Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Haarlem 140710 aanprikken hartkamer bij pericardpunctie relatief veelvoorkomende complicatie

Rb Haarlem 140710 aanprikken hartkamer bij pericardpunctie relatief veelvoorkomende complicatie
4.1.   Allereerst dient de vraag te worden beantwoord of [A] toerekenbaar tekort is geschoten bij de medische behandeling van [eiser]. Daarvan is sprake, indien [A] niet heeft gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot onder vergelijkbare omstandigheden mag worden verwacht.

4.2.  Stichting Kennemer Gasthuis heeft in dit verband betoogd dat het katheter aanvankelijk op juiste wijze is geplaatst, en pas later door de autonome bewegingen van de hartspier is verplaatst naar de rechterhartkamer. Zowel de echo die is gemaakt onmiddellijk na de ingreep om 13.30 uur, als de controle echo die om 16.30 uur is gemaakt, als de aanvankelijke afname van het pericardvocht wijzen hierop.

4.3.  [eiser] heeft niet bestreden dat het katheter niet onmiddellijk bij de ingreep, maar pas later in de rechterhartkamer is geraakt, maar stelt dat ook in dat geval sprake is van medisch onzorgvuldig handelen.

4.4.  Aan de deskundige Van Hemel is gevraagd een onderzoek te verrichten. In zijn rapport vermeldt Van Hemel als antwoord bij vraag 1d dat het goed voorstelbaar is dat het katheter in tweede instantie vanuit de pericardholte is gemigreerd door de dunne wand van de rechter kamer in de holte van de rechter kamer.

4.5.  Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank ervan uit dat het katheter is eerste instantie goed is aangelegd, maar dat deze in een later stadium in de rechterhartkamer is geraakt. Nu [eiser] niet heeft onderbouwd waarin het onzorgvuldig handelen van [A] c.q. Stichting Kennemer Gasthuis zou hebben bestaan bij deze gang van zaken, moet zijn vordering reeds hierom worden afgewezen.

4.6.  Ook echter indien zou worden aangenomen dat bij het uitvoeren van de punctie de rechterhartkamer is aangeprikt, leidt dat niet tot de conclusie dat [A] onzorgvuldig heeft gehandeld als hiervoor bedoeld. Daarvoor is het volgende redengevend.

4.7.  Van Hemel bevestigt in zijn deskundigenrapport op bladzijde 2, bij de beantwoording van vraag 1c (hiervoor aangehaald onder r.o. 2.10) dat beschadiging van de rechterhartkamer de meest optredende complicatie is van een pericardpunctie. Volgens de geldende richtlijnen komt deze complicatie voor met een frequentie van 1 tot 10%. De rechtbank begrijpt hieruit dat beschadiging van de rechterhartkamer een relatief vaak voorkomende complicatie is.

4.8.  Ook [C] bevestigt in zijn brief van 31 augustus 2005 (hiervoor aangehaald onder r.o. 2.8) dat zelfs bij een volgens de regels der kunst uitgevoerde pericardpunctie altijd enig risico bestaat op het aanprikken van het hart. Bovendien blijkt uit de brief van [C] dat deze complicatie ook in het hartchirurgisch centrum van het OLVG geregeld voorkomt.

4.9.  Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen meent de rechtbank dat niet kan worden gezegd dat het aanprikken van de rechtkamer in zijn algemeenheid een vermijdbare complicatie bij een pericardpunctie betreft. [eiser] heeft onvoldoende onderbouwd dat het optreden van deze complicatie in dit geval wel vermijdbaar zou zijn. Dit geldt temeer nu uit de gemotiveerde en met stukken onderbouwde stellingen van de Stichting Kennemer Gasthuis - waarmee zij heeft voldaan aan de op haar als ziekenhuis rustende verzwaarde stelplicht - evenmin kan blijken dat de medische behandeling door de cardiologen [A] en [B] zou zijn gebleven onder de geldende norm van een redelijk bekwaam en redelijk handelend cardioloog onder vergelijkbare omstandigheden. Voor zover nodig, wordt dit ook nog eens bevestigd in het rapport van Van Hemel, blz 3 bij de beantwoording van vraag 2 (hiervoor aangehaald onder 2.10): “Uit mijn interview met de cardioloog [A] en de notities uit de status blijkt niet dat er sprake is geweest van onzorgvuldig handelen. Dat sluit overigens een complicatie als hier vastgesteld niet uit.”
Ook [C] onderschrijft in zijn onder 2.8 aangehaalde brief dat [eiser] door de Stichting Kennemer Gasthuis zorgvuldig is behandeld.

4.7  Het door [eiser] aangevoerde gebrek aan ervaring van de Stichting Kennemer Gasthuis met de uitvoering van pericardpuncties kan in ieder geval niet tot de conclusie leiden dat sprake is geweest van onzorgvuldige medische behandeling. Uit zowel het rapport van Van Hemel, op blz 2 bij de beantwoording van vraag 1a, als de brief van [C] blijkt dat de Stichting Kennemer Gasthuis over voldoende ervaring beschikte om de voor uitvering van een pericardpunctie vereiste vaardigheid op peil te houden.

4.8  Gelet op het voorgaande oordeelt de rechtbank dat [A] bij de medische behandeling van [eiser] heeft gehandeld overeenkomstig hetgeen mag worden verwacht van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot onder vergelijkbare omstandigheden. De rechtbank zal het gevorderde daarom afwijzen.
LJN BN0878