de hoogte aanpast om zodoende rekening te houden met hoogteverschillen in het ruim van het schip waar de containers geplaatst moeten worden.

2.2.

Op 27 juni 2023 heeft een ongeval plaatsgevonden tijdens de uitoefening van de werkzaamheden van [eiser] . Hij was toen bezig met het laden van het schip de ‘ [naam schip] ’ met een terminaltrekker en translifter, waarop twee zeecontainers gestapeld op elkaar stonden. De bovenste container heeft het plafond van het Main Deck van de [naam schip] geraakt op de plek waar het plafond enigszins verlaagd is. [eiser] heeft zich daardoor als het ware vastgereden en volgens eigen zeggen van [eiser] is de terminaltrekker daardoor abrupt tot stilstand gekomen. De bovenkant van de bovenste container is daardoor voor een belangrijk deel als het ware ingedeukt c.q. verbogen. Volgens [eiser] is de translifter uit zichzelf naar boven gekomen, waardoor deze het plafond van het Main Deck van de [naam schip] heeft geraakt. Volgens [eiser] bewoog de terminaltrekker daardoor met een sterke kracht naar voren en naar achteren, waardoor hij in de cabine van de trekker plotseling met een enorme kracht en snelheid naar voren en achteren is geslingerd en hij gewond is geraakt

2.3.

[eiser] is na het ongeval onderzocht in het ziekenhuis, waar bleek dat er geen fracturen waren. Hij mocht diezelfde dag weer naar huis.

2.4.

[eiser] stelt dat hij door het ongeval op 27 juni 2023 lichamelijke en psychische klachten heeft ontwikkeld, bestaande uit nek- en rugpijn met uitstraling naar het linkerbeen, paniekaanvallen, een slaapstoornis, herbelevingen en nachtmerries (complexe PTSS). Sinds het ongeval heeft [eiser] geen werkzaamheden meer verricht voor CLdN.

2.5.

In deze procedure vordert [eiser] dat de kantonrechter voor recht verklaart dat CLdN aansprakelijk is voor de materiële en immateriële schade die hij lijdt en nog zal lijden door het bedrijfsongeval van 27 juni 2023, nader op te maken bij staat. Volgens [eiser] is CLdN aansprakelijk, omdat zij niet aan haar zorgplicht heeft voldaan. Daarbij acht hij onder meer relevant dat de translifter niet tijdig was gekeurd. Daarnaast stelt hij dat voor zover de translifter volgens CLdN niet op de juiste manier is bediend, hij dan niet de juiste instructies van CLdN heeft gekregen.

2.6.

CLdN heeft de door [eiser] geschetste toedracht van het ongeval gemotiveerd betwist. Volgens haar kan de translifter niet uit zichzelf omhoog zijn gekomen en moet er sprake zijn geweest van een bedieningsfout van [eiser] zelf. Zij betwist ook het causaal verband tussen de (lichamelijke en psychische) klachten die [eiser] stelt te hebben en het ongeval. Volgens CLdN kan [eiser] in de cabine niet heen en weer geslingerd zijn, omdat de ruimte in de cabine krap is en de stoel waarop [eiser] zat voorzien is van sterke vering. Omdat het incident hoe dan ook geen A-classificatie heeft, kan volgens CLdN geen sprake zijn van PTSS door het ongeval. Ook gaat het volgens haar om klachten die [eiser] al vóór het ongeval had. Tot slot betwist CLdN dat zij haar zorgplicht heeft geschonden. Zij stelt alle veiligheidsmaatregelen die nodig zijn te hebben genomen. Daarnaast betwist zij dat het niet op tijd keuren van de translifter de oorzaak van het ongeval kan zijn geweest.

Het beoordelingskader van artikel 7:658 BW.

2.7.

Uit artikel 7:658 BW volgt dat een werknemer moet stellen en zo nodig moet bewijzen dat hij in de uitoefening van zijn functie schade heeft geleden. In het algemeen zal daartoe voldoende zijn dat komt vast te staan dat het ongeval hem is overkomen op de werkplek, waarbij het begrip werkplek ruim moet worden genomen. Dit betekent niet zonder meer dat de werknemer ook moet bewijzen wat de toedracht van het ongeval is geweest en wat de oorzaak daarvan is (zie onder meer HR 4 mei 2011, ECLI:NL:HR:2001:AB1430, en HR 29 juni 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB2432). Wanneer de precieze toedracht van het ongeval onduidelijk blijft, komt dat niet voor risico van de werknemer, maar van de werkgever.

