Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Arnhem 170107 c.v. tussen onzorgvuldig handelen (nalaten CT-scan te maken) en complicatie

Rb Arnhem 17-01-07 causaal verband tussen onzorgvuldig handelen (nalaten CT-scan te maken) en complicatie; zkh aansprakelijk
2.  De feiten
2.1.  Op 18 april 2003 heeft de echtgenote van [eiser], Hülya [eiser]-[meisjesnaam], een operatie ondergaan in het ziekenhuis in verband met recidiverende bijholteklachten. Het betrof een Functionele Endoscopische Sinus Chirurgie met Claoué links, hetgeen betekent een zeefbeenholte-ingreep en het maken van een opening in de onderste neusgang naar de kaakholte. Enkele maanden daarvoor – op 31 januari 2003 – had [eiser]-[meisjesnaam] een ingreep ondergaan van het voorste zeefbeen met het verkleinen van de onderste neusschelpen, waarbij het voorste zeefbeen is geopend, de opening naar de kaakholte is verruimd en de onderste neusschep beiderzijds is verkleind.

2.2.  Tijdens de tweede operatie op 18 april 2003 heeft zich een ernstige complicatie voorgedaan waardoor een slagader is beschadigd en er een hevige bloeding is ontstaan waarna [eiser]-[meisjesnaam] haar hersenfunctie heeft verloren. Zij is met spoed overgebracht naar het UMC in Utrecht waar zij op 19 april 2003 als gevolg van deze complicatie is overleden.
(...)
4.  De beoordeling
4.1.  Gelet op de erkenning van het ziekenhuis in haar brief van 13 september 2004 - en gelet ook op de door partijen onbestreden conclusies van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] - staat vast dat in het ziekenhuis werkzame personen onzorgvuldig hebben gehandeld jegens [eiser]-[meisjesnaam] door na te laten voorafgaand aan de operatie op 18 april 2003 een CT-scan te maken.

4.2.  Partijen twisten erover of dit onzorgvuldig handelen in causaal verband staat met de opgetreden complicatie die uiteindelijk heeft geleid tot het overlijden van [eiser]-[meisjesnaam].

4.3.  Uit het rapport van [betrokkene 1] moet worden afgeleid dat – ook in 2003 – als norm gold dat voorafgaand aan operaties als de onderhavige in beginsel een CT-scan wordt gemaakt. Het doel van een CT-scan is het in kaart brengen van de anatomie en het documenteren van de omvang en uitgebreidheid van de pathologie. Dit is, zo volgt uit het deskundigenrapport, juist van belang bij een heroperatie als de onderhavige, omdat na een eerdere ingreep de anatomie door het ontbreken van ‘landmarks’ soms moeilijk te beoordelen is en de operateur op een dwaalspoor kan geraken. Op de CT-scan die vlak na de operatie is gemaakt was, aldus het rapport van [betrokkene 1], te zien dat sprake was van een anatomische variant met een opmerkelijk klein linker wiggenbeen, waarvan de voorwand wat verder naar voren was gesitueerd en waarbij maar weinig ruimte bestond tussen die voorwand en de daarachter gelegen slagader.

4.4.  Uit het rapport van [betrokkene 1] en de aanvulling daarop van 23 juni 2004 volgt verder dat de oorzaak van de opgetreden complicatie – het raken van de slagader – gelegen is in het feit dat de operateur, in de veronderstelling dat hij het achterste zeefbeen opende, hij de (daarachter gelegen) voorwand van het wiggenbeen heeft doorboord waarna de daarachter gelegen slagader is geraakt. De specifieke anatomische variatie met een klein wiggenbeen en dicht daarachter gelegen slagader heeft, aldus [betrokkene 1], zonder twijfel bijgedragen aan de opgetreden complicatie.

4.5.  [betrokkene 1] heeft over het verband tussen de opgetreden complicatie en het nalaten van het maken van de CT-scan gerapporteerd dat er geen direct verband mag worden gelegd omdat ook met een CT-scan deze complicatie had kunnen optreden. Uit het rapport van [betrokkene 1] en de aanvulling daarop volgt echter dat uit de CT-scan de specifieke anatomische variatie in dit geval – het kleine wiggenbeen en de vlak daarachter gelegen slagader – zou zijn gebleken en juist die specifieke anatomische variatie heeft volgens [betrokkene 1] zonder twijfel bijgedragen aan de opgetreden complicatie. Naar het oordeel van de rechtbank moet redelijkerwijs worden aangenomen dat indien de operateur tevoren bekend was geweest met de specifieke anatomische variatie, hij zich bewust was geweest van de mogelijkheid dat hij op een dwaalspoor geraakte, daardoor hij in het wiggenbeen in plaats van in het achterste zeefbeen zou terechtkomen en waardoor het (grotere) risico op het raken van de slagader bestond. Met de wetenschap die uit een CT-scan zou zijn gebleken zou een operateur kortom omzichtiger in het operatiegebied te werk zijn gegaan, zou hij zich (meer) hebben afgevraagd of hij in het juiste gebied bezig was en zou hij bij twijfel daarover mogelijk anders te werk zijn gegaan – bijvoorbeeld door het exploreren van de achterste ethmoid achterwege te laten, zoals [betrokkene 1] rapporteert – gelet op het (fatale) risico dat de slagader zou worden geraakt. Deze constateringen rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank voorshands als vaststaand aan te nemen dat de opgetreden complicatie in condicio sine qua non-verband staat met het onzorgvuldig handelen, behoudens eventueel door het ziekenhuis te leveren tegenbewijs.

4.6.  Het ziekenhuis heeft – onder verwijzing naar de rapporten van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] – in dit verband aangevoerd dat niet kan worden aangenomen dat het onzorgvuldig handelen in condicio sine qua non-verband staat met de opgetreden complicatie omdat deze complicatie ook voorkomt in situaties waarin wel een CT-scan is gemaakt en de operatie door ervaren chirurgen wordt uitgevoerd. De rechtbank wil – gelet op hetgeen ook [betrokkene 1] daarover heeft geschreven – wel aannemen dat deze complicatie zich ook kan voordoen wanneer er wel een CT-scan is gemaakt, maar deze algemene stelling doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan het in de onderhavige kwestie voorshands aangenomen causaal verband. Daarvoor had het ziekenhuis ten minste moeten aanvoeren om welke specifieke (medische) redenen in het onderhavige geval de (reële) kans bestond dat ook met een CT-scan deze complicatie zich had kunnen voordoen. Dat heeft het ziekenhuis evenwel niet gedaan. Concrete feiten of omstandigheden die zouden kunnen wijzen op het ontbreken van causaal verband, heeft het ziekenhuis niet aangevoerd. Het ziekenhuis zal daarom, bij gebreke van enige terzake dienende stelling, niet tot het leveren van tegenbewijs worden toegelaten. Daarmee wordt het voorshandse oordeel definitief en staat vast dat het onzorgvuldig handelen in condicio sine qua non-verband staat met de opgetreden complicatie die heeft geleid tot het overlijden van [eiser]-[meisjesnaam].

4.7.  Nu de aansprakelijkheid van het ziekenhuis voor het overlijden van [eiser]-[meisjesnaam] is komen vast te staan, zal de rechtbank achtereenvolgens de diverse, door [eiser] gevorderde schadeposten beoordelen.
LJN AZ9274