2.8.

Als vast komt te staan dat de werknemer schade heeft geleden in de uitoefening zijn werkzaamheden, is de werkgever op grond van artikel 7:658 lid 2 BW in beginsel aansprakelijk, tenzij hij aantoont dat hij niet is tekortgeschoten in zijn zorgplicht als bedoeld in artikel 7:658 lid 1 BW. Slaagt de werkgever er niet in het bewijs te leveren dat hij aan de zorgplicht heeft voldaan, dan is het causaal verband tussen de tekortkoming en het ongeval gegeven.

2.9.

Hoewel artikel 7:658 BW geen absolute waarborg beoogt te scheppen voor de bescherming van een werknemer tegen gevaar, is sprake van een ruime zorgplicht en kan niet snel worden aangenomen dat de werkgever daaraan heeft voldaan en dus niet aansprakelijk is voor de door de werknemer geleden schade. Welke veiligheidsmaatregelen van de werkgever mogen worden verlangd en op welke wijze de werknemer moet worden geïnstrueerd, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval.

2.10.

Van belang bij dit alles is dat van een werkgever op grond van artikel 7:658 lid 1 BW een hoog veiligheidsniveau van de werkruimte, de werktuigen, de gereedschappen, de organisatie van de betrokken werkzaamheden en de instructie aan de werknemer wordt verwacht, om te voorkomen dat een werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. De zorgplicht van de werkgever brengt met zich dat hij waar het gaat om door zijn werknemers gebruikte werktuigen en gereedschappen zodanige maatregelen moet treffen en aanwijzingen moet verstrekken die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden als gevolg van onvoldoende onderhoud en onveiligheid van die werktuigen en gereedschappen schade lijdt (vgl. HR 20 januari 2006, ECLI:NL:HR:2006:AT6013). Daarbij is relevant of de werkgever concrete (technische) maatregelen had behoren te (laten) nemen die het ongeval hadden kunnen voorkomen. Of dat het geval is, is onder meer afhankelijk van de mate van waarschijnlijkheid waarmee de niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid door de werknemer mag worden verwacht, van de grootte van de kans dat daaruit ongevallen ontstaan, van de ernst die de gevolgen daarvan kunnen hebben en uiteraard van de mogelijkheid en de mate van bezwaarlijkheid van het treffen van veiligheidsmaatregelen. Ook is van belang in hoeverre het treffen van dergelijke veiligheidsmaatregelen reeds voordat het ongeval zich heeft voorgedaan, voor de werkgever voor de hand lag (vgl. HR 11 november 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU3313) alsmede of sprake is van specifieke veiligheidsvoorschriften terzake van het gevaar.

2.11.

Wanneer het niet goed mogelijk of niet opportuun is het gevaar door het treffen van aanpassingen weg te nemen, is vervolgens van belang of en in hoeverre op de werkgever een waarschuwings- en instructieplicht rust en of hij daaraan heeft voldaan. Of dat het geval is, is afhankelijk van de grootte en voorzienbaarheid van het gevaar. Ook dient rekening te worden gehouden met de kennis en ervaring van de betrokken werknemer, hoewel de werkgever er wel rekening mee moet houden dat ook in het werk ervaren en met de desbetreffende werkomstandigheden bekende werknemers niet steeds de noodzakelijke voorzichtigheid zullen betrachten (HR 13 juli 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA7335). Bovendien moet de werkgever er zoveel mogelijk voor zorgen dat de gegeven instructies daadwerkelijk worden nageleefd (vgl. HR 2 oktober 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2721).

2.12.

Een werkgever kan voorts aan aansprakelijkheid ontkomen als hij stelt en, bij betwisting, bewijst dat nakoming van zijn zorgplicht het ongeval niet zou hebben voorkomen of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. In deze zaak is niet gesteld of gebleken dat er sprake is geweest van opzet of bewuste roekeloosheid van [eiser] .

Er is sprake van een ongeval op de werkplek en van schade

2.13.

Dat zich een ongeval heeft voorgedaan dat [eiser] is overkomen op zijn werkplek in de uitoefening van zijn werkzaamheden, is tussen partijen niet in geschil en staat daarom vast

2.14.

De kantonrechter oordeelt dat ook voldoende is komen vast te staan dat [eiser] in ieder geval enige schade heeft geleden door het ongeval. Vast staat immers dat [eiser] sinds het ongeval niet meer heeft kunnen werken en dat hij daardoor inkomensschade heeft geleden en nog lijdt. CLdN heeft tijdens de descente bevestigd dat zij verwacht dat aan [eiser] een IVA-uitkering zal worden toegekend. De vraag in hoeverre sprake is van klachten die al bestonden vóór het bedrijfsongeval en dus hoe ver het causaal verband tussen het ongeval en de schade van [eiser] reikt, is een vraag die pas zal (hoeven te) worden beantwoord in de schadestaatprocedure. Voor de beoordeling in deze procedure is voldoende dat komt vast te staan dat [eiser] in ieder geval enige vorm van schade heeft geleden door het ongeval. Dat is naar het oordeel van de kantonrechter het geval.

CLdN heeft niet voldaan aan haar zorgplicht

2.15.

De kantonrechter oordeelt dat niet is komen vast te staan dat CLdN heeft voldaan aan de zorgplicht die op haar als werkgever rust. Hoewel niet exact kan worden vastgesteld wat de oorzaak is geweest van het ongeval op 27 juni 2023, is voldoende aannemelijk dat het ongeval is veroorzaakt door een technische fout dan wel het gevolg is van onvoldoende instructie van [eiser] door CLdN. Wat vast staat, is dat de (verplichte) keuring van de translifter waarmee het ongeval heeft plaatsgevonden, ten tijde van het ongeval verlopen was. De kantonrechter is van oordeel dat de combinatie van deze omstandigheden maakt dat CLdN zich er niet met succes op kan beroepen dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan. Het schenden van de zorgplicht betekent dat het causaal verband met het ongeval is gegeven en daarom is CLdN aansprakelijk voor de schade die [eiser] door het ongeval heeft geleden en nog zal lijden.

2.16.

Zoals gezegd staat vast dat de translifter waarmee het ongeval zich heeft voorgedaan niet gekeurd was. De keuring was verlopen op 1 januari 2024, dus ruim een half jaar vóór het ongeluk. CLdN heeft, afgezien van de hierna te bespreken suggestie dat sprake is geweest van een eigen fout van [eiser] , onvoldoende gesteld en onderbouwd dat het ongeval zich ook zou hebben voorgedaan als de translifter wel op tijd gekeurd zou zijn. Op de werkgever rust op grond van artikel 7:658 lid 1 BW niet alleen de verplichting om te zorgen voor de aanschaf van goed werkend gereedschap, maar ook om dit gereedschap te controleren, goed te onderhouden en om het tijdig te vervangen of te (doen) repareren wanneer het defect of versleten raakt. Gesteld noch gebleken is dat CLdN dit onderdeel van haar zorgplicht is nagekomen. De enkele omstandigheid dat de Technische Dienst geen gebreken aan de translifter heeft geconstateerd is onvoldoende om aan te nemen dat de translifter, ondanks de verlopen keuring, naar behoren functioneerde. Een keuring van materialen als een translifter is nu juist bedoeld om ervoor te zorgen dat deze materialen optimaal functioneren, zonder gebreken en dus zonder gevaar voor de bestuurder. Door de translifter niet tijdig te laten keuren, heeft CLdN het risico genomen dat deze door een storing of een ander technisch gebrek niet functioneert zoals verwacht mocht worden. De kantonrechter oordeelt dat alleen al hierom sprake is van schending van de zorgplicht van CLdN.

2.17.

CLdN heeft gesuggereerd dat sprake moet zijn geweest van een bedieningsfout van [eiser] waardoor de bovenste container tegen de verlaging op het Main Deck is gekomen. Tijdens de descente is de situatie nagebootst die volgens [eiser] aan de orde was, namelijk bediening met één joystick, met de tanktopstand en de nivelleerstand uitgeschakeld. In die situatie, met twee containers gestapeld op de translifter geplaatst, is de translifter in de hoogste stand geplaatst. Daarbij was er nog steeds ruimte tussen de bovenste container en de verlaging van het plafond van het Main Deck, zodat zich niet een herhaling van de situatie op 27 juni 2023 heeft voorgedaan. CLdN heeft in haar akte na descente verwezen naar de door haar als producties 5 en 11 overgelegde rapporten van de QHSE en de TD van CLdN zelf, waaruit volgt dat het voorste deel van de containers bij het binnenrijden van het schip hoger stond dan het achterste gedeelte. Die situatie kan volgens CLdN alleen ontstaan als gebruik wordt gemaakt van de beide joysticks. Daardoor kan de voorkant en de achterkant van de containers afzonderlijk worden bediend. Volgens CLdN kan het niet anders dan dat [eiser] ten tijde van het incident met alle twee de joysticks heeft gewerkt, ondanks het feit dat die werkwijze niet is toegestaan voor chauffeurs op het Main Deck. Deze situatie is tijdens de descente echter niet nagebootst, zodat de kantonrechter dit niet zelf heeft kunnen vaststellen.

2.18.

CLdN heeft in deze procedure ook gesteld dat de chauffeurs geïnstrueerd zijn om op het Main Deck de tanktopstand in te schakelen. Bij gebruik van de tanktopstand zou het niet mogelijk zijn geweest dat het voorste deel van de containers hoger was dan het achterste deel en zou de bovenkant van het deck niet geraakt kunnen worden. [eiser] heeft betwist dat CLdN haar chauffeurs heeft geïnstrueerd om in deze situatie altijd de tanktopstand te gebruiken. [eiser] heeft opgemerkt dat het juist gebruikelijk was om de tanktopstand niet in te schakelen. Gelet op de betwisting van [eiser] had het op de weg van CLdN gelegen om concreet te stellen hoe en wanneer zij haar chauffeurs deze instructie geeft of heeft gegeven. Dat heeft zij echter niet gedaan. Daarom staat ook niet vast dat CLdN in dit opzicht aan haar zorgplicht heeft voldaan. De (enkele) aanwezigheid van borden op het schip zelf waarmee gewaarschuwd wordt voor de verlaging van het Main Deck acht de kantonrechter geen voldoende instructie om ongevallen als deze te voorkomen. De kantonrechter volgt CLdN wel in haar stelling dat van haar niet verwacht kan worden dat zij de containers zelf uitrust met een systeem aan de bovenkant waardoor gewaarschuwd wordt als de afstand tot de bovenkant van het deck te klein wordt, gezien het groot aantal containers waarmee CLdN werkt met veelal afwijkende maten, waarbij bovendien het gevaar bestaat dat de juiste werking van de sensor aan de bovenkant van de container negatief beïnvloed wordt door weersinvloeden, zoals sneeuw en vorst. Een en ander neemt echter niet weg dat van een werkgever als CLdN verwacht mag worden dat zij haar chauffeurs duidelijk en regelmatig, persoonlijk instrueert over de manier waarop het deck opgereden moet worden en welke standen en/of welke joysticks wel en niet gebruikt moeten worden.

2.19. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat CLdN is tekortgeschoten in haar zorgplicht. Daarom is zij aansprakelijk voor de schade die [eiser] door het ongeval heeft geleden. De kantonrechter wijst de gevraagde verklaring voor recht toe, waarbij de schade van [eiser] in een schadestaatprocedure zal moeten worden vastgesteld. In de schadestaatprocedure of in de eventuele onderhandelingen om te trachten het geschil alsnog in der minne op te lossen, speelt de causaliteitsvraag een belangrijke rol, aangezien CLdN steeds gemotiveerd heeft betwist dat de door [eiser] gestelde fysieke en psychische klachten een gevolg (kunnen) zijn van het ongeval. Zoals hiervoor ook al overwogen kan de causaliteitsvraag in deze procedure in het midden blijven, aangezien deze procedure enkel draait om de vraag of CLdN al dan niet aansprakelijk is en [eiser] bijvoorbeeld geen voorschot heeft gevorderd op de door hem te ontvangen schadevergoeding. Rechtbank Rotterdam 24 oktober 2025, ECLI:NL:RBROT:2025:13